De beoordeling
1. Artikel 14 van de Wahv bepaalt dat in twee situaties hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter:
- wanneer de sanctie bij de beslissing van de kantonrechter hoger is dan € 70,-
- wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen (of niet op tijd) zekerheid is gesteld.
Van geen van deze situaties is hier sprake. In beginsel is het appelverbod dan ook van toepassing.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten, omdat de betrokkene noch de gemachtigde is uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter. Aldus is sprake van een schending van het in artikel 12, eerste lid, van de Wahv vervatte beginsel van hoor en wederhoor. Om die reden dient ook de beslissing van de kantonrechter te worden vernietigd.
3. In het dossier bevindt zich een brief van de griffier van de rechtbank d.d. 27 maart 2019, waarin de gemachtigde van de betrokkene wordt opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter op 23 mei 2019. Nu de rechtbank niet over een deugdelijke verzendadministratie beschikt en de oproep voor de zitting niet aangetekend is verzonden, kan het hof niet vaststellen dat de gemachtigde van de betrokkene behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter. Aldus is gehandeld in strijd met artikel 12, eerste lid, van de Wahv. Dit brengt mee dat het appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten. Het hoger beroep is dan ook ontvankelijk.
4. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Omdat de gemachtigde heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om op een zitting van het hof te worden gehoord, zal het hof overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. Anders dan door de gemachtigde is verzocht zal het hof de zaak niet terugwijzen naar de rechtbank, omdat artikel 20d, tweede lid, van de Wahv, gelet op de redactie daarvan, daarin niet voorziet.
5. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie van € 27,- opgelegd voor: “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 4 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 2 september 2017 om 5:57 uur op de N207 Henegouwerweg ter hoogte van hectometerpaal 24.1 in Waddinxveen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
6. De gemachtigde voert onder meer aan dat de betrokkene betwist dat sprake was van een deugdelijk bord H1, waarmee het begin van de bebouwde kom wordt aangeduid. De betrokkene reed op de N11 en vervolgens op de N207. Als bijlage is een kaart overgelegd waarop is aangeven welke route de betrokkene precies heeft afgelegd. Op deze route is de betrokkene geen bord H1 gepasseerd. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
7. In het zaakoverzicht dat zich in het dossier bevindt staat dat de gedraging geautomatiseerd is geconstateerd door middel van radarapparatuur in combinatie met een flitspaal, dat de maximum snelheid ter plaatse 50 km/h bedraagt en dat de gedraging plaatsvond binnen de bebouwde kom.
8. De betrokkene wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dat bepaalt dat de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50 km/h bedraagt. Het begin van de bebouwde kom wordt aangegeven door middel van een bord H1 van bijlage 1 bij het RVV 1990. Om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht is niet noodzakelijk dat wordt vastgesteld dat iedere toegangsweg tot de bebouwde kom van een bord H1 is voorzien. Voldoende is dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de bebouwde kom is ingereden is voorzien van een bord H1 (vgl. het arrest van het hof van 28 februari 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:1803).
9. De advocaat-generaal heeft in reactie op het verweer van de gemachtigde twee uitdraaien van afbeeldingen afkomstig van Google Maps Streetview overgelegd. Op deze afbeeldingen, die zijn opgenomen in augustus 2017 en augustus 2018, is te zien dat op de N207 ter hoogte van hectometerpaal 24.7 in Waddinxveen bebording H1 is geplaatst.
10. Nu deze afbeeldingen zien op de situatie van ongeveer een maand voor en bijna een jaar na de verweten gedraging is het hof van oordeel dat met deze afbeeldingen niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten tijde van de verweten gedraging (deugdelijke) bebording H1 aanwezig was. Ook overigens kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake was van bebouwde kom. Aldus kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal het beroep dan ook gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie, alsmede de inleidende beschikking vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd. De overige bezwaren van de gemachtigde behoeven hiermee geen bespreking meer.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 534,- en voor het (hoger) beroep € 748,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.015,-.