4.1.
Bij de bestreden beschikking is - voor zover van belang - bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 28 september 2020 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen van € 17,- per kind per maand. Voorts heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen gelast. In dat kader heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald:
- ten aanzien van de echtelijke woning en de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen bij de Rabobank kort samengevat:
- -
dat de man binnen één week na de beschikking van de rechtbank een selectie van drie makelaarskantoren naar de vrouw zal sturen, na ontvangst waarvan de vrouw binnen één week uit die selectie de taxateur kiest. Partijen zullen binnen één week na de selectie een opdracht geven tot taxatie van de woning, waarbij de taxateur de woning taxeert op een voor partijen bindende, marktconforme taxatiewaarde.
- -
dat de vrouw de woning zal overnemen tegen de getaxeerde waarde, onder de voorwaarde dat zij binnen twee maanden na de taxatie (schriftelijk) aantoont dat zij de woning kan financieren en dat de bank de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldleningen zal ontslaan. De vrouw zal in dat geval de op de woning rustende hypothecaire geldleningen geheel voor haar eigen rekening nemen en als eigen schuld voldoen;
dat bij overname van de woning door de vrouw, de vrouw aan de man een bedrag verschuldigd is ter hoogte van de helft van de overwaarde van de woning;
- dat indien de vrouw niet (tijdig) erin slaagt de woning over te nemen, de woning zal worden verkocht, waarbij partijen binnen vier weken een opdracht zullen geven aan het geselecteerde makelaarskantoor, tegen een door partijen overeen te komen vraagprijs.
- ten aanzien van de drie appartementen in Turkije:
- dat de verkoopopbrengst aan de man wordt toegedeeld en de man wordt veroordeeld
om de vrouw uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 40.957,78 te voldoen.
De verzoeken van de vrouw te bepalen dat de man aan haar de helft van de vaste lasten dient te voldoen vanaf het moment dat de man uit de woning is vertrokken, dan wel vanaf het moment van ontbinding van de gemeenschap en dat de man de helft van de taxatie (toevoeging hof: van de eerste taxatie van de echtelijke woning) aan haar dient te voldoen, zijn afgewezen.
Het verzoek van de vrouw de man te veroordelen aan haar de helft van de kosten van het onderzoek naar de appartementen in Turkije ad € 1.400,- te betalen, is eveneens afgewezen.
4.2.
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
- de man te veroordelen om de helft van de vaste lasten vanaf november 2020, dan wel vanaf het moment van ontbinding van de gemeenschap tot het moment van de feitelijke verdeling van de boedel te voldoen aan de vrouw;
- de man te veroordelen om de helft van de taxatiekosten (toevoeging hof: van de eerste taxatie van de echtelijke woning), zijnde € 217,50 te voldoen aan de vrouw, dan wel dat partijen de kosten van beide taxaties ieder voor zijn eigen rekening neemt;
- de man te veroordelen de onderzoekskosten van € 1.400,- naar de appartementen in Turkije aan de vrouw te voldoen;
- te bepalen dat de man door verzwijging op grond van artikel 3:194 lid 2 BW de verkoopopbrengsten van de appartementen in Turkije heeft verbeurd en derhalve de gehele verkoopopbrengst van de appartementen van € 81.915,56 toe te delen aan de vrouw.
4.3.
De man verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
In incidenteel hoger beroep verzoekt hij, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
de kinderalimentatie van alle kinderen vast te stellen op nihil (het hof begrijpt: het inleidend verzoek van de vrouw tot kinderalimentatie alsnog af te wijzen);
- de waarde van de appartementen in Turkije te bepalen op € 47.207,79;
- te bepalen dat de man geen bedrag van € 40.957,18 aan de vrouw hoeft te voldoen, daar er geen verdeling van de appartementen dan wel de verkoopopbrengst dient te zijn omdat gemeenschapsschulden zijn afgelost met de verkoopopbrengst van deze appartementen;
althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.