Volgens de Hoge Raad is sprake van ‘onmiddellijk laden en lossen’ als aan de
volgende criteria is voldaan: (1) het bij voortduring uitladen van zaken (2) onmiddellijk nadat
het voertuig tot stilstand is gebracht, (3) gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet
gaan om zaken van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere
wijze dan per auto kunnen worden gehaald of gebracht [voetnoot rechtbank: Uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:445)].
Naar het oordeel van dc rechtbank heeft eiser niet aan zijn bewijslast voldaan. Tegenover de
betwisting door de heffingsambtenaar, die met foto’s aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde
van de controle er geen laad- en losactiviteiten rond de auto waren, heeft eiser zijn stellingen
niet onderbouwd. Eiser heeft de gestelde losactiviteiten niet geconcretiseerd. Daar komt bij
dat het niet gaat om “zaken van enige omvang die op een praktische wijze alleen per auto te
vervoeren zijn”, zoals eiser stelt, maar om zaken die door omvang en gewicht niet of
bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto kunnen worden gehaald en gebracht. Niet
gebleken is dat eisers niet nader gespecificeerde “dozen met persoonlijke spullen” aan dit
criterium voldoen.
Deze beroepsgrond wordt verworpen.