GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 22/00414
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
[X]
, wonende in Portugal, belanghebbende,
(gemachtigde: [A] )
tegen de uitspraak van 20 mei 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/35 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft belanghebbende voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 131.922, alsmede een boete van € 40.000 en bij beschikking is € 6.927 belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag ib/pvv 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 58.900 en de belastingrente dienovereenkomstige verlaagd. De boete is verminderd tot een bedrag van € 12.500.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 20 mei 2022 heeft de rechtbank het volgende beslist:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing omtrent de vergrijpboete;
- vermindert de vergrijpboete tot € 10.602; en
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.”
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 juni 2022 en aangevuld bij brieven van 20 juni 2022 en van 1 juli 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiser was adviseur en accountant-administratieconsulent in Nederland en heeft de opleidingen SPD 1 en SPD 2 afgerond. Eiser had een eenmanszaak in Nederland en werkte vanaf de jaren ‘70 samen met zijn huidige gemachtigde. De eenmanszaak is in 1980 omgezet naar Accountantskantoor [X] B.V. Omstreeks 2001 is eiser gestopt met zijn werkzaamheden bij het voornoemde accountantskantoor en in 2006 heeft hij zijn aandelen in Accountantskantoor [X] B.V. verkocht.
2. Eiser is sinds 2006 woonachtig te [Z] , gelegen in de gemeente [gemeente] te Portugal. In 2012 verrichtte eiser geen werkzaamheden in Nederland en was hij buitenlands belastingplichtige voor de inkomstenbelasting.
3. Eiser heeft sinds 2 mei 1973 een onroerende zaak in zijn bezit, te weten een stuk grond in [plaats] ter grootte van 5.68 hectare. In 2013 heeft eiser een omzetbelastingnummer aangevraagd in verband met de verkoop van een deel van de onroerende zaak.
4. Voor de jaren 2006 tot en met 2008, alsmede het jaar 2013 heeft eiser aangiften ib/pvv ingediend. In deze aangiften ib/pvv heeft eiser de waarde van de onder rechtsoverweging 3 genoemde onroerende zaak in box 3 opgenomen. Over de jaren 2009 tot en met 2012 heeft eiser geen aangifte ib/pvv ingediend.”
2.2.
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en voegt daar het volgende aan toe.
2.3.
Belanghebbende heeft in het hem met betrekking tot 2012 toegezonden formulier Opgaaf wereldinkomen (het NinBi-formulier) uitsluitend € 46.292 aan “wereldinkomen uit werk en woning in 2012” opgegeven en geen enkel voordeel uit sparen en beleggen vermeld.
2.4.
De rechtbank heeft wegens tijdsverloop de boete verlaagd naar € 10.602.
4 Beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1.
Belanghebbende heeft, hoewel daartoe verplicht (art. 6 lid 3 AWR in verbinding met art. 2 Uitv.reg. AWR), niet verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte.
4.2.
De inspecteur heeft door er op te wijzen dat belanghebbende in het NinBi-formulier 2012 geen enkele melding heeft gemaakt van enig voordeel uit sparen en beleggen naar het oordeel van het Hof overtuigend aangetoond dat belanghebbende dermate nalatig is geweest bij het nakomen van zijn verplichtingen dat het aan zijn in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Belanghebbende heeft de inspecteur daardoor immers informatie onthouden waarom in dat formulier onmiskenbaar is verzocht en ten aanzien waarvan redelijkerwijs niet kan worden betwijfeld dat zij - al dan niet nadat belanghebbende alsnog was uitgenodigd tot het doen van aangifte - tot belastingheffing zou hebben geleid indien deze wel zou zijn gegeven.
4.3.
Indien belanghebbende, zoals hij eerst ter zitting van het Hof heeft verklaard, meende het formulier naar “Portugese maatstaven” te kunnen invullen, maakt dit – ook indien juist, en wat er ook moge wezen van die maatstaven – niet anders. Het formulier bevat geen enkel aanknopingspunt voor deze opvatting. Integendeel, het formulier vermeldt uitdrukkelijk: “Let op! Vermeld het totaal van uw Nederlandse en niet-Nederlandse inkomen”. Redelijkerwijs bestaat er ook geen grond bij opgave van het wereldinkomen aan de Nederlandse fiscus voor de vraag wanneer sprake is van inkomen uit te gaan van “Portugese maatstaven”, zeker niet nu het formulier uitdrukkelijk vraagt naar het bedrag van de rendementsgrondslag en het heffingsvrij vermogen (vraag 4a en vraag 4b). Dat het formulier desalniettemin anders moet of kan worden uitgelegd is dermate onwaarschijnlijk dat indien belanghebbende desalniettemin van dergelijke maatstaven uit is gegaan zonder ter zake enig onderzoek te verrichten hij zo ernstig nalatig heeft gehandeld dat dit het oordeel dat zijnerzijds sprake is van grove schuld slechts onderschrijft.
4.4.
Het Hof acht de hoogte van de boete, rekening houdend met de vermindering door de rechtbank in verband met een overschrijding van de redelijke termijn, in overeenstemming met het verwijt dat belanghebbende wordt gemaakt. Er zijn geen (nieuwe) feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven de boete verder te matigen. De boete is passend en geboden.
4.5.
Met betrekking tot de belastingrente heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“24. In een geval als het onderhavige, waarin inkomstenbelasting is nagevorderd, heeft de belastingrente als grondslag het te betalen bedrag aan belasting (artikel 30fc, tweede lid, van de AWR). Uit de stukken van geding blijkt niet dat verweerder in strijd met dit voorschrift het bedrag van de boete heeft begrepen in de grondslag voor de belastingrente. Voor een vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente naar aanleiding van de matiging van de boete bestaat daarom geen grond.”
Deze overweging van de rechtbank is juist. Het Hof maakt die overweging tot de zijne.
4.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.
6 Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. de Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 4 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.