Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2022:2978

Gerechtshof Amsterdam
15-07-2022
24-10-2022
23-003055-19
Strafrecht
Hoger beroep

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vissen en varen in het Natura 2000-gebied waar dit niet was toegestaan. Voorts heeft de verdachte een aantal keren gevaren zonder - samengevat - volledig operationele VMS- en AIS-systemen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-003055-19

datum uitspraak: 15 juli 2022

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 81-017192-18 en 81-020130-19 tegen

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1976,

adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

1 juli 2022.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Zaak A (parketnummer 81-017192-18):

1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks 27 maart 2017 tot en met 30 maart 2017, in elk geval in maart 2017, op de Noordzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met het verbod en/of de beperking van de toegang tot het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone, zoals bedoeld in Besluit van 25 februari 2009 (Stcrt. 2009, 38) en/of het “Toegangbeperkend Besluit Noordzeekustzone zones I t/m III", immers heeft hij, verdachte, in het Natura 2000 gebied, Rottum zone 1 West, gevist en/of gevaren, in elk geval een of meer activiteiten verricht;


2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks 27 maart 2017 tot en met 30 maart 2017, in elk geval in maart 2017, op de Noordzee, op de Noordzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 9, tweede en/of zesde lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, het in artikel 9 tweede lid EU 1224/2009 bedoeld satellietvolgsysteem en/of vaartuigdetectiesysteem (VMS) niet te allen tijde volledig bedrijfsklaar gehad en/of niet gezorgd dat de in artikel 19, lid 1 EU 404/2001, bedoelde gegevens werden doorgegeven en/of dat systeem operationeel bleef;

3.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks 27 maart 2017 tot en met 30 maart 2017, op de Noordzee, in elk geval in maart 2017, op de Noordzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 m) niet uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974, en/of niet ervoor gezorgd dat dat systeem operationeel bleef.

Zaak B (parketnummer 81-020130-19):

1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 15 mei 2017 tot en met 12 juli 2017, op de Noordzee en/of Waddenzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , al dan niet opzettelijk, (telkens) in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, (telkens) dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15meter) niet uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974, en/of niet ervoor gezorgd dat dat systeem operationeel bleef;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet heeft gevist in het Natura 2000-gebied, te weten Rottum zone I West, maar louter er “doorheen heeft gestoomd” (het hof begrijpt: gevaren) om op zijn bestemming aan te komen.
Daarnaast heeft hij verklaard dat het zo kan zijn dat hij in de tenlastegelegde periodes wel eens het Automatic Identification System (hierna: AIS) heeft uitgeschakeld om te voorkomen dat hij werd gevolgd door vissers uit Urk, omdat dit negatieve gevolgen zou hebben voor zijn inkomsten als garnalenvisser. Dit geldt echter niet voor het Vessel Monitoring System (hierna: VMS). Dit systeem kan niet handmatig worden uitgezet en door hemzelf niet kan worden gecontroleerd of dit systeem daadwerkelijk operationeel is, aldus de verdachte.

Het hof is van oordeel dat hetgeen door de verdachte in hoger beroep naar voren is gebracht wordt weerlegd door de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Met betrekking tot het verweer van de verdachte dat het VMS niet handmatig kan worden uitgezet overweegt het hof dat de verdachte wel de mogelijkheid heeft de stroomtoevoer te onderbreken. In elk geval heeft de verdachte de verplichting het VMS operationeel te houden door (onder andere) te zorgen voor stroomtoevoer. Uit het dossier blijkt echter dat het VMS enige tijd geen stroom heeft gehad. En kennelijk was het VMS evenmin voorzien van een reservestroombron die automatisch werd ingeschakeld toen de hoofdstroom werd uitgeschakeld of defect raakte, zoals verplicht is gesteld in artikel 102, derde lid, onder c, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Het verweer van de verdachte gaat daarom niet op.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A en zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Zaak A (parketnummer 81-017192-18):

1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 27 maart 2017 tot en met 30 maart 2017, op de Noordzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , opzettelijk in strijd heeft gehandeld met het verbod en de beperking van de toegang tot het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone, zoals bedoeld in Besluit van 25 februari 2009 (Stcrt. 2009, 38) en het “Toegangbeperkend Besluit Noordzeekustzone zones I t/m III", immers heeft hij, verdachte, in het Natura 2000 gebied, Rottum zone 1 West, gevist en gevaren;

2.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 27 maart 2017 tot en met 30 maart 2017, op de Noordzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , opzettelijk in strijd heeft gehandeld met artikel 9, tweede lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, de in artikel 9 tweede lid EU 1224/2009 bedoelde satellietvolgapparatuur (VMS) niet te allen tijde volledig bedrijfsklaar gehad en niet gezorgd dat de in artikel 19, lid 1 EU 404/2001, bedoelde gegevens werden doorgegeven en dat het systeem operationeel bleef;

3.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 27 maart 2017 tot en met 30 maart 2017, op de Noordzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , opzettelijk in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, er niet voor gezorgd dat het automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974 waarmee dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 meter) was uitgerust, operationeel bleef.

Zaak B (parketnummer 81-020130-19):

1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 15 mei 2017 tot en met 12 juli 2017, op de Noordzee en Waddenzee, in of nabij de gemeente Schiermonnikoog, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vaartuig01] , genaamd [naam01] , opzettelijk, (telkens) in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, er niet voor gezorgd dat het automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974 waarmee dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 meter) was uitgerust, operationeel bleef.

Hetgeen in de zaak met parketnummer 81-017192-18 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 81-020130-19 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2.5 van de Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan.

Het in zaak A onder 2 en onder 3 en het in zaak B bewezenverklaarde levert (telkens) op:

overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3a van de Visserijwet 1963, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 5.000,00, waarvan € 2.500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vissen en varen in het Natura 2000-gebied waar dit niet was toegestaan. Daarmee heeft hij de natuur ernstig benadeeld en wet- en regelgeving omtrent de bescherming van flora en fauna moedwillig terzijde geschoven. Voorts heeft de verdachte een aantal keren gevaren zonder - samengevat - volledig operationele VMS- en AIS-systemen gevaren. Het VMS wordt in de commerciële visserij gebruikt om instanties in staat te stellen de activiteiten van vissersvaartuigen te volgen en controleren. Onder meer concurrentievervalsing kan hiermee worden bestreden. Het AIS is bedoeld om autoriteiten en schepen onderling informatie, zoals de positie en koers van het schip te geven en draagt zo bij aan de veiligheid van het scheepvaartverkeer. De verdachte heeft hierop een inbreuk gemaakt door op de Noordzee en/of Waddenzee te varen zonder dat deze systemen volledig operationeel waren.

Mede vanuit het oogpunt van normbevestiging en de perikelen binnen de vissector is het hof - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd - van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geldboete.

Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een geldboete van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:

9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,

1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,

2.5

van de Wet natuurbescherming,

2 van het Toegangbeperkend Besluit Noordzeekustzone zones I t/m III,

3a van de Visserijwet 1963,

3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977,

102 en 103 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij,

9 en 10 van de Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 en

20 van de Verordening (EG) nr. 404/2011 van de Raad van 8 april 2011.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
81-017192-18 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 81-020130-19 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 81-017192-18 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 81-020130-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis .

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren , indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis .

Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 30 (dertig) uren , indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. R.D. van Heffen en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juli 2022.

mr. P.H.M. Kuster en mr. B.K.M. Pouw zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.