Van het incident zijn camerabeelden gemaakt met camera's van PostNL. In een proces-verbaal van bevindingen, dat door een verbalisant van de politie is opgesteld, zijn deze beelden beschreven. Hieruit volgt - samengevat - dat [appellant] , nadat hij [geïntimeerde] naar de toegangspoort tot het terrein is gevolgd, bijna een halve minuut voor de bestuurdersdeur van de bestelbus staat en wijst naar [geïntimeerde] , dat [geïntimeerde] vervolgens uitstapt en dat [appellant] een aantal secondes op korte afstand van [geïntimeerde] blijft staan en wijzende bewegingen naar de bestelbus maakt. [geïntimeerde] draait zich dan om en opent de bestuurdersdeur, draait zich abrupt weer om en kijkt weer in de richting van [appellant] . [geïntimeerde] duwt [appellant] vervolgens met kracht naar achteren, waarna [appellant] zijn helm afzet. [geïntimeerde] loopt in de richting van [appellant] , die naar achteren loopt en naar [geïntimeerde] wijst. Die maakt een slaande beweging naar de hand van [appellant] . Het volgende moment pakt [appellant] het T-shirt van [geïntimeerde] vast en slaat hem met zijn helm op diens hoofd, welke klap [geïntimeerde] probeert af te weren. Dan pakt [geïntimeerde] de hand van [appellant] vast en ontstaat een worsteling waarin [geïntimeerde] met zijn rechtervuist op de linkerkant van het hoofd van [appellant] slaat waardoor [appellant] zijn evenwicht verliest en naar rechts valt (maar wel blijft staan). Dan slaat [geïntimeerde] [appellant] nogmaals met zijn rechtervuist ditmaal tegen het linker oog van [appellant] waardoor [appellant] wankelt.
Dan begint een omstander zich met de situatie te bemoeien. Wanneer [appellant]
wegloopt volgt [geïntimeerde] hem en slaat hij [appellant] met zijn vlakke hand op diens
hoofd. Door de klap duikt [appellant] ineen, hij probeert weg te lopen. Dan stopt
[appellant] en probeert hij met gestrekte rechterarm [geïntimeerde] van zich af te houden.
[geïntimeerde] pakt de rechterhand van [appellant] vast en met zijn andere hand diens nek.
Hij duwt [appellant] naar de grond en maakt zwaaiende bewegingen naar het hoofd
van [appellant] , waarna [appellant] op de grond valt. Bij een poging op te staan, slaat
[geïntimeerde] [appellant] op het achterhoofd. Als [appellant] wegloopt probeert een omstander
[geïntimeerde] tegen te houden wat niet lukt. Dan ontstaat tussen partijen discussie over
de helm die [appellant] oppakt, waarna [geïntimeerde] hem in het gezicht slaat. [appellant] grijpt
naar zijn rechteroor. [geïntimeerde] raakt met een omstander in gesprek en loopt weer
naar zijn bestelbus waarna hij de toegangspoort opent via de aanmeldzuil en het
terrein van Post NL oprijdt.