Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2017:1871

Gerechtshof Amsterdam
16-05-2017
07-06-2017
200.186.022/01
Ondernemingsrecht
Eerste aanleg - meervoudig

OK. Uitkoopprocedure. Toewijzing van de vordering. Overdracht van de aandelen per 15 september 2016 tegen de geboden prijs van € 123,46, door de Ondernemingskamer zelfstandig vastgesteld. Deze waarde correspondeert met een waarde van de totale onderneming van ruim € 160 miljoen. Uit de stukken blijkt dat dat dit, ongeacht de te hanteren berekeningsmethode (en met toepassing van verschillende multiples), een hoger bedrag is dan de werkelijke waarde van de onderneming. Ook de stukken waarop gedaagde zich beroept wijzen erop dat de waarde van de totale onderneming lager is.

Rechtspraak.nl
AR 2017/2916
ARO 2017/122
JONDR 2017/911
OR-Updates.nl 2017-0185

Uitspraak

arrest

___________________________________________________________________

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ONDERNEMINGSKAMER

zaaknummer: 200.186.022/01 OK

arrest van de Ondernemingskamer van 16 mei 2017

inzake

[A] ,

wonende te [....] ,

EISER,

advocaat: mr. S.M. Maarschalkerweerd, kantoorhoudende te Amsterdam,

t e g e n

1 [B] ,

wonende te [....] ,

advocaat: mr. O.J. Hennis, kantoorhoudende te Amsterdam,

2. de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk

REDMILL PROPERTIES LIMITED,

gevestigd te Godalming, Surrey (Verenigd Koninkrijk),

niet verschenen,

GEDAAGDEN.

1 Het verloop van het geding

1.1

Partijen zullen hierna (ook) als volgt worden genoemd:

eiser [A] ;

gedaagde sub 1 [B] ;

gedaagde sub 2 Redmill Properties.

1.2

[A] heeft bij exploot van 17 december 2015 [B] en Redmill Properties gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Ondernemingskamer van 23 februari 2016 en gevorderd om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,

a. [B] en Redmill Properties te veroordelen het onbezwaarde recht op de door hen gehouden aandelen in het kapitaal van Aspria Holdings B.V. (hierna: Aspria Holdings) over te dragen aan [A] overeenkomstig artikel 2:201a BW;

b. primair: de prijs van de over te dragen aandelen vast te stellen op € 1,00 per aandeel,

subsidiair: de prijs van de over te dragen aandelen vast te stellen op een door de Ondernemingskamer te bepalen prijs per aandeel,

per datum van de dagvaarding dan wel per een door de Ondernemingskamer te bepalen datum;

c. te bepalen dat, zolang en voor zover de prijs niet is bepaald, deze wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum van het arrest tot aan de datum van overdracht of de dag van consignatie van de prijs;

d. te bepalen dat uitkeringen die in het hiervoor onder (c) bedoelde tijdvak op de aandelen betaalbaar worden gesteld, strekken tot gedeeltelijke betaling van de prijs op de dag van betaalbaarstelling;

e. [A] te veroordelen de aldus vastgestelde prijs voor de aandelen, met rente als voormeld, te betalen aan degenen aan wie de aandelen (zullen) toebehoren, tegen levering van het onbezwaarde recht op deze aandelen;

f. gedaagden, voor zover zij verweer voeren, te veroordelen in de kosten van het geding.

1.3

Op de rol van 23 februari 2016 heeft [A] de producties overgelegd en is tegen Redmill Properties verstek verleend.

1.4

[A] heeft op de rol van 1 maart 2016 de originele betekeningsstukken betreffende [B] overgelegd. Op diezelfde rol is vervolgens tegen [B] ook verstek verleend.

1.5

[B] is op 15 maart 2016 alsnog (bij advocaat) in de procedure verschenen en heeft het verstek gezuiverd.

1.6

[B] heeft bij conclusie van antwoord van 24 mei 2016 gevorderd dat de Ondernemingskamer [A] niet-ontvankelijk verklaart althans zijn vordering – voor zover het de te betalen prijs voor de aandelen en de kostenveroordeling betreft – afwijst en in plaats daarvan één of drie deskundigen aanwijst teneinde over de waarde van de over te dragen aandelen te berichten, met veroordeling van [A] in de kosten van de procedure.

1.7

De Ondernemingskamer heeft op 7 juni 2016 een comparitie van partijen gelast die is gehouden op 15 september 2016. Bij die gelegenheid hebben (de advocaten van) [A] en [B] vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt, beiden onder overlegging van (op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden) nadere producties ( [A] producties 11 tot en met 16, [B] productie 15). Een schikking is niet tot stand gekomen. De zaak is verwezen naar de rol van 4 oktober 2016 voor het nemen van een akte aan de zijde van [A] .

1.8

Op 4 oktober 2016 heeft [A] een akte met producties (17 tot en met 19) tevens houdende wijziging van eis genomen. [A] heeft zijn vordering in die zin gewijzigd dat het hiervoor onder 1.2 sub b. vermelde als volgt komt te luiden:

b. primair: indien de Ondernemingskamer de prijs van de over te dragen vaststelt zonder deskundigenonderzoek, de prijs per aandeel te bepalen op € 123,46 dan wel een lagere prijs per aandeel, per een door de Ondernemingskamer te bepalen datum;

subsidiair: indien de Ondernemingskamer de prijs van de over te dragen aandelen vaststelt na een (verkort) deskundigenonderzoek inhoudende dat de deskundige enkel dient te onderzoeken of de waarde per aandeel niet meer bedraagt dan € 123,46, de prijs per aandeel te bepalen op € 123,46 per aandeel of een door de Ondernemingskamer te bepalen prijs, per een door de Ondernemingskamer te bepalen datum;

meer subsidiair: indien de Ondernemingskamer de prijs van de over te dragen aandelen bepaalt na een (volledig) deskundigenonderzoek, de prijs per aandeel vast te stellen op € 1,00 of een andere door de Ondernemingskamer te bepalen prijs per aandeel, per een door de Ondernemingskamer te bepalen datum.

1.9

[B] heeft op 1 november 2016 een antwoordakte met productie (16) genomen. Beide partijen hebben op 15 november 2016 gefourneerd en arrest gevraagd.

2 De feiten

2.1

[A] , [B] en Redmill Properties zijn aandeelhouders in het kapitaal van Aspria Holdings. Laatstgenoemde vennootschap is de holdingmaatschappij van Aspria Groep. De Aspria Groep ontwikkelt en exploiteert sinds 2001 wellness clubs. Aspria Groep heeft thans acht wellness clubs, gevestigd in Brussel, Berlijn, Milaan, Hamburg en Hannover.

2.2

Bestuurders van Aspria Holdings zijn [A] en [C] .

2.3

[A] houdt alle aandelen in het kapitaal van Redmill Properties. [A] en [C] zijn tevens de bestuurders (company directors) van deze vennootschap.

2.4

[B] heeft in 2000, 2006 en 2009 samen met haar toenmalige echtgenoot, de hiervoor onder 2.2 en 2.3 genoemde [C] , aandelen in Aspria Holdings gekocht. Zij is tevens bij Aspria Holdings werkzaam geweest als hoofd Marketing & Spa Development. Na hun echtscheiding in 2010 is [B] niet langer werkzaam bij Aspria Holdings.

2.5

De Aspria Groep levert diensten aan ‘leden’, in overwegende mate op basis van jaarlijkse lidmaatschapscontracten. De vennootschap leed in 2012 € 4 miljoen verlies, in 2013 € 2,7 miljoen verlies en 2014 € 600.000 verlies.

2.6

Een aantal van de toenmalige aandeelhouders (gezamenlijk Apollo te noemen), die gezamenlijk 51% van de aandelen in Aspria Groep hielden, hebben in december 2013 laten weten een exit te willen. Getoonde interesse van derde partijen heeft niet geleid tot een aandelenoverdracht.

2.7

Op de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van 29 mei 2015 is in het kader van een herstructurering van Aspria Holdings onder meer besloten tot (i) wijziging van de statutaire blokkeringsregeling, (ii) verlaging van de nominale waarde van de aandelen van € 1.000 naar € 1,00 en (iii) het creëren van de mogelijkheid tot uitgifte van 1.300.000 preferente aandelen. [B] was opgeroepen voor de vergadering, maar heeft deze niet bijgewoond.

2.8

Op 5 juni 2015 heeft [A] de aandelen overgenomen van de andere grote aandeelhouders (waaronder de 51% van Apollo en circa 10% van [C] ) voor een totale koopsom van € 5,00. [A] heeft voorts verplichtingen van de vennootschap overgenomen, nieuwe leningen aan de vennootschap verstrekt en een bijdrage gedaan aan de terugbetaling van crediteuren van Aspria Group. Een door [A] aan Aspria Group verstrekte lening ad € 1,3 miljoen is omgezet in 1,3 miljoen cumulatief preferente aandelen in het kapitaal van Aspria Holdings. Als gevolg van een en ander heeft [A] zijn belang in Aspria Holdings uitgebreid naar meer dan 98% en is het belang van [B] verwaterd van 0,95% naar 0,0123%.

2.9

Artikel 26 van de op 8 oktober 2015 laatstelijk gewijzigd de statuten van Aspria Holdings heeft betrekking op “Winst. Winstreserves. Agioreserves.” en houdt onder meer in:

26.1 De Vennootschap houdt afzonderlijke winstreserves en agioreserves aan ten behoeve van de houders van klasse A aandelen, de houders van klasse B aandelen, de houders van klasse C aandelen en de houders van preferente aandelen (…).

26.2

Van de behaalde winst in het afgelopen boekjaar wordt op elk preferent aandeel, indien mogelijk, eerst eenn dividend uitbetaald dat gelijk is aan (…) 8% van de nominale waarde (…). Als de winst geen dividenduitkering als in dit lid bedoeld toestaat, dan wordt het onbetaalde gedeelte van het dividend niet betaald uit de winst van het volgende boekjaar of de volgende boekjaren.

26.3

De winst die overblijft na toepassing van artikel 26.2 staat ter beschikking van de Algemene Vergadering (…).

3 De gronden van de beslissing

3.1

[A] heeft zijn vordering gegrond op artikel 2:201a BW. Nu tegen gedaagde sub 2 verstek is verleend, zal de Ondernemingskamer (ook al is [A] zelf aandeelhouder enbestuurder van gedaagde sub 2) op grond van het bepaalde in artikel 2:201a lid 3 BW ambtshalve te onderzoeken of (i) [A] ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Aspria Holdings verschaft en ten minste 95% van de stemrechten van Aspria Holdings vertegenwoordigt en (ii) of hij de vordering heeft ingesteld tegen de gezamenlijke andere aandeelhouders. [B] heeft op deze punten geen verweer gevoerd.

3.2

[A] heeft ter onderbouwing van de stelling dat hij per datum van het uitbrengen van de dagvaarding ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Aspria Holdings verschaft en 95% van de stemrechten vertegenwoordigt onder meer overgelegd (kopieën van):

(1) de volledige en doorlopende tekst van de statuten van Aspria Holdings zoals deze luiden na akte van statutenwijziging van 8 oktober 2015 waaruit onder meer blijkt dat het kapitaal van Aspria Holdings uit verschillende klassen kan bestaan alsook uit preferente aandelen, elk met een nominale waarde van één euro (artikel 4.1) en dat alle aandelen op naam luiden (artikel 4.2). In de statuten is geen afwijking opgenomen van de wettelijke regeling betreffende het stemrecht;

(2) een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel betreffende Aspria Holdings van 11 december 2015, waarin wordt vermeld dat het geplaatste en gestorte kapitaal € 1.316.979 bedraagt;

(3) het aandeelhoudersregister van Aspria Holdings, laatstelijk gewijzigd per 30 oktober 2015, alsmede een verklaring van [C] , bestuurder van Aspria Holdings, van 16 december 2015 waarin hij verklaart dat hij “not aware [is] of any changes to the Shareholders’ Register of [Aspria Holdings] as most recently updated on 30 October 2015”;

(4) een verklaring van mr. D. ter Braak, notaris te Amsterdam, van 11 december 2015 waarin hij verklaart omtrent het geplaatst kapitaal van Aspria Holdings en het aandelenbezit.

3.3

Uit deze stukken blijkt dat het geplaatste aandelenkapitaal van Aspria Holdings € 1.316.979 bedraagt, bestaande uit 1.316.979 aandelen met een nominale waarde van € 1,00 per aandeel. Het geplaatste kapitaal is verdeeld in 7.092 aandelen A, 5.051 aandelen B, 4.836 aandelen C en 1.300.000 preferente aandelen.

3.4

Op grond van voornoemde stukken staat genoegzaam vast dat [A] 13.000.000 preferente aandelen en 161 aandelen C in het kapitaal van Aspria Holdings voor eigen rekening houdt. [B] houdt 162 aandelen C. Redmill Properties houdt 7.092 aandelen A, 5.051 aandelen B en 4.513 aandelen C. Redmill Properties heeft blijkens het aandeelhoudersregister de aandelen verpand aan UBC Bank N.V. te Brussel (België).

3.5

Uit het voorgaande volgt dat [A] ten minste 95% in het geplaatste kapitaal van Aspria Holdings verschaft. Aangezien voorts in de statuten geen afwijkende bepaling is opgenomen ten aanzien van het wettelijke uitgangspunt van evenredigheid van het aantal stemmen aan de deelneming in het geplaatste kapitaal, vertegenwoordigt [A] ook ten minste 95% van het totaal aantal stemrechten van Aspria Holdings. De vordering is in zoverre deugdelijk.

3.6

Voorts blijkt uit de in het geding gebrachte stukken dat [A] alle gezamenlijke andere aandeelhouders (deugdelijk) heeft gedagvaard. De vordering is ook in zoverre deugdelijk.

3.7

Gesteld noch gebleken is dat aan de door gedaagden gehouden aandelen bijzondere rechten inzake de zeggenschap in de vennootschap zijn verbonden, een gedaagde ondanks de vergoeding ernstige stoffelijke schade zou lijden door de overdracht, of [A] jegens een gedaagde afstand heeft gedaan van zijn bevoegdheid de onderhavige vordering in te stellen.

3.8

Op grond van het voorgaande kan de vordering van [A] in beginsel worden toegewezen en resteert nog slechts de vaststelling van de door [A] te betalen prijs voor de over te dragen aandelen.

3.9

Wat betreft de prijs van de aandelen, heeft [A] in eerste instantie overdracht van de aandelen gevorderd tegen de nominale waarde van € 1,00 per aandeel. Na de comparitie heeft [A] zijn eis gewijzigd (verminderd) en, enkel voor het geval de Ondernemingskamer zelfstandig en zonder inschakeling van deskundigen de prijs kan bepalen, de te betalen prijs per aandeel verhoogd naar € 123,46 (hetgeen voor het aandelenpakket van [B] neerkomt op een totaalsom van afgerond € 20.000).

3.10

[A] heeft ter bepaling van de waarde van de aandelen de volgende (kopieën van) stukken overgelegd:

(1) de jaarrekeningen van Aspria Holdings over de boekjaren 2008 tot en met 2015 (2015 nog niet vastgesteld maar wel voorzien van een accountantsverklaring);

(2) de interne halfjaarcijfers van Aspria Holdings over de periode 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016;

(3) een brief d.d. 8 december 2015 van R.T.E. van Dijk, “chartered accountant/registered valuator/forensic court-expert on valuation issues”, verbonden aan PKF Wallast Accountants & belastingadviseurs, met als onderwerp “Indicative valuation of shares in the capital of Aspria Holdings B.V.”, waarin hij onder meer concludeert:

The value of 100% of the shares is negative. Since shareholders are only liable to the value invested, shares cannot have a negative value, the value is therefore € nil. Of course share valuation can include a ‘hope value’ in that the shares could hold a greater value in the future.

For further clarity, by way of example, should nothing negative impact [Aspria Holdings] in the years 2016-2020, except that the debt of € 9.500.000 (including interest) is paid back, [Aspria Holdings] could have a value of € 2.771.000 in 2020 and € 1.538.000 now (based on a WACC of 12,5%):

(…)

The shares can theoretically gain in value because [Aspria Holdings] is financed by loans from the majority shareholder at an applied interest rate that is too low for the actual risk profile or, in other words, is subsidised by the majority shareholder.

Alternatives:

When the wacc is set at 11,12% the value is minus € 6.600.00.

When the capital injection of € 9.500.000 leads to an additional 6% increase in EBIT in 2017 and all years to come the regular 2% - not consistent with management expectations -, the value will be minus € 3.300.000.

Therefore 100% of the shares in [Aspria Holdings] is not worth more than nil. In consequence, also any minority interest in [Aspria Holdings] is not worth more than nil.

(4) een (aanvullende) brief van R.T.E. van Dijk van 25 augustus 2016.

3.11

[B] betwist dat de door [A] geboden prijs van € 123,46 een redelijke prijs betreft voor de aandelen. [B] heeft in het kader van de prijs overgelegd (kopieën van):

(1) een (in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen [B] en [C] opgemaakt) rapport van J. Lane, verbonden aan Saffery Champness (chartered accountants) van 7 juli 2010 waarin hij de “value of Mrs [B] ’ 0.95% shareholding” (zijnde 162 aandelen C) per juni 2010 waardeert op een bedrag tussen € 212.000 en € 372.000.

(2) een brief van E.H. Horlings RA, verbonden aan Horatio Accountants B.V., van 22 april 2016 waarin hij betoogt dat het rapport van PKF Wallast (overgelegd door [A] , zie hiervoor 3.9 sub (2)) niet bruikbaar is en concludeert:

Naar onze mening ligt de waarde van het minderheidsbelang van [ [B] ] tussen 19.090,- (…) en € 29.610,- (…). Wij adviseren op basis van onze voorlopige (“prima facie review”) bevindingen een waarde van € 24.350,-.

(3) een brief van E.H. Horlings RA en drs. E. van der Schans, beiden verbonden aan Horatio Accountants B.V., van 7 september 2016;

(4) een brief van E.H. Horlings RA, verbonden aan (thans genaamd) Horatio schade-auditors B.V., van 31 oktober 2016.

3.12

Uitgangspunt in een uitkoopprocedure op tegenspraak is dat indien de gestelde waarde door de gedaagde wordt betwist, de Ondernemingskamer een deskundige benoemt om de waarde vast te stellen, tenzij de Ondernemingskamer van oordeel is dat zij zelfstandig de prijs kan vaststellen. Dat laatste zal de Ondernemingskamer in deze zaak doen en daartoe overweegt zij als volgt.

3.13

De Ondernemingskamer zal 1 juli 2016 als peildatum hanteren omdat dit, zoals met partijen is besproken ter zitting van 15 september 2016, een praktisch hanteerbare datum is en omdat de Ondernemingskamer op die zitting heeft geconstateerd dat de vordering tot uitkoop in beginsel toewijsbaar is. Bij conclusie van antwoord heeft [B] zich op het standpunt gesteld dat als peildatum een datum zo dicht mogelijk bij de datum van overdracht gekozen zou moeten worden, terwijl [B] in haar akte van 1 november 2016 heeft bepleit dat een peildatum wordt gekozen gelegen vóór de uitgifte van de preferente aandelen in juni 2015. De Ondernemingskamer ziet voor een andere peildatum dan 1 juli 2016 geen goede grond, ook in het licht van hetgeen hierna onder 3.17 nog zal worden overwogen.

3.14

Een waarde per aandeel in het kapitaal van Aspria Holdings van € 123,46, correspondeert met een waarde van de totale onderneming van Aspria Holdings van ruim € 160 miljoen (equity value). Op grond van de overgelegde stukken, met name de financiële informatie van 2012 tot en met 30 juni 2016, concludeert de Ondernemingskamer dat dit, ongeacht de te hanteren berekeningsmethode (en met toepassing van verschillende multiples), een hoger bedrag is dan de werkelijke waarde van de onderneming. Weliswaar ontbreekt informatie over de free cash flow, maar vaststaat dat met een gegeven EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization) van circa € 5 miljoen per jaar, de voor een equity value van € 160 miljoen benodigde free cash flow van € 13 miljoen bij lange na niet wordt gehaald.

3.15

Ook de stukken waarop [B] zich beroept wijzen erop dat de waarde van de totale onderneming van Aspria Holdings lager is dan € 160 miljoen. In het rapport van J. Lane uit 2010 (zie 3.11 sub 1) wordt de 100% equity value van Aspria Holdings gewaardeerd op een range tussen € 22-39 miljoen. In de brief van E.H. Horlings RA van 22 april 2016 (zie 3.11 sub 2) wordt de aandeelhouderswaarde op basis van rentabiliteit gewaardeerd op ruim € 15,6 miljoen en op basis van koers/winstverhoudingen op € 25 miljoen (de in die brief genoemde waarde die aan het minderheidsbelang van [B] toegekend zou kunnen worden, berust op een rekenfout met een factor 10). In de in 3.11 sub 3 en 4 genoemde brieven wordt geen uitspraak gedaan over de waarde van de onderneming van Aspria Holdings op de peildatum. In de laatstgenoemde brief wordt voorgesteld als peildatum 31 december 2014 te hanteren en wordt gesteld dat per die datum de equity value van het belang van [B] (toen nog 0,95%) € 53.000 bedraagt, hetgeen correspondeert met een waarde van de onderneming van € 53 miljoen.

3.16

Gelet hierop concludeert de Ondernemingskamer dat de geboden prijs van € 123,46 hoger is dan de werkelijke waarde per aandeel in het kapitaal van Aspria Holdings. De Ondernemingskamer ziet derhalve geen aanleiding om een deskundige te benoemen en zal zelfstandig de prijs vaststellen op € 123,46 per aandeel in het kapitaal van Aspria Holdings.

3.17

[B] heeft in deze procedure melding gemaakt van haar bezwaren tegen onder meer de verwatering, de gang van zaken voor en gedurende de herstructurering van de vennootschap en de – haars inziens gebrekkige – informatieverstrekking daaromtrent, het verzuim om haar voor iedere algemene vergadering van aandeelhouders op te roepen, de niet-naleving van de statutaire aanbiedingsplicht bij diverse aandelentransacties en de ontwikkeling van de vastgoedactiviteiten buiten Aspria Groep. De advocaat van [B] heeft ter comparitie desgevraagd bevestigd dat [B] (vooralsnog) heeft afgezien van (rechts)maatregelen die ertoe stekken het besluit dat heeft geleid tot de verwatering van [B] in rechte te laten vernietigen en dat in het kader van de onderhavige procedure kan worden uitgegaan van een aandelenbelang van 0,0123%. Er is daarom geen grond om in de onderhavige procedure de herstructurering en de daarmee verband houdende verwatering van het belang van [B] te negeren, bijvoorbeeld door, zoals [B] heeft bepleit, een peildatum te hanteren gelegen vóór de datum van de uitgifte van de preferente aandelen. [B] heeft tevens nog aangevoerd dat zich omstandigheden hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn op de waardering, te weten de herstructurering, de sale-and-lease back constructies, de ontwikkeling van een nieuwe club via een vennootschap van [A] en [C] samen en het buiten de groep plaatsen van verschillende vennootschappen. Voorts heeft zij als verklaring voor het aanzienlijke waardeverlies mogelijk mismanagement genoemd en het mogelijk wegsluizen van opbrengsten naar vennootschappen buiten de holdingstructuur. De Ondernemingskamer acht deze stellingen, mede in het licht van wat [A] in zijn akte na comparitie nog heeft aangevoerd, te speculatief van aard om hier in het kader van de onderhavige procedure nader op in te gaan. Voor een nader onderzoek naar de juistheid van de veronderstellingen van [B] bestaat ook geen reden gelet op hetgeen hierboven is overwogen over de hoogte van de primair gevorderde uitkoopprijs in relatie tot de totale waarde van de onderneming.

3.18

Partijen hebben over en weer veroordeling in de proceskosten gevorderd. De Ondernemingskamer ziet aanleiding de proceskosten te compenseren nu de vordering weliswaar is toegewezen conform het primair door [A] gevorderde, maar [A] zijn vordering heeft verminderd nadat [B] verweer had gevoerd en deze verminderde vordering is toegewezen.

4 De beslissing

De Ondernemingskamer:

veroordeelt gedaagden het onbezwaarde recht op de door ieder van hen gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van de besloten vennootschap Aspria Holdings B.V., gevestigd te Amsterdam, aan [A] , wonende te Londen (Verenigd Koninkrijk), over te dragen;

stelt de prijs van de over te dragen aandelen vast per 1 juli 2016 en wel op € 123,46 per aandeel;

bepaalt dat die prijs, zolang en voor zover deze niet is betaald, wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2016 tot de dag van de overdracht of de dag van consignatie van de prijs met rente overeenkomstig artikel 2:201a BW;

bepaalt dat uitkeringen, in laatstbedoeld tijdvak op de aandelen betaalbaar gesteld, tot gedeeltelijke betaling van de prijs op de dag van betaalbaarstelling strekken;

veroordeelt [A] de vastgestelde prijs, met rente zoals vermeld, te betalen aan degenen aan wie de aandelen toebehoren of zullen toebehoren tegen levering van het onbezwaarde recht op de aandelen;

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en dr. P.M. Verboom en drs. C. Smits-Nusteling RC, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2017.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.