De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de zorgregeling, het gezag en de kinderalimentatie.
Na wijziging van zijn verzoeken verzoekt de vader het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, (naar het hof begrijpt):
PRIMAIR
I. een contra-expertise op grond van artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te gelasten, uit te voeren door een daartoe door de richtlijn aangewezen deskundige, naar de oorzaak van de problematiek binnen dit gewezen gezin, althans een contra-expertise te gelasten met een dusdanige invulling die het hof juist acht en binnen een tijdslimiet die het hof juist acht, en dat in afwachting daarvan de zaak wordt aangehouden tot een nader op korte termijn te bepalen mondelinge behandeling voor de behandeling van de volgende verzoeken:
II. op grond van artikel 22 Rv de moeder te gelasten de whatsappconversatie die zij met [de minderjarige1] op 23 april 2020 heeft gevoerd – de dag dat [de minderjarige1] ineens vertrok bij de vader na whatsappconversatie met de moeder – over te leggen;
III. te bepalen dat de moeder de adviezen en aanbevelingen die volgen uit de contra-expertise dient op te volgen en haar ongeclausuleerde medewerking dient te verlenen aan ieder onderzoek dat en/of behandeling die wordt voorgeschreven door de ter zake deskundige(n), een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, althans een dusdanige dwangsom die het hof redelijk acht;
IV. het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te herstellen en het gezagsregister daarmee in overeenstemming te brengen;
V. te bepalen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats weer bij de vader zullen hebben;
VI. de moeder te gelasten dat zij de inschrijving van de kinderen bij haar huisarts in [woonplaats2] — indien en voor zover ze daar zorg voor heeft gedragen — ongedaan zal maken en te bepalen dat de moeder binnen een week na de beschikking, haar medewerking dient te verlenen aan herinschrijving van de kinderen bij hun huisarts dr. [naam4] (huisartsenpraktijk [naam5] ) te [woonplaats1] , bij gebreke waarvan deze beschikking in de plaats zal treden van haar toestemming;
VII. te bepalen dat artikel 6.2. van het ouderschapsplan wordt aangepast waarbij beslissingen omtrent medische aangelegenheden ten aanzien van [de minderjarige2] worden genomen in onderling overleg en dat indien de ouders niet tot overeenstemming kunnen komen de gezinsvoogd door middel van een schriftelijke aanwijzing – conform haar bevoegdheid – daarover een beslissing neemt;
VIII. te bepalen dat de moeder zich dient te onthouden van negatieve uitlatingen (waaronder doch niet uitsluitend, het stellen dat de vader haar of de kinderen zou hebben mishandeld, de vader voor klein kind uitmaken, stellen dat de vader geen vrienden heeft, hij altijd aan het werk is, constant gamet, de kinderen niet op nummer één komen) over de vader, en hem conform artikel 9 van het ouderschapsplan met respect dient te behandelen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per overtreding respectievelijk dat de moeder deze bepaling niet nakomt, althans een dwangsom die het hof redelijk acht;
IX. te bepalen dat de moeder de overige bepalingen in het ouderschapsplan d.d. 23 september 2015 stipt dient na te komen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding dat de moeder deze bepaling niet nakomt, althans een dwangsom die het hof redelijk acht;
X. [over de ondertoezichtstelling waarop al is beslist]
XI. te bepalen dat het contact tussen de vader en de kinderen onder begeleiding van de gezinsvoogd met onmiddellijke ingang wordt hersteld op basis van het als productie 69 overgelegde opbouwschema, althans een opbouw vast te leggen die het hof redelijk acht, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de moeder niet meewerkt aan deze regeling, met een maximum van € 25.000,-, waarbij indien de moeder de regeling nog niet nakomt als het maximum is bereikt deze beschikking uitvoerbaar bij lijfsdwang wordt bepaald;
XII. te bepalen dat partijen opnieuw een kinderrekening openen, waarbij de afspraken die partijen over de kinderrekening hebben gemaakt in de e-mailcorrespondentie van 18 oktober 2017 en vervat in de als productie 37 overgelegde e-mailcorrespondentie door beide partijen nagekomen dienen te worden, inhoudende dat de vader € 195,25 per maand dient bij te dragen op de kinderrekening en de moeder € 105,34 per maand, alsmede dat de bijdragen van overheidswege op deze rekening bijgeschreven dienen te worden, en
XIII. te bepalen dat de moeder ervoor zorg dient te dragen dat het saldo op de kinderrekening zoals dat er was ten tijde van de opheffing (€ 6.333,14), wordt teruggestort op de opnieuw te openen kinderrekening zoals onder XII is genoemd, althans
SUBSIDIAIR (indien het verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek wordt afgewezen) – in plaats van de hierboven genoemde verzoeken onder IV, V en XI, en onder handhaving van de overige verzoeken – dat het hof alleen de vader zal belasten met het gezag over [de minderjarige2] en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] naar de vader zal wijzigen, alsmede een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige2] zal vaststellen die het hof redelijk acht.