5.5
[geïntimeerde1] c.s. heeft met betrekking tot de advisering aan hem door [naam1] onder meer het volgende aangevoerd (en tijdens de mondelinge behandeling verklaard):
- [geïntimeerde1] kwam voorafgaand aan het sluiten van het product Security Effect in maart 1997 in contact met ‘ [naam2] ’ doordat dit bedrijf op zijn werk een presentatie had gegeven over een aantal producten van Labouchere. Omdat hij enige financiële ruimte had, wilde hij een potje creëren als financiële buffer ‘voor het geval dat’ en indien mogelijk om eerder met pensioen te kunnen. Zodoende heeft hij degene die de presentatie gaf bij hem thuis uitgenodigd en om een nadere toelichting gevraagd. Dat was de heer [de medewerker1 van naam1] .
- [geïntimeerde1] heeft [de medewerker1 van naam1] verteld wat zijn doelen waren en ook aangegeven dat hij aan een spaarplanregeling meedeed vanuit de werkgever. Hij heeft toen besloten om het ‘Security Effect’ product af te sluiten voor vijf jaar. Op zitting heeft [geïntimeerde1] over dit gesprek verklaard: “Ik heb toen ook gesproken over de hoogte van het bedrag. Ik had een leaseauto en we hebben gekeken wat er aan financiële ruimte was. Ik was op dat moment alleenverdiener en we hebben gekeken wat er binnen mijn mogelijkheden financieel draagbaar was.”
- Een jaar later heeft hij opnieuw contact gezocht met iemand van de ‘ [naam2] ’ om nog eens te praten over vermogensplanning. Hij had al een spaarplanregeling en dus een klein potje opgebouwd en wilde ook iets op naam van zijn vrouw hebben. In dat tweede contactmoment is ook gekeken wat de lopende zaken waren. Hij had toen ook een hypotheek. Uit dat tweede contactmoment is voortgekomen dat [geïntimeerde1] een polis voor zijn vrouw heeft afgesloten bij Hoge Huys, het ‘persoonlijk vermogensplan’. [geïntimeerde1] heeft hierover ter zitting toegelicht: “Er kon ook in andere producten van SNS worden belegd, want het was een samenstel van verzekerde aandelenfondsen, obligatiefondsen en guldenfondsen. Daar hingen verwachte rendementen aan, maar je wist nooit hoe dat zou gaan lopen.” [geïntimeerde1] had toen financieel gezien wat meer ruimte en wilde iets op naam van zijn vrouw voor het geval hem iets zou overkomen. Het was ook bedoeld als vorm van spreiding en op deze manier had hij dan een aantal producten lopen om aan zijn doelstelling te kunnen voldoen.
- [naam2] viel vervolgens uit elkaar en het dossier van [geïntimeerde1] is vervolgens bij [naam1] terecht gekomen, waar [de medewerker1 van naam1] per mei 2000 is gaan werken. Kort nadien is [geïntimeerde1] gebeld door diens kantoorgenoot [de medewerker2 van naam1] .
- [de medewerker2 van naam1] heeft [geïntimeerde1] telefonisch geadviseerd over het ‘Tijdelijk Profit Effect’ product. In dat telefoongesprek is volgens [geïntimeerde1] ook gesproken over de financiële doelstellingen van [geïntimeerde1] , want [de medewerker2 van naam1] was voor hem een nieuw contactpersoon. In het telefoongesprek gaf [de medewerker2 van naam1] aan dat [geïntimeerde1] een lopend product had, dat [geïntimeerde1] dat product voortijdig kon stoppen en de opbrengst daarvan weer in het nieuwe vermogensplan kon inleggen. Na het telefoongesprek heeft hij hetgeen zij hadden besproken in een uitgebreide brief gezet en dat was het voorstel. De inhoud van de brief luidt:
“Zoals telefonisch met u overlegd stuur ik u hierbij informatie over het nieuwe tijdelijke produkt van Labouchere, het zogeheten Profit Effect.
Overigens moet ik u mededelen dat er bij ons een organisatorische wijziging is geweest omdat de vennoten van [naam2] uit elkaar zijn gegaan.
We heten nu [naam1] Vastgoed & Hypotheek Advies BV.
Bij het Profit Effect komt het er net als bij de andere Effecten Lease produkten op neer dat ofwel met een vooruitbetaling of met een maandtermijn een pakket aandelen wordt aangekocht. Echter na 3 jaar wordt bekeken hoe de koersstijging is geweest.
Tot een gem. koersstijging van 6,2 % wordt in staffels korting op de dan resterende maandtermijnen verleend ( zie brochure ).
Is de gem. koersstijging méér dan 6,2 % geweest dan hoeft vanaf het 3e jaar niets meer betaald te worden terwijl u wel dividenden over het aandelenpakket blijft ontvangen.
Aangezien de rente ( maandtermijnen) in het nieuwe belastingstelsel vanaf 2001 niet meer aftrekbaar is het zeer aantrekkelijk wanneer de maandtermijnen van de eerste 3 jaren vooruitbetaald kunnen worden. Bijvoorbeeld uit de verkoopopbrengst van een bestaand produkt. U krijgt dan namelijk een korting van 10% en bovendien kunt u het deel vooruitbetaalde rente wat betrekking heeft op het jaar 2000 (…) nog aftrekken.
Aangezien het dividend wel uitgekeerd blijft worden en vanaf 2001 ook belastingvrij is wordt geleidelijk de inleg van de eerste 3 jaar terugontvangen terwijl bij verkoop van de aandelen de opbrengst ook nog eens belastingvrij voor u is.
U zou uw huidige Security Effect kunnen opzeggen. Op dit moment zou u inclusief de boete wegens vervroegd stoppen (de helft van de nog niet vervallen maandtermijnen) ruim Fl. 38.000,= uitbetaald krijgen.
Met (een deel van) de opbrengst kunt u een vooruitbetaling doen op het Profit Effect en ook nog wat geld overhouden.
Ervan uitgaande dat de koersen die 6,2% toch wel zullen halen betaalt u vanaf het 3e jaar niets maar ontvangt u wel 2 maal per jaar dividend. Zodoende ontvangt u uw eerste inleg geleidelijk terug. Plus dat u ook nog eens de uitbetaling ontvangt op het moment dat u het Profit Effect beëindigd.
U kunt nml. óók bij het Profit Effect voortijdig stoppen en dat natuurlijk op het moment dat er genoeg winst in zit, net als nu bij uw Security Effect.
In het nieuwe belastingstelsel worden alle tegoeden in sparen en/ of effecten belast voor zover de waarde meer is dan Fl. 37.500, = per belastingplichtige (Fl. 75.000, = voor gehuwden/ samenwonenden). Over het meerdere moet dan per jaar 1,2 % belasting worden betaald, de zogeheten Vermogens-rendementheffing.
Het leuke van Effectenlease is nu dat de aflossing voor het aankoopbedrag van het geleasde pakket aandelen op einddatum op dit vermogen in mindering wordt gebracht. Men moet al een flink pakket leasen wil men boven deze vrijstelling uitkomen. Daarbij kan men besluiten om op het moment dat het tegoed deze Fl. 75.000, = te ver overstijgt het pakket eenvoudigweg te laten verkopen. Aan de andere kant kan ook de stelling worden verdedigd dat wanneer het pakket aandelen bijvoorbeeld 10% per jaar in waarde toeneemt het niet zo erg is om over een stukje overwaarde 1,2 % te betalen.
Bijgaand treft u enkele rekenvoorbeelden op basis van een koersstijging van 12,5%. Dat dit de afgelopen jaren meer is geweest spreekt voor zich maar ook toendertijd is u een berekening verstrekt van rond de 12 %. Uiteindelijk is het veel meer geworden.
Het Profit Effect is een tijdelijk produkt.
Als u gebruik wilt maken van de mogelijkheid om hieraan mee te doen kunnen we een afspraak maken (…).”
- [geïntimeerde1] heeft, zoals hij ter zitting heeft verklaard, dit voorstel op zich laten inwerken. De brief kwam in mei 2000 en [geïntimeerde1] heeft [de medewerker2 van naam1] in augustus 2000 bij zich thuis uitgenodigd om daar nog eens over verder te praten. [geïntimeerde1] heeft ter zitting verklaard dat hij meer vermogen wilde opbouwen, zodat hij meer financiële ruimte zou hebben. “Daarom nam ik contact op met [de medewerker2 van naam1] om dat te bespreken.” [geïntimeerde1] vond het een interessant product gelet op de rendementen en de looptijd van tien jaar. Ze hebben op 10 augustus 2000 aan de keukentafel gezeten. Besproken is (volgens de schriftelijke verklaring van [geïntimeerde1] van 2 maart 2018) de bestaande financiële ruimte, lopende pensioenvoorzieningen en de vaste lasten (o.a. hypotheeklasten, lease auto). Tijdens de zitting verklaarde [geïntimeerde1] dat het Profit Effect plan toen is besproken en ook een nog een ander product: Triple Effect. Daarvan was de looptijd drie jaar, maar de conclusie was vrij snel dat dat niet binnen de doelstellingen van [geïntimeerde1] paste. Het Profit Effect product met de looptijd van tien jaar paste beter bij zijn plan, aldus [geïntimeerde1] . Daar kwam de focus op te liggen.
- Het plan was om met de winst van het Security Effect product het Profit Effect product af te sluiten. Het nieuwe product had, volgens [geïntimeerde1] , een aantal voordelen: de eerste drie jaar hoefde je maar eenmalig te betalen, de rentecomponent was aftrekbaar op de inkomstenbelasting en je kreeg een korting op de premiebetaling. De eerste jaren hoefde je dan geen premies te betalen. [de medewerker2 van naam1] en [geïntimeerde1] hebben vijf verschillende prognoses doorgenomen (productie 17.2.c bij dagvaarding en overgelegd ter zitting in hoger beroep). Deze prognoses verschillen van elkaar met betrekking tot de hoogte van het “Geleast Kapitaal” en het bijbehorende maandbedrag. Elke prognose gaat uit van een koersstijging van 12,5%. Handgeschreven is per prognose telkens een ander vooruitbetalingsbedrag vermeld en de verwachte belastingteruggaaf opgenomen. Op twee prognoses is vermeld dat het vooruitbetalingsbedrag uit de verkoop van Security Effect komt.
- [geïntimeerde1] heeft meerdere polissen afgesloten. Hij heeft twee producten afgesloten op zijn naam en op naam van zijn vrouw ook twee producten. Er is alleen gesproken over positieve resultaten en de negatieve resultaten zijn niet ter sprake geweest.
- [geïntimeerde1] had op dat moment een financiële buffer op zijn spaarrekening. Er is naar een gunstig moment gekeken om het eerste product (Security Effect) af te ronden. [de medewerker2 van naam1] kon bij Labouchere zien dat deze polis liep en hij kon opvragen wat het rendement zou zijn als [geïntimeerde1] dat product op een bepaald moment wilde beëindigen. [geïntimeerde1] heeft dat niet zelf nagevraagd, dat heeft de adviseur gedaan. In september heeft hij de nieuwe polissen gesloten; het Security Effect is later beëindigd.
5.8
[geïntimeerde1] c.s. heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij door [de medewerker2 van naam1] in 2000 is geadviseerd, verwezen naar de brief van 10 mei 2000. Naar het oordeel van het hof biedt deze brief echter onvoldoende steun voor zijn stelling dat hij is geadviseerd de Profit Effect overeenkomsten aan te gaan. In de brief informeert [de medewerker2 van naam1] een bestaande klant over een nieuw product: Profit Effect en wijst op de voordelen van dit product. Hij vermeldt dat na drie jaar de koersstijging wordt bekeken en afhankelijk daarvan korting wordt verleend, terwijl nog wel dividend over het aandelenpakket wordt uitgekeerd en hij wijst op het voordeel dat bij dit product de maandtermijnen van de eerste drie jaar vooruitbetaald kunnen worden, wat aantrekkelijk is omdat in het nieuwe belastingstelsel vanaf 2001 de rente (maandtermijnen) niet meer aftrekbaar is. [de medewerker2 van naam1] noemt vervolgens dat de vooruitbetaling bijvoorbeeld uit de verkoopopbrengst van een bestaand product, zoals in het geval [geïntimeerde1] : het lopende Security Effect, kan worden voldaan, wat ook weer een korting van 10% oplevert en fiscaal gunstig is. Volgens de brief zijn rekenvoorbeelden bijgesloten op basis van een koersstijging van 12.5%. “Dat dit de afgelopen jaren meer is geweest spreekt voor zich maar ook toendertijd is u een berekening verstrekt van rond de 12%. Uiteindelijk is het veel meer geworden”.
Uit de inhoud van de brief, die volgens [geïntimeerde1] een weergave is van wat hij met [de medewerker2 van naam1] telefonisch had besproken, blijkt dat [de medewerker2 van naam1] (wervende) informatie heeft toegezonden over het nieuwe product Profit Effect, maar niet dat hij de financiële- en vermogenspositie van [geïntimeerde1] c.s. in kaart heeft gebracht en op basis daarvan het product Profit Effect heeft geadviseerd als specifiek voor de wensen en situatie van [geïntimeerde1] c.s. geschikt. Ook wanneer deze brief in samenhang met de overgelegde, door [de medewerker2 van naam1] voor [geïntimeerde1] c.s. gemaakt prognoses wordt gelezen, blijkt daaruit niet dat [de medewerker2 van naam1] de financiële- en vermogenspositie van [geïntimeerde1] c.s. in kaart heeft gebracht. Weliswaar verklaart [geïntimeerde1] (schriftelijk) dat hij op 10 augustus 2000 zijn financiële ruimte, lopende pensioenvoorzieningen en de vaste lasten (o.a. hypotheeklasten, lease auto) met [de medewerker2 van naam1] heeft besproken, maar uit die verklaring blijkt niet dat [de medewerker2 van naam1] aan de hand van die informatie een op de situatie van [geïntimeerde1] c.s. toegesneden advies heeft verstrekt. In die verklaring staat namelijk (enkel) dat [de medewerker2 van naam1] door AEX koersoverzichten te verstrekken, verwachte dividenduitkeringen te noemen als ook koersstijgingen van 12,5% per jaar, het product gebracht heeft als een “veilige investering voor het opbouwen van vermogen”. Uit de prognoses blijkt dat [de medewerker2 van naam1] [geïntimeerde1] c.s. heeft voorgehouden welk rendement bij een maandinleg van respectievelijk fl. 500, 650, 750 en 850 en een jaarlijkse koersstijging van 12,5% na 10 jaar zou kunnen worden behaald en het bedrag dat bij deze verschillende opties over drie jaar vooruitbetaald moest worden, samen met het fiscaal voordeel dat kon worden behaald. [de medewerker2 van naam1] heeft in feite voorgerekend hoeveel het Profit Effect product bij een bepaalde inleg en koersstijging zou kunnen opleveren. [de medewerker2 van naam1] heeft daarmee in algemene zin aangegeven dat het product Profit Effect geschikt was om de door [geïntimeerde1] c.s. gewenste vermogensopbouw te realiseren en dat hij met dit product fiscaal voordeel kon behalen, maar daarmee is nog geen sprake van een op de situatie van [geïntimeerde1] c.s. toegesneden advies. Hierbij is mede van belang dat onvoldoende is gesteld om te kunnen aannemen dat de effectenleaseovereenkomsten deel uitmaakte van een grotere financiële constructie of totaalplan.
Aan dit oordeel doet niet af het betoog van [geïntimeerde1] c.s. dat [geïntimeerde1] ook in 1997 en 1998 al door [de medewerker1 van naam1] zou zijn geadviseerd. [geïntimeerde1] c.s. stelt weliswaar dat in zijn gesprekken met [de medewerker1 van naam1] de financiële situatie van [geïntimeerde1] c.s. aan de orde is gekomen maar daaruit volgt niet dat [de medewerker1 van naam1] de financiële situatie van [geïntimeerde1] c.s. daadwerkelijk (aan de hand van stukken) heeft geanalyseerd en op grond daarvan een advies heeft opgesteld. Uit de stellingen volgt veeleer dat in die gesprekken centraal stond de wens om met het spaarpotje dat [geïntimeerde1] had opgebouwd, vermogensopbouw te realiseren en dat in dat kader meerdere producten tussen [de medewerker1 van naam1] en [geïntimeerde1] zijn besproken, waaruit door [geïntimeerde1] een keuze is gemaakt. In 1997 heeft dat geleid tot de aanschaf van een Dexia-product; in 1998 niet. Dat deze keuze werd gemaakt op basis van een onderbouwd advies van [de medewerker1 van naam1] is daarmee onvoldoende (concreet) toegelicht. Voor zover [geïntimeerde1] c.s. hebben bedoeld te betogen dat sprake was van een bestendige adviesrelatie tussen [geïntimeerde1] en [naam1] en dat reeds op die grond moet worden aangenomen dat sprake was van verboden advisering door [de medewerker2 van naam1] als bedoeld in HR 2 september 2016, stuit dat af op het voorgaande.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde1] c.s. dan ook onvoldoende concreet onderbouwd dat hij destijds is geadviseerd in de zin van de bedoelde rechtspraak van de Hoge Raad.