Het hof volgt [appellant] niet in zijn betoog. Het is aan [appellant] om te bewijzen dat een aanrijding heeft plaatsgevonden waarvoor hij aansprakelijk is zodat Delta Lloyd op grond van de polis de schade moet vergoeden. Delta Lloyd stelt dat er sprake is van een geënsceneerde aanrijding en derhalve van fraude, en draagt hiervan de bewijslast. Het bewijsvermoeden dat de rechtbank heeft aangenomen heeft in deze bewijslastverdeling geen verandering gebracht. Het is dus niet juist, zoals [appellant] stelt, dat er sprake is van een ongegronde verzwaring van de bewijslast van [appellant] .
De opdracht aan OAN was, blijkens de beschrijving daarvan in het rapport van 3 september 2018, te onderzoeken of de door betrokkenen opgegeven aanrijding wel of niet heeft of kan hebben plaatsgevonden, en zo ja, in hoeverre de schadebeelden passen bij de opgegeven toedracht. De door [appellant] en [X] beschreven toedracht, in combinatie met het schadebeeld, diende dan ook als uitgangspunt voor het onderzoek te worden genomen. Het rapport van 3 december 2018 en het aanvullende rapport van OAN van 17 december 2018 zijn gebaseerd op de door [appellant] in zijn interview met OAN op 18 juni 2018 gegeven verklaring zoals weergegeven in het eindvonnis in rov. 2.5: “Ik reed best wel snel. Ik vermoed 50 km/uur. Ik denk dat ik met die snelheid ook de kruising op ben gereden. Ik ben rally coureur geweest en rij dus meestal wel vlot.”
Eerst tijdens het getuigenverhoor op 24 oktober 2019, nadat de rechtbank in het tussenvonnis heeft geoordeeld dat voorshands is bewezen dat sprake is van een opzetaanrijding, heeft [appellant] verklaard: “Mijn gereden snelheid is nooit 50 km/uur geweest”. Dat [appellant] in oktober 2019 is teruggekomen op zijn verklaring van juni 2018 kan niet tot de conclusie leiden dat OAN in het aanvullende rapport van december 2018 ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat de botssnelheid 50 km/uur was, en evenmin tot de conclusie dat de rechtbank in het tussenvonnis van augustus 2019 het bewijsvermoeden niet aan het OAN rapport had mogen ontlenen. Dat OAN zelf concludeert dat het schadebeeld niet te rijmen is met een dergelijke snelheid, doet aan dat uitgangspunt niet af. Integendeel, hiermee onderbouwt OAN de conclusie dat de beschreven toedracht niet verenigbaar is met de technische feiten. De stelling van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de ongefundeerde conclusie dat de Volvo meters vooruitgeschoven is, berust op een onjuiste lezing van het rapport. OAN heeft in dat rapport berekend hoeveel meter de Volvo vooruitgeschoven zou zijn bij een snelheid van 50 km/uur, en geconcludeerd dat ook deze verschuiving niet te rijmen is met de verklaringen van betrokkenen.
OAN heeft daarnaast nog een aantal andere discrepanties vastgesteld tussen de verklaringen van [appellant] en [X] en haar technische bevindingen. Zo blijkt bijvoorbeeld na uitlezen van de boardcomputer van de Volkswagen dat deze om 21:24 uur tot stilstand is gebracht en zes minuten later weer is gestart. Vier minuten daarna is de Volkswagen gecrasht. Gelet op de tijd tussen het starten en de crash kan geconcludeerd worden dat de auto al om 21:24 uur op de ongevalslocatie is stilgezet, en dat 10 minuten daarna de aanrijding plaatsvond. Dit strookt niet met de (oorspronkelijke) verklaringen van de betrokkenen. [appellant] heeft voor deze discrepanties geen voldoende verklaring gegeven. Hierbij komt dat de rechtbank het bewijsvermoeden niet uitsluitend heeft gebaseerd op uit de OAN rapportage blijkende aanwijzingen dat de aanrijding in technische zin niet kan hebben plaatsgevonden zoals door [appellant] gesteld, maar ook op de tegenstrijdige verklaringen van [appellant] en [X] over de plaats waar [X] zich bevond op het moment van de aanrijding en kort daarna. [appellant] heeft in hoger beroep niets aangevoerd waaruit bedoelde tegenstrijdigheden worden verklaard. De door [appellant] geschetste omstandigheden dat hij voorafgaand aan de aanrijding een verkeerde afslag had genomen, oververmoeid en weinig oplettend was en in paniek verkeerd schakelde en om die reden de Volkswagen van [X] een tweede keer raakte bieden geen verklaring voor de tegenstrijdige verklaringen. Dat [appellant] door tijdsverloop, ziekte in 2011 waarvan hij nog steeds (ernstige) hinder ondervindt en stress niet meer precies weet hoe sommige dingen zijn gegaan, maken het vorenstaande naar het oordeel van het hof niet anders. Grieven 1 en 2 falen.