De beoordeling
1. Aan eiseres is een bestuurlijke boete opgelegd van € 475,- voor overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffen (Afvalstoffenverordening 2009, hierna: de Afvalstoffenverordening). De overtreding zou zijn begaan op 17 januari 2021 ter hoogte van de Oudeschans 22A in Amsterdam.
2. Artikel 8, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening luidt als volgt:
“Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, vierde lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening of brengdepot is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan met behulp van het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.”
3. In een door of onder verantwoordelijkheid van een buitengewoon opsporingsambtenaar opgesteld overtredingsrapport is door deze ambtenaar de volgende verklaring opgenomen:
“Het afval is aangetroffen door twee toezichthouders en er is door hen een constateringsformulier opgemaakt (…) De toezichthouders zagen dat de huishoudelijke afvalstoffen op een verkeerde wijze werden aangeboden. (…) Ik, verbalisant, heb bij nader onderzoek van de foto’s geconstateerd dat er ter plaatse daadwerkelijk (naar het hof begrijpt: met) bedrijfsafval gelijkgesteld huishoudelijk afval was geplaatst. (…) Ik zag dat op bovengenoemde locatie huishoudelijk afval, te weten een kartonnen doos, niet op de voorgeschreven wijze werd aangeboden ter inzameling via een inzamelvoorziening voor een wijk, te weten Oudeschans. De wijze waarop het afval werd aangeboden was naast de ondergrondse inzamelvoorziening. Het feit dat overtreder dit afval aanbood, bleek mij uit de aangetroffen adressticker op de kartonnen doos met daarop de naam en adresgegevens van het bedrijf, gericht aan de betrokkene.”
4. Het overtredingsrapport bevat verder een aantal foto’s waarop onder meer een aantal (deels ondergrondse) containers zichtbaar is met daarnaast een aantal op het trottoir geplaatste kartonnen dozen en ander afval. Verder is op een aantal van de foto’s een stuk karton te zien met daarop een adreslabel met als geadresseerde ‘ [eiseres] ’ en het vestigingsadres van eiseres.
5. Namens eiseres wordt in de eerste plaats betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat zij de overtreding heeft begaan. Het aangetroffen platte stuk karton – dat overigens door de ambtenaren ten onrechte als een ‘doos’ wordt omschreven – heeft deel uitgemaakt van een doos die op enig moment in het bezit is geweest van eiseres. Die omstandigheid rechtvaardigt echter niet de conclusie dat dit stuk karton door eiseres of een van haar medewerkers op straat is achtergelaten. Ter onderbouwing van haar stelling wijst eiseres erop dat haar bedrijf op grote afstand van de vindplaats is gelegen, terwijl er zich voldoende inzamelvoorzieningen in de directe nabijheid van haar vestigingsadres bevinden. Bovendien beschikt eiseres over eigen afvalcontainers. Daar komt bij dat namens eiseres een plausibele alternatieve verklaring is gegeven voor het ter plaatse belanden van het aangetroffen afval. Eiseres hergebruikt met regelmaat kartonnen dozen als verpakkingsmateriaal voor goederen die aan klanten worden meegegeven. Het karton heeft het bedrijf dan ook niet als afval, maar als functioneel verpakkingsmateriaal verlaten. Voormelde feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, rechtvaardigen gerede twijfel aan de conclusie van de ambtenaar – en de kantonrechter – dat de overtreding aan eiseres kan worden verweten.
6. Niet in geding is dat op voormelde datum, tijd en plaats een stuk karton is aangetroffen met daarop een etiket met de adresgegevens van eiseres. Eiseres wijst er terecht op dat in het boeterapport het stuk karton ten onrechte als kartonnen doos is omschreven. Dat neemt niet weg dat het gaat om een afvalstof die op onjuiste wijze is aangeboden, namelijk buiten de daarvoor bestemde inzamelvoorziening.
7. Gelet op hetgeen is aangevoerd ziet het hof zich gesteld voor de vraag of eiseres als overtreder kan worden aangemerkt. In dat verband is van belang dat in de regel mag worden aangenomen dat de (rechts)persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dat is anders indien die persoon aannemelijk maakt dat zij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden. Naast de fysieke overtreder kan onder omstandigheden ook degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de handeling wel is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt (vgl. de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 11 november 2015, vindplaats op rechtspraak.nl ECLI:NL:RVS:2015:3447).
8. Verweerder heeft op basis van de adresgegevens op het stuk karton geconcludeerd dat de kartonnen doos tot eiseres kan worden herleid en haar als overtreder aangemerkt.
9. Het bewijsvermoeden dat degene tot wie de afvalstoffen kunnen worden herleid ook de overtreder is, kan worden weerlegd door het aannemelijk maken van het tegendeel. Dat kan bijvoorbeeld door het geven van een concrete, gedetailleerde, logische en met objectieve omstandigheden onderbouwde verklaring voor het, zonder toedoen van de beboete persoon, belanden van de aangetroffen afvalstoffen op die plek. Ook zou met objectieve omstandigheden aannemelijk kunnen worden gemaakt dat hij of zij niet in de gelegenheid was om de aangetroffen afvalstoffen op die plek achter te laten. Als daarmee voldoende twijfel ontstaat over de aanname op grond van het bewijsvermoeden dat hij of zij de overtreder is, dan is het vervolgens weer aan het bestuursorgaan om die twijfel en het geleverde tegenbewijs te weerleggen. In dat geval kan het bestuursorgaan niet langer volstaan met een beroep op het bewijsvermoeden (vgl. ABRvS 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1558).
10. Namens eiseres is gesteld dat zij dozen doorgaans hergebruikt als verpakkingsmateriaal ten behoeve van goederen voor haar klanten. Het kan dus goed zijn dat een oorspronkelijk van eiseres afkomstige doos op enig moment in bezit van een derde is gekomen, die deze vervolgens (deels) op straat heeft achtergelaten. De aannemelijkheid van dit scenario van eiseres wordt ondersteund door het – niet door verweerder betwiste – gegeven dat het pand van eiseres op geruime (ca. vier kilometer) afstand gelegen van de plaats waar het afval is aangetroffen, terwijl in de nabijheid van de vestigingsplaats van eiseres voldoende mogelijkheden voor afvalinzameling aanwezig zijn. Het hof is van oordeel dat hiermee door eiseres een concrete, gedetailleerde, logische en met objectieve omstandigheden onderbouwde verklaring is gegeven voor het anders dan door haar toedoen op straat belanden van het afval. Gelet daarop heeft verweerder ten onrechte eiseres als overtreder aangemerkt. De kantonrechter heeft dit miskend.
11. De aan eiseres opgelegde boete kan – alleen al daarom – geen stand houden. Aan bespreking van de overige namens eiseres ingebrachte bezwaren daartegen hoeft niet meer te worden toegekomen.
12. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en beslissen als hierna wordt vermeld.
13. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het bijwonen van de zitting van de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1138,50.