4.1
Bij de bestreden beschikking is (voor zover hier van belang), op verzoek van de raad en de vader, de vader belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , is [de minderjarige] op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van de vorige GI en uithuisgeplaatst bij de oma, beide voor de duur van drie maanden. Het verzoek van de vader de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen is afgewezen, evenals zijn subsidiaire verzoek een andere GI te benoemen. De verzoeken van de oma om haar met de voogdij over [de minderjarige] te belasten, het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij haar te bepalen en een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] te bepalen, zijn afgewezen. Daarbij is ook afgewezen het subsidiaire verzoek van de oma om, in het geval [de minderjarige] niet bij haar zijn hoofdverblijf zal hebben, een omgangsregeling tussen haar en [de minderjarige] vast te stellen waarbij zij [de minderjarige] om de week en de helft van alle schoolvakanties en feestdagen bij zich zal hebben.
4.2
De oma verzoekt na wijziging en aanvulling van haar verzoeken in hoger beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre;
I. de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen totdat het hof een uitspraak in hoger beroep heeft gedaan, althans tot een tijdstip als het hof juist acht
en/of een tussentijds geldende omgangsregeling vast te stellen die inhoudt dat [de minderjarige] vooralsnog bij de oma zijn hoofdverblijf zal hebben en bij de vader zal zijn gedurende een weekend per twee weken (en tijdens de vakanties in overleg te bepalen) en daartoe, indien en voor zover noodzakelijk, [de minderjarige] uit huis te plaatsen bij de oma, althans een zodanige regeling te treffen die het hof juist acht;
II. te bepalen dat er alsnog een contra-expertise of deskundigenonderzoek wordt gehouden, zoals een perspectiefonderzoek van Timon, om te onderzoeken wat het belang van [de minderjarige] vergt ter zake zijn hoofdverblijf en omgangsregeling, zoals doch niet uitsluitend ten aanzien van de opvoedcapaciteiten en emotionele beschikbaarheid van de vader en de rouwverwerking van [de minderjarige] ;
III. a. af te wijzen het verzoek van de vader om met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te worden belast;
b. toe te wijzen het verzoek van de oma om met de voogdij te worden belast (althans de GI met de voogdij te belasten) en het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de oma te bepalen;
c. het verzoek van de oma om een omgangsregeling vast te stellen tussen [de minderjarige] en ofwel de vader ofwel de oma (afhankelijk van de vraag bij wie [de minderjarige] zijn hoofdverblijf zal hebben) toe te wijzen, opdat [de minderjarige] gedurende een weekeinde per twee weken, van
ofwel (indien en zolang [de minderjarige] in [plaats A] schoolgaand/woonachtig is) vrijdag (uit school) tot maandagochtend naar school bij de oma zal zijn en waarbij de oma [de minderjarige] op vrijdag uit school haalt en op maandag naar school brengt;
ofwel (indien [de minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vader heeft en niet langer in [plaats A] woonachtig/schoolgaand zal zijn) de vader [de minderjarige] op vrijdag bij de oma brengt (na het avondeten, rond 19.00 uur) en de oma [de minderjarige] op zondag terugbrengt bij de vader (na het avondeten, rond 19.00 uur);
en voorts [de minderjarige] tijdens de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de oma althans de vader zal zijn, waarbij de vader de eerste helft van iedere schoolvakantie [de minderjarige] bij zich heeft en de oma de tweede helft, waarbij de kerstdagen aldus worden gedeeld dat [de minderjarige] op eerste kerstdag bij de oma zal zijn vanaf 12.00 uur en op tweede kerstdag vanaf 12.00 uur bij de vader zal zijn,
althans gedurende door het hof in goede justitie te bepalen perioden,
en daarbij belcontacten vast te stellen, twee maal per week, tussen [de minderjarige] en de oma indien [de minderjarige] bij de vader zijn hoofdverblijf zal houden, telkens om 19.00 uur, op dinsdagen en donderdagen,
alsook daarbij een informatieregeling vast te stellen, op grond waarvan de vader regelmatig (en in ieder geval eens per maand) de relevante informatie en bijzonderheden over het welzijn en de persoon van [de minderjarige] aan oma verstrekt en bericht hoe het met [de minderjarige] gaat, zoals doch niet uitsluitend ter zake school, zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en medische bijzonderheden.
4.3
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het verzoek van de oma om de werking van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking te schorsen en/of een tussentijdse omgangsregeling vast te stellen zoals genoemd onder punt I van het petitum, niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen;
het verzoek van de oma onder punt II om een contra-expertise of deskundigenonderzoek te gelasten, niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen;
het verzoek van de oma om de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar verzoeken onder punt III van haar petitum toe te wijzen, niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.