Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHARL:2022:11197

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
29-12-2022
02-01-2023
200.320.206
Civiel recht
Hoger beroep kort geding

Voeging niet in strijd met goede procesorde/artikel 218 Rv;

Gemeente niet ontvankelijk ivm ontbreken geldig procesbesluit/artikel 160 Gemeentewet;

Strijd met artikel 3:14 BW, zoals uitgelegd in het Didam-arrest;

Gemeente verkeert niet in onmogelijkheid om hoofdveroordeling (op straffe van een dwangsom) na te komen/artikel 611d Rv.

Rechtspraak.nl
Module Aanbesteding 2023/1958
JOM 2023/4
Jurisprudentie Grondzaken 2023/32 met annotatie van mr. F.M.A. van der Loo
BR 2023/28 met annotatie van T.A. Terlien, L.S. Overmeire
JAAN 2023/70 met annotatie van mr. J.P. Heinrich, mr. S.O. Visch

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.320.206

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 546251)

arrest in kort geding van 29 december 2022

in de zaak van:

de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Nieuwegein,
zetelende te Nieuwegein,
appellante in het principaal beroep/verweerster in het incidenteel beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. R.P.M. de Laat,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Hoogzandveld B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

B.V. Nettorama Verbruikersmarkten,
gevestigd te Oosterhout,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Detailconsult Supermarkten B.V.,
gevestigd te Alphen aan de Rijn,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Plus Retail B.V.,
gevestigd te Utrecht,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Plus Van Loon B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,

geïntimeerden in het principaal beroep,

appellanten in het incidenteel beroep,

hierna te noemen: de supermarkten,
advocaat: mr. F.J.J. Cornelissen,

en in het incident ex artikel 217 Rv van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Aldi Vastgoed B.V.,

gevestigd te Culemborg,

eiseres in het incident tot voeging aan de zijde van de gemeente,

hierna te noemen: Aldi,

advocaat: mr. H.D. Doornhof.

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Hoogzandveld B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

B.V. Nettorama Verbruikersmarkten,
gevestigd te Oosterhout,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Detailconsult Supermarkten B.V.,
gevestigd te Alphen aan de Rijn,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Plus Retail B.V.,
gevestigd te Utrecht,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Plus Van Loon B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,

hierna te noemen: de supermarkten,

verweersters in het incident tot voeging,
advocaat: mr. F.J.J. Cornelissen.

1 De procedure bij de voorzieningenrechter

Voor de procedure bij de voorzieningenrechter verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 15 december 2022 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in kort geding heeft gewezen1.

2 De procedure bij het hof

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 20 december 2022, met grieven en producties;

- de memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel beroep, met producties;

- de incidentele conclusie tot voeging, met producties;

- het rolbericht met de producties 11-13 namens de gemeente;

- de akte, met producties 22-23 namens de supermarkten;

- het rolbericht waarin namens de supermarkten bezwaar is gemaakt tegen de behandeling van incidentele vordering tot voeging;

- het rolbericht van 27 december 2022 (18.34 uur), waarbij de gemeente het (proces-)besluit van 27 december 2022 in het geding brengt.

2.2

Op 27 december 2022 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

3 De kern van de zaak

3.1

Het gaat in deze zaak om de tijdelijke verhuur van gemeentegrond. De gemeente heeft deze gemeentegrond verhuurd aan Aldi. De gemeente heeft dat gedaan, omdat zij van mening is dat Aldi de enige serieuze kandidaat is die in aanmerking komt voor deze tijdelijke verhuur van de gemeentegrond. Aldi heeft op de gemeentegrond een tijdelijke supermarkt gebouwd, die op 14 december 2022 is geopend.

3.2

De supermarkten vinden dat de gemeente een openbare selectieprocedure had moeten organiseren waarin zij hadden kunnen meedingen naar de tijdelijke huurovereenkomst van de gemeentegrond. De supermarkten beroepen zich daarbij op het Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021.2

3.3

De supermarkten vorderen in dit kort geding dat het de gemeente wordt:
- verboden om (verdere) uitvoering te geven aan de met Aldi gesloten tijdelijke
huurovereenkomst en
- geboden om alsnog een openbare selectieprocedure te organiseren voor het
verhuren van de gemeentegrond, tenminste als de gemeente de gemeentegrond nog
wil verhuren. Zij hebben de voorzieningenrechter gevraagd het verbod met een dwangsom te versterken.

3.4

De gemeente heeft verweer gevoerd, dat er -onder meer- op neerkomt dat de supermarkten geen belang hebben bij hun vorderingen en voorts dat Aldi de enige serieuze gegadigde voor de tijdelijke huurovereenkomst was.

3.5

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 15 december 2022, voor zover van belang, de gemeente verboden verdere uitvoering te geven aan de met Aldi gesloten tijdelijke huurovereenkomst van gemeentegrond en dit verbod versterkt met een dwangsom van € 2.500 per dag (met een maximum van € 500.000) en de gemeente geboden een openbare biedprocedure te organiseren voor zover de gemeente haar grond nog wil verhuren. Ook dit gebod heeft de voorzieningenrechter versterkt met een dwangsom van € 500.000. Het bestreden vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.6

Zowel de gemeente als de supermarkten zijn tegen dit vonnis in beroep gekomen. De supermarkten willen dat het hof de dwangsommen verhoogt. De gemeente is het niet eens met de hoofdveroordelingen en beoogt met haar beroep dat de vorderingen van de supermarkten alsnog worden afgewezen.

3.7

Het hof zal de gemeente vanwege het ontbreken van een rechtsgeldig procesbesluit niet-ontvankelijk verklaren in haar (principaal) hoger beroep. Het incidenteel beroep slaagt (deels).

4 Feiten

4.1

Het hof gaat bij zijn oordeel uit van de feiten zoals de voorzieningenrechter die in de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.5 van het bestreden vonnis heeft vastgesteld.

4.2

In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat:

  • -

    Aldi op 4 oktober 2022 met de bouw van de tijdelijke supermarkt is gestart;

  • -

    de omgevingsvergunning voor de (bouw van de) tijdelijke supermarkt nog niet onherroepelijk is;

  • -

    Aldi deze supermarkt op 14 december 2022 heeft geopend;

  • -

    de slotzin van artikel 5 lid 1 van de tijdelijke huurovereenkomst luidt:

“Voor de eerste ingebruikname dienen alle vergunningen te zijn verkregen en onherroepelijk te zijn.”

5 De motivering van de beslissing in het incident

5.1

De vordering van Aldi om zich te mogen voegen aan de zijde van de gemeente wordt, zoals ter zitting al aangegeven, toegewezen.

5.2

Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 217 Rv ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen aan de zijde van een van de procederende partijen, in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden.3

Aldi heeft in haar incidentele conclusie voldoende toegelicht dat zij voldoende belang heeft om zich door middel van voeging te mengen in het geding. De supermarkten hebben niet betwist dat Aldi het bedoelde belang heeft. Wel zou voeging van Aldi in strijd met de regels van een goede procesorde zijn omdat de incidentele vordering tot voeging botst met de behandeling van dit beroep als een “turbo spoedappel”, waarbij de termijn voor het indienen van de memorie van antwoord in het principaal beroep afliep op donderdag 22 december 2022 om 16.00 uur en de incidentele conclusie tot voeging eerst na dat moment zou zijn ingediend bij het hof. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 218 Rv en met het recht op hoor en wederhoor, nu de supermarkten, mede in verband met de kerstdagen, niet in staat waren tijdig een schriftelijk verweer in te dienen.

Het hof verwerpt dit bezwaar van de supermarkten. Artikel 218 Rv bepaalt dat een vordering tot voeging of tussenkomst wordt ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen. In dit als turbo spoedappel behandeld hoger beroep kunnen, vanwege zijn aard, processtukken buiten de rol om worden genomen. Bovendien is de memorie van antwoord in het principaal beroep niet de “laatste conclusie” als bedoeld in artikel 218 Rv. In deze memorie is immers door de supermarkten ook incidenteel beroep ingesteld, zodat de gemeente nog kon antwoorden op het incidentele beroep, hetgeen zij ter zitting van 27 december 2022 ook mondeling heeft gedaan.

Nu de supermarkten bovendien op die zitting uitvoerig in de gelegenheid zijn gesteld op de inhoud van de incidentele conclusie te reageren (en dat ook hebben gedaan), zijn zij niet benadeeld door de indiening van die conclusie op 22 december 2022, nog daargelaten dat de tekst van die conclusie op de avond van 22 december rond 19.00 uur bij de supermarkten bekend was en de daaropvolgende dag (vrijdag 23 december 2022) een normale werkdag was.

6 Principaal beroep

6.1

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 december 2022 is onduidelijk gebleven of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente op de voet van artikel 160 sub e Gemeentewet had besloten tot het instellen van het hoger beroep. Het hof heeft de gemeente de gelegenheid geboden tot 28 december 2022, 9:30 uur alsnog het besluit over te leggen of een besluit over te leggen waarin het college alsnog besloot tot het instellen van hoger beroep.

6.2

De gemeente heeft op 27 december 2022, 18:34 uur een besluit van diezelfde datum aan het hof en de andere partijen gestuurd. Het besluit is genomen door wethouder [naam1] in haar hoedanigheid van gemandateerde van het college. In het besluit wordt verwezen naar artikel 160 sub f Gemeentewet en - in algemene zin - naar de Mandaatregeling gemeente Nieuwegein 2019. Het besluit houdt in dat wordt besloten (1) tot het voeren van een hoger-beroepsprocedure in turbo spoedappel tegen het vonnis in eerste aanleg van 15 december 2022 bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, (2) tot het voeren van verweer tegen het door de Supermarkten in voormelde procedure ingestelde incidenteel appel en (3) tot het verrichten van alle (proces)handelingen die daartoe dienstig kunnen zijn.

De verwijzing in het besluit naar artikel 160 sub f Gemeentewet moet op een vergissing berusten. In dat artikelonderdeel is immers bepaald dat het college bevoegd is ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging, te weten het burgerlijk gezag in buitengewone omstandigheden (rampen, onlusten, e.d.). Omdat de gemeente heeft verwezen naar de Mandaatregeling, maar geen bepaling heeft genoemd, waarop de bevoegdheid van de wethouder was gebaseerd, heeft het hof de op www.overheid.nl gepubliceerde Mandaatregeling van de gemeente geraadpleegd en daarin slechts aangetroffen een mandatering voor het voeren van verweer in een civiele procedure (artikel 2 lid 1 Mandaatregeling juncto onderdeel 8 van Bijlage 1 bij de Mandaatregeling), maar niet voor het instellen van hoger beroep van een civiel vonnis.

6.3

Omdat de wethouder niet gemandateerd is om namens het college te besluiten tot het instellen van hoger beroep, heeft de gemeente haar hoger beroep niet op basis van een daartoe door het bevoegd gezag genomen besluit ingesteld en dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in het principaal hoger beroep. De wethouder is wel bevoegd namens het college het besluit te nemen tot het voeren van verweer in een civiele procedure. In zoverre beschikt de gemeente wel over een rechtsgeldige grondslag als partij op te treden in het incidenteel hoger beroep. Haar verweer daarin zal daarom worden besproken bij de beoordeling van dit incidenteel hoger beroep.

6.4

Omdat de gemeente niet-ontvankelijk is in haar principaal hoger beroep, komt het hof niet toe aan de beoordeling van hetgeen Aldi in dat kader als gevoegde partij heeft aangevoerd.

7 Incidenteel beroep

7.1

In het incidenteel beroep grieven de supermarkten tegen de hoogte van de opgelegde dwangsom van € 2.500 voor iedere dag dat de gemeente niet voldoet aan het verbod om verdere uitvoering aan de tijdelijke huurovereenkomst met Aldi te geven, waarvoor het maximum aan te verbeuren dwangsommen € 500.000 bedraagt. Dat zou moeten worden verhoogd naar € 5.000 per dag met een maximum van € 2.000.000. Het maximum aan te verbeuren dwangsommen voor het niet naleven van het door de voorzieningenrechter opgelegde gebod op een openbare biedprocedure te organiseren, zou naar € 2.000.000 moeten worden verhoogd.

Volgens de supermarkten is een verhoging van de dwangsom en het maximum nodig om de gemeente een (extra) prikkel te geven om het opgelegde verbod na te komen. Het bestreden vonnis is op 16 december 2022 betekend aan de gemeente, maar zij heeft geen enkele actie genomen om het verbod na te leven. Voorts past een hogere dwangsom bij het favoritisme dat de gemeente ten toon spreidt en bij het ten onrechte weglakken van passages uit de tijdelijke huurovereenkomst, aldus de supermarkten.

7.2

De gemeente heeft ook in het incidenteel beroep betoogd dat voor het opleggen van een dwangsom voor iedere dag dat de gemeente niet aan het verbod om verdere uitvoering aan de tijdelijke huurovereenkomst met Aldi te geven, voldoet, geen ruimte bestaat omdat zij in de (tijdelijke) onmogelijkheid verkeert om aan dat verbod te voldoen.

Daarmee zou een dwangsom zinloos zijn nu daarvan, gegeven deze onmogelijkheid geen prikkel uitgaat. Dat geldt ook voor de door de supermarkten gevorderde verhoging van de dwangsom.

Daarnaast heeft de gemeente herhaald dat zij een veroordeling vrijwillig zal naleven.

Zij wijst ter onderbouwing van haar standpunt dat van een (tijdelijke) onmogelijkheid sprake is, op het feit dat de huurovereenkomst met Aldi sinds 1 september 2022 van kracht is, Aldi inmiddels een supermarkt heeft gebouwd en deze met ingang van 14 december 2022 heeft geopend en exploiteert. De gemeente beschikt niet over middelen die verdere uitvoering van de tijdelijke huurovereenkomst kunnen verhinderen. Zij mist daartoe ook de feitelijke macht over de verhuurde grond. Niet kan van haar worden verlangd dat zij de tijdelijke huurovereenkomst met Aldi niet nakomt. Dat zou onder meer leiden tot een toerekenbare tekortkoming, schadeplichtigheid en strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus de gemeente.

7.3

Van de door de gemeente bepleite (tijdelijke) onmogelijkheid aan de hoofdveroordelingen te voldoen, is naar het voorshands oordeel van het hof geen sprake. Anders dan de gemeente aanvoert, kan van haar wel degelijk worden verlangd om de met Aldi gesloten tijdelijke overeenkomst niet na te komen, om zodoende aan de veroordelingen te kunnen voldoen. De gemeente heeft zichzelf in deze positie gebracht door geen openbare biedprocedure te organiseren voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst of zich (op de in het Didam-arrest voorgeschreven wijze) ervan te vergewissen dat Aldi daadwerkelijk de enige serieuze gegadigde daarvoor was, zodat de biedprocedure achterwege kon blijven.

Daarbij komt dat uit de (inmiddels leesbare) tekst van artikel 5, lid 1 van de tijdelijke huurovereenkomst, lijkt te volgen dat de gemeente mogelijk ook zonder tekortkoming de huur door Aldi kan beëindigen. De ingebruikname door Aldi van de verhuurde gemeentegrond is immers op 1 september 2022 gestart terwijl ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog geen sprake was van een onherroepelijke omgevingsvergunning.

Dat de gemeente mogelijk problemen zal ondervinden om Aldi feitelijk de toegang tot de grond en de supermarkt te ontzeggen, zoals de gemeente stelt, is bij deze beoordeling niet relevant. Het vonnis geeft immers niet aan hóe de gemeente de hoofdveroordelingen moet naleven, alleen dát zij dat moet doen en dat op het niet naleven daarvan een dwangsom staat. Zo zal het vonnis ook worden bekrachtigd.

Dat van een onmogelijkheid sprake is bij de veroordeling om een openbare biedprocedure te organiseren, is gesteld noch gebleken.

7.4

Voorts is uit het gedrag van de gemeente dat is gevolgd op de betekening van het vonnis en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gebleken dat de gemeente, ook al zegt zij van wel, niet vrijwillig tot naleving van de hoofdveroordelingen zal overgaan. Dat betekent dat de dwangsommen hun functie van een prikkel om na te komen niet hebben verloren en voor verhoging in aanmerking komen om die prikkel te versterken, opdat de gemeente alsnog aan de veroordelingen zal voldoen.

7.5

Dit betekent dat de incidentele grief (deels) slaagt, in die zin dat de dwangsom voor iedere dag dat de gemeente niet voldoet aan het verbod om verdere uitvoering aan de tijdelijke huurovereenkomst met Aldi te geven, wordt verhoogd naar € 5.000 per dag, met een maximum van € 1.000.000 en de dwangsom bij het niet naleven van het gebod een openbare biedprocedure te organiseren, wordt verhoogd naar € 1.000.000. Deze verhogingen zullen, op de voet van artikel 611a lid 4 Rv, ingaan twee weken na betekening van dit arrest.

8 De conclusie

8.1

De gemeente is niet-ontvankelijk in haar principaal hoger beroep, zodat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met dien verstande dat nu de incidentele grief van de supermarkten deels slaagt, het de bekrachtigde hoofdveroordelingen vanaf twee weken na betekening van dit arrest zal versterken met hogere dwangsommen en een hoger dwangsommaximum.

8.2

Omdat de gemeente in het principaal beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard en in het incidenteel hoger beroep in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten van de supermarkten in die procedures veroordelen. Ook de kosten van de supermarkten in verband met de stellingen van Aldi als gevoegde partij in de hoofdzaak worden door deze veroordeling gedekt. Tot de door de gemeente aan de supermarkten te vergoeden kosten behoren ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. In het voegingsincident zullen de supermarkten als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de kosten daarvan worden veroordeeld, inclusief de door Aldi gevorderde nakosten en wettelijke rente. De kosten van Aldi als gevoegde partij in de hoofdzaak blijven voor eigen rekening van Aldi.

8.3

De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

9 De beslissing

Het hof:

In het incident

9.1

wijst de vordering van Aldi tot voeging aan de zijde van de gemeente toe;

9.2

veroordeelt de supermarkten in de kosten van het voegingsincident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Aldi vastgesteld op € 563,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

In het principaal en incidenteel beroep

9.3

verklaart de gemeente niet-ontvankelijk in het principaal hoger beroep;

9.4

bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 december 2022, met dien verstande dat de onder 5.4 opgelegde dwangsom € 5.000 bedraagt voor iedere dag dat de gemeente, vanaf twee weken na betekening van dit arrest, niet aan de in 5.3 van het bekrachtigde vonnis uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000 is bereikt en de onder 5.6 opgelegde dwangsom bij niet-naleving van de hoofdveroordeling onder 5.5 wordt verhoogd tot € 1.000.000;

9.5

veroordeelt de gemeente in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de supermarkten vastgesteld op € 783,- voor griffierecht en op

€ 2.228, - voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

9.6

veroordeelt de gemeente in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de supermarkten vastgesteld op € 1.114, - voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

9.7

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

9.8

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, F.J. de Vries en C.M.E. Lagarde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022.

1 ECLI:NL:RBMNE:2022:5402

2 Hoge Raad 26 november 2022, ECLI:NL:HR:2021:1778

3 Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.