in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de stichting Zorg Stichting Vivence,
kantoorhoudende te Ede,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna: de curator,
advocaat: mr. R. Davans.
1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 juni 2021 hier over.
1.2
In dat tussenarrest heeft het hof de curator de mogelijkheid geboden om bij akte een nadere toelichting te geven op twee identieke bedragen die op de grootboekkaart van 2014 staan vermeld. De curator heeft een akte genomen met producties 6-9 en [de facilitair manager] heeft daar met een antwoordakte op gereageerd.
1.3
Vervolgens heeft de curator de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2 De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1
De curator heeft toegelicht dat de rekening-courant in het programma Exact werd bijgehouden en dat de posten daadwerkelijk zijn geboekt. De curator heeft een uitdraai van de boeking die hoort bij post 9 van de grootboekkaart overgelegd en toegelicht waarom dit volgens haar om een andere boeking gaat dan post 8 op de grootboekkaart. [de facilitair manager] heeft deze boekingen en de toelichting daarop van de curator niet betwist, waardoor het hof uit zal moeten gaan van de bedragen zoals die op de grootboekkaart 2014 staan vermeld.
2.2
In het tussenarrest van 1 juni 2021 oordeelde het hof al dat [de facilitair manager] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij nog bedragen tegoed had van de stichting.1 Het hof gaat daarom uit van het eindsaldo van de rekening-courant, zoals gevorderd door de curator. Dit brengt mee dat de grieven van [de facilitair manager] niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
3 De slotsom
3.1
Het hoger beroep van [de facilitair manager] faalt. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.
3.2
Als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [de facilitair manager] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de curator zullen worden vastgesteld op € 2.020,- aan griffierecht en € 2.785,- aan salaris advocaat (2,5 punten x tarief II van € 1.114,- per punt).
3.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 juli 2019;
4.2
veroordeelt [de facilitair manager] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator vastgesteld op € 2.020,- voor verschotten en op € 2.785,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
4.3
veroordeelt [de facilitair manager] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval [de facilitair manager] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
4.4
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, H.L. Wattel en M.P.M. Hennekens en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.
1 Ro. 2.8-2.10 van het tussenarrest van 1 juni 2021 in deze zaak, ECLI:NL:GHARL:2021:5650
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: