Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2024:3663

Gerechtshof Amsterdam
24-12-2024
27-01-2025
23-000417-21
Strafrecht
Hoger beroep

Feitelijk leidinggeven opzettelijk niet meewerken controles BD en niet (volledig) verstrekken admi. Bevestiging vonnis behalve t.a.v. strafoplegging en aanvulling overwegingen. Beroep op vertrouwensbeginsel verworpen. Bij straftoemeting gelet op benadelingsbedrag en PO (vte is ernstig ziek). TS 240 uren + geheel vw. GS 6 maanden. Overschrijding RT te wijten aan vte.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-000417-21

datum uitspraak: 24 december 2024

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 81-032819-20 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

12 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het door de verdediging gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer als volgt aanvult.

Door de verdediging is de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, omdat de verdachte mocht vertrouwen op de toezegging van de belastinginspecteur dat het boekenonderzoek zou worden afgerond zodra de coronamaatregelen zouden zijn opgeheven en dat dus niet tot strafvervolging zou worden overgegaan. In aanvulling op de overwegingen van de rechtbank op dit punt overweegt het hof dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij geen toezegging heeft gehad dat hij niet strafrechtelijk vervolgd zou worden; de toezegging die wel zou zijn gedaan zag enkel op het alsnog afronden van het boekenonderzoek. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte in die omstandigheden geen beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt en dat het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte dient te worden verworpen.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, indien niet naar behoren uitgevoerd te vervangen door 40 dagen hechtenis.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren wordt opgelegd, inhoudende dat de verdachte gedurende deze periode het recht wordt ontzegd om het beroep uit te oefenen van administrateur, boekhouder, financieel en/of fiscaal dienstverlener dan wel adviseur.

De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met een volledig voorwaardelijke taakstraf of een geldboete. Onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de verdediging gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en/of taakstraf het leven van de verdachte ernstig zou ontwrichten.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich gedurende zo’n anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet meewerken aan controles door de Belastingdienst en het niet (volledig) verstrekken van administratie aan de Belastingdienst door [BV 1] B.V. en [BV 2] B.V., rechtspersonen waarvan de verdachte enig aandeelhouder en bestuurder is, terwijl dit ertoe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven. Dit terwijl de verdachte veelvuldig in de gelegenheid is gesteld de (volledige) administratie ten aanzien van beide rechtspersonen aan de fiscus over te leggen. De inlichtingenplicht van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen beoogt de fiscus in staat te stellen om zijn controlerende taak naar behoren uit te oefenen en de juiste belastingaanslagen op te leggen, dan wel de juistheid van reeds gedane aangiften te onderzoeken. De verdachte heeft echter de Belastingdienst gedurende langere tijd aan het lijntje gehouden en heeft daarmee diens controlerende taak op ontoelaatbare wijze gefrustreerd.

Het hof rekent dit de verdachte aan. Ten nadele van de verdachte neemt het hof bovendien in aanmerking dat hij tot op de dag van vandaag geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt en het kwalijke daarvan niet lijkt in te zien.

Anders dan de rechtbank in het vonnis waarvan beroep heeft overwogen, is het hof van oordeel dat in het kader van de straftoemeting rekening kan worden gehouden met een benadelingsbedrag van ruim

€ 170.000,00, zoals blijkt uit het proces-verbaal betreffende nadeelberekening van 6 juli 2022, welk bedrag in naheffingsaanslagen aan de rechtspersonen is opgelegd. In de oriëntatiepunten fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt bij een dergelijk benadelingsbedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen tot twaalf maanden als uitgangspunt genomen. Het hof onderschrijft dit uitgangspunt. De door de rechtbank opgelegde straf doet dan ook geen recht aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde.

Het hof houdt bij de uiteindelijke straftoemeting echter in belangrijke mate rekening met de omstandigheid dat de verdachte in de fase van het hoger beroep ernstig ziek is geworden; hij is gediagnosticeerd met longkanker, stadium 4, met uitzaaiingen in de hersenen en de milt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij palliatief behandeld wordt, dat hij immuuntherapie ondergaat en dat niet bekend is hoe lang hij nog te leven heeft. Het hof ziet in het voorgaande reden om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij heeft het hof acht geslagen op het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 november 2024 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Anderzijds werkt de verdachte volgens zijn eigen opgave en ondanks zijn ziekte wél veertig uren per week en is hij jeugdtrainer geworden bij een voetbalclub.

Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Het hof legt een voorwaardelijke gevangenisstraf op om de ernst van het feit te benadrukken en de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

Het hof ziet geen aanleiding tot oplegging van een beroepsverbod, omdat de verdachte de bewezen verklaarde feiten niet heeft begaan uit hoofde van zijn beroep.

Redelijke termijn

Met betrekking tot de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, overweegt het hof ambtshalve als volgt. In eerste aanleg is de redelijke termijn niet overschreden. Het hoger beroep is ingesteld in februari 2021. Nu het hof uitspraak doet op 24 december 2024, is de redelijke termijn van twee jaren per instantie in hoger beroep met ruim één jaar en tien maanden overschreden. Het hof is echter van oordeel dat deze overschrijding voor rekening van de verdachte dient te komen omdat de zaak (herhaaldelijk) op zijn verzoek en in verband met aan zijn zijde gelegen redenen is aangehouden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 52, 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van

mr. L.M. van Leeuwen en mr. H. Bakker, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2024.

De griffier mr. H. Bakker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.