Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHARL:2022:8796

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
13-10-2022
26-10-2022
200.303.261
Personen- en familierecht
Hoger beroep

Twee broers zijn samen bewindvoerder over hun zus als ruim € 92.000,- aan schade ontstaat. Het hof oordeelt dat de ene broer aansprakelijk is voor deze schade. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat deze broer bedragen van de rekening van zijn zus heeft overgeboekt naar zijn voormalig advocaat. Het hof is van oordeel dat de andere broer niet aansprakelijk is. Die broer heeft niet gehandeld in strijd met wat van een goed bewindvoerder verwacht mag worden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.303.261 en 200.303.266

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8994722)

beschikking van 13 oktober 2022

inzake

[verzoeker] ,

wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep in zaak 200.303.261

verweerder in hoger beroep in zaak 200.303.266,

verder te noemen: [verzoeker] ,

advocaat: mr. J.M. Vervoorn,

en

[verweerder1] ,

wonende in [woonplaats2] ,

verweerder in hoger beroep in zaak 200.303.261,

verzoeker in hoger beroep in zaak 200.303.266,

verder te noemen: [verweerder1] ,

advocaat: mr. J.J.C. van Haren.

[verweerder2] ,

wonende in [woonplaats3] ,

verweerder in hoger beroep in zaak 200.303.266,

verder te noemen: [verweerder2] ,

advocaat: mr. J.M. Vervoorn,

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

[naam1] ,

wonende in [woonplaats4] ,

[naam2] ,

wonende in [woonplaats5] ,

[naam3] ,

wonende in [woonplaats6] ,

[naam4] ,

wonende in [woonplaats6] .

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht) van 16 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

Zaak 200.303.261

  • -

    het beroepschrift met producties, binnengekomen op 16 november 2021;

  • -

    het verweerschrift;

  • -

    een journaalbericht van mr. Vervoorn van 13 september 2022 met een productie;

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Haren van 14 september 2022 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Haren van 15 september 2022 met producties.

Zaak 200.303.266

  • -

    het beroepschrift met producties, binnengekomen op 15 november 2021;

  • -

    het verweerschrift van [verzoeker] met producties;

  • -

    het verweerschrift van [verweerder2] met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Haren van 14 september 2022 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Haren van 15 september 2022 met producties.

2.2

[naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] hebben [verweerder2] gemachtigd om hen te vertegenwoordigen in de procedure.

2.3

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2022. Daarbij waren aanwezig:

  • -

    [verzoeker] met zijn advocaat;

  • -

    [verweerder1] met zijn advocaat.

Mr Van Haren heeft pleitnotities overgelegd.

3 De feiten

3.1

Broers [verzoeker] , [verweerder1] , [verweerder2] en [naam1] zijn de broers van [naam5] , verder [naam5] te noemen.
[naam2] , [naam3] en [naam4] zijn de zoons van de overleden zus van [naam5] en broers [verzoeker] , [verweerder1] , [verweerder2] en [naam1] .

3.2

Bij beschikking van 8 oktober 2004 heeft de kantonrechter de goederen van [naam5] onder bewind gesteld en [verweerder1] en [verzoeker] benoemd tot haar bewindvoerders.

3.3

[verzoeker] en [verweerder1] hadden als bewindvoerders een taakverdeling. [verweerder1] regelde alle financiële zaken voor [naam5] en [verzoeker] nam de praktische en verzorgende taken op zich.

3.4

[verweerder1] stelde ieder jaar de rekening en verantwoording voor [naam5] op. [verweerder1] ondertekende de rekening en verantwoording en stuurde deze naar de kantonrechter. [verzoeker] was niet betrokken bij het opstellen van de rekening en verantwoording en heeft deze nooit ondertekend. [verweerder1] stuurde wel ieder jaar een kopie van de jaaroverzichten van de bankrekeningen van [naam5] en een kopie van de aangifte inkomstenbelasting naar [verzoeker] . [verzoeker] vergeleek deze overzichten dan met de overzichten van het jaar daarvoor. [verzoeker] had geen inzicht in de onderliggende stukken. De kantonrechter heeft tot 2020 steeds de rekening en verantwoording geaccepteerd.

3.5

[naam5] is overleden [in] 2020.

3.6

Op 1 oktober 2020 is de eindafrekening en -verantwoording binnengekomen bij de rechtbank. Deze was ondertekend door [verweerder1] en de notaris mr. W.A. van der Sluis. Volgens de eindafrekening bedroeg het saldo van de spaarrekening van [naam5] bij ABN Amro € 92.649,-. √Op 6 november 2020 heeft de notaris, na bericht van ABN Amro, de kantonrechter laten weten dat het saldo van de spaarrekening van [naam5] slechts € 220,91 bedroeg.

3.7

In 2013 zijn drie grote bedragen van de spaarrekening van [naam5] afgeschreven. Deze bedragen zijn steeds via de privérekening van [naam5] overgeboekt naar een ING-rekening op naam van ‘ [naam6] ’, onder de vermelding ‘volgens afspraak kortlopende lening’. In totaal is in 2013 op deze manier € 87.000,- overgeboekt.

3.8

Uit de jaaroverzichten die [verweerder1] vanaf 2013 naar de kantonrechter meestuurde ter onderbouwing van de rekening en verantwoording, bleek niet dat in 2013 grote bedragen van de spaarrekening van [naam5] waren afgeschreven. Op deze overzichten stond ieder jaar een hoger saldo dan daadwerkelijk op de spaarrekening stond.

4 De omvang van het geschil

4.1

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank [verweerder1] en [verzoeker] aansprakelijk geoordeeld jegens (de erfgenamen van) [naam5] , omdat zij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort zijn geschoten en:

  • -

    [verweerder1] en [verzoeker] hoofdelijk veroordeeld, zodat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [naam5] , althans aan haar erfgenamen, van een schadevergoeding van € 92.429,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:199 BW over dat bedrag met ingang van 1 januari 2014 tot de dag van volledige betaling;

  • -

    de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.2

In zaak 200.303.261 is [verzoeker] met twee grieven in hoger beroep gekomen. [verzoeker] verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze de aansprakelijkheidstelling betreft van [verzoeker] wegens toerekenbare tekortkoming in het houden van toezicht op het vermogen van [naam5] en in het voeren van het beheer over dat vermogen tijdens het bewind, en daarnaast voor zover het de hoofdelijke veroordeling van [verzoeker] betreft tot betaling aan [naam5] , althans haar erfgenamen, van € 92.429,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot de dag van volledige betaling.

4.3

In zaak 200.303.261 voert [verweerder1] verweer in hoger beroep. Hij vraagt het hof het verzoek van [verzoeker] af te wijzen.

4.4

In zaak 200.303.266 is [verweerder1] met twee grieven in hoger beroep gegaan. [verweerder1] verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen.

4.5

In zaak 200.303.266 voert [verzoeker] verweer in hoger beroep. Hij vraagt het hof om het verzoek van [verweerder1] ongegrond te verklaren of af te wijzen en om [verweerder1] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.

4.6

In zaak 200.303.266 voert ook [verweerder2] verweer in hoger beroep. Hij vraagt het hof om het verzoek van [verweerder1] af te wijzen en om [verweerder1] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.

4.7

Op de standpunten van de verzoekers en verweerders over en weer wordt hierna, waar nodig voor de beoordeling van het geschil, verder ingegaan.

5 De motivering van de beslissing

5.1

Een bewindvoerder is aansprakelijk jegens de rechthebbende, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Dit betekent dat de handelswijze van de bewindvoerder, ook al is hierdoor schade ontstaan, niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid. De rechter moet beoordelen of de bewindvoerder heeft gehandeld in strijd met wat van een zorgvuldig handelende bewindvoerder verwacht mag worden (artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter kan op verzoek van een bewindvoerder of ambtshalve de schade vaststellen die de rechthebbende heeft geleden door slecht bewind en de bewindvoerders veroordelen tot vergoeding van die schade (artikel 1:362 en artikel 1:445 lid 5 BW).

5.2

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [naam5] , althans haar erfgenamen, € 92.429,- schade heeft (hebben) geleden. [verzoeker] en [verweerder1] hebben hiertegen geen grief gericht, zodat de omvang van de schade vaststaat. Het hof zal voor [verweerder1] en [verzoeker] , los van elkaar beoordelen, of zij aansprakelijk zijn voor de schade.

[verweerder1]

5.3

Het hof is van oordeel dat [verweerder1] heeft gehandeld in strijd met wat van een zorgvuldig handelende bewindvoerder verwacht mag worden.

5.4

Het staat vast dat [verweerder1] feitelijk was belast met de financiële zaken van [naam5] . Volgens de interne taakverdeling tussen broers [verzoeker] en [verweerder1] was het de taak van [verweerder1] om de bankrekeningen van [naam5] te beheren en te controleren. [verweerder1] stelt dat hij de spaarrekening van [naam5] bij ABN Amro in april 2011 heeft laten blokkeren en dat hij de mogelijkheid tot internetbankieren heeft beëindigd, en dat hij vanaf dat moment geen toegang meer had tot de spaarrekening.
ABN Amro heeft dit in een brief van 10 mei 2021 (aan de juridisch bijstand-verlener van [verweerder1] ) betwist en laten weten dat de spaarrekening van [naam5] nooit geblokkeerd is geweest en dat deze gewoon toegankelijk was.
Het hof vindt het niet aannemelijk dat [verweerder1] na 2011 geen toegang meer had tot de spaarrekening. Dat de spaarrekening niet geblokkeerd was, blijkt uit het vaststaande feit dat in 2013 bedragen zijn afgeschreven. De brief aan ABN Amro die [verweerder1] als productie 4 heeft overgelegd bij zijn beroepschrift, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof kan niet vaststellen of en wanneer deze brief daadwerkelijk is verstuurd. Verder merkt het hof op dat de stelling van [verweerder1] , dat hij in 2011 het internetbankieren heeft stopgezet, omdat hij niet langer alleen, maar uitsluitend samen met [verzoeker] toegang wilde hebben tot de rekening, niet aannemelijk is. De vaste taakverdeling tussen de broers was immers juist dat [verweerder1] alle financiële zaken alleen regelde en dat [verzoeker] zich niet met financiële zaken bezighield.

5.5

Het staat vast dat de bedragen die in 2013 zijn afgeschreven van de spaarrekening van [naam5] , zijn overgeboekt naar een rekening op naam van [naam6] . [verweerder1] erkent (inmiddels) dat hij een [naam6] kent. [naam6] is de voormalig advocaat van [verweerder1] , die hem tot 2013 heeft bijgestaan in meerdere procedures. [verweerder1] stelt echter dat niet vastgesteld kan worden of dit dezelfde [naam6] is als naar wie de bedragen zijn overgeboekt. [verzoeker] heeft een, aan mr. Vervoorn gerichte, brief overgelegd van [naam6] , de voormalig advocaat van [verweerder1] .
In die brief schrijft [naam6] dat [verweerder1] in 2013 drie keer een groot bedrag naar hem heeft overgemaakt. [naam6] had [verweerder1] gevraagd om te investeren in een restaurant dat hij wilde beginnen. [naam6] verklaart in de brief dat [verweerder1] steeds van te voren en na de overboeking belde om te vragen of het geld goed was aangekomen. [naam6] verklaart dat het geld afkomstig was van een rekening op naam van [naam5] . [naam6] was in de veronderstelling dat dat de partner van [verweerder1] was.

5.6

Het hof stelt vast dat de jaaroverzichten van de spaarrekening van [naam5] , die vanaf 2013 zijn gebruikt in de rekening en verantwoording, vervalst zijn. [verweerder1] heeft één jaaroverzicht van 2013 overgelegd, waarop de overboekingen naar [naam6] zijn verwerkt en het correcte saldo te zien is. Het hof gaat er daarom vanuit dat dit een onvervalst jaaroverzicht is. Als dit jaaroverzicht wordt vergeleken met de andere jaaroverzichten, is te zien dat de andere jaaroverzichten bewerkt zijn. Ze komen niet overeen met het originele jaaroverzicht qua lettertype, lettergrootte en lay-out. Daarnaast verschillen de vervalste jaaroverzichten ook onderling qua lettertype, lettergrootte en lay-out. Het hof stelt vast dat [verweerder1] de enige persoon was die de jaaroverzichten steeds ontving. Aanvankelijk werden deze naar het adres van [naam5] gestuurd en sinds 2018 naar het adres van [verweerder1] in [woonplaats2] . Uit de verklaringen van [verweerder1] blijkt dat [verzoeker] de originele, opgestuurde overzichten niet te zien kreeg. Naar eigen zeggen maakte [verweerder1] altijd een kopie van de jaaroverzichten en stuurde hij die kopie nadien door naar [verzoeker] .

5.7

Op basis van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er geen andere conclusie kan zijn dan dat [verweerder1] in 2013 in totaal € 87.000,- heeft overgemaakt aan zijn voormalig advocaat [naam6] en dat hij sindsdien vervalste jaaroverzichten van de spaarrekening van [naam5] heeft gebruikt voor het jaarlijks afleggen van rekening en verantwoording aan de kantonrechter.
Naar het oordeel van het hof had [verweerder1] toegang tot de spaarrekening van [naam5] , had [verweerder1] een connectie met zijn voormalig advocaat [naam6] en had [verweerder1] de gelegenheid om de jaaroverzichten te bewerken. [verweerder1] is de enige die de jaaroverzichten op papier ontving. De stelling van [verweerder1] dat de jaaroverzichten door of vanuit ABN Amro zijn vervalst, vindt het hof zeer onaannemelijk. Nog los dat bankafschriften automatisch worden aangemaakt en verstuurd, schrijft ABN Amro in de brief van 10 mei 2021 dat uit de bankadministratie blijkt dat steeds de jaaroverzichten met de juiste gegevens zijn verstuurd. Bovendien zou dit betekenen dat ABN Amro sinds 2014 elk jaar opnieuw vervalste jaaroverzichten opgestuurd zou hebben. Dat [verweerder1] de bedragen heeft overgemaakt, strookt met de stellingen van beide broers over hun onderlinge taakverdeling en met de informatie die verstrekt is vanuit notaris Van der Sluis, [naam6] en ABN Amro. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan die informatie. De overige, hierboven niet besproken stellingen van [verweerder1] leiden niet tot een ander oordeel.

5.8

Het hof is van oordeel dat [verweerder1] , door € 87.000,- over te boeken vanaf de spaarrekening van [naam5] naar haar privérekening, en vervolgens naar een derde persoon, en vervolgens vervalste jaaroverzichten te gebruiken bij het jaarlijks afleggen van rekening en verantwoording aan de kantonrechter, overduidelijk heeft gehandeld in strijd met wat van een goed bewindvoerder verwacht mag worden. Het hof is dus ook van oordeel dat [verweerder1] aansprakelijk is voor de geleden schade.

[verzoeker]

5.9

Het hof is van oordeel dat [verzoeker] niet heeft gehandeld in strijd met wat van een zorgvuldig handelende bewindvoerder verwacht mag worden.

5.10

Het staat vast dat [verzoeker] niet inhoudelijk was betrokken bij de financiële zaken van [naam5] en niet was betrokken bij het opstellen van de rekening en verantwoording. [verzoeker] heeft verteld dat hij geen bankpasje had en dat hij geen toegang had tot de spaarrekening van [naam5] . [verweerder1] heeft dit niet betwist. [verzoeker] kreeg elk jaar de jaaroverzichten van de bankrekeningen van [naam5] doorgestuurd van [verweerder1] . [verzoeker] vergeleek de jaaroverzichten dan globaal met die van het jaar ervoor en gaf daarna zijn goedkeuring. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] hiermee voldoende zorgvuldig te werk is gegaan. [verzoeker] heeft bijvoorbeeld verteld dat hij in 2018 argwaan kreeg, toen hij een overzicht van de bankrekening er vreemd vond uitzien. [verzoeker] heeft toen aan [verweerder1] gevraagd of hij een pdf-versie van het overzicht wilde sturen. Toen [verzoeker] deze kreeg, was zijn argwaan gesust.

5.11

Het hof is van oordeel dat [verzoeker] niet had hoeven zien dat de jaaroverzichten vervalst waren. Dit heeft de kantonrechter ook nooit gezien. Naar het oordeel van het hof had [verzoeker] niet hoeven verwachten dat zijn broer grote geldbedragen van hun zus zou overmaken naar [naam6] en vervolgens, om dit te verhullen, jaar op jaar bankafschriften zou vervalsen. Dit gedrag van [verweerder1] is zo uitzonderlijk en buitensporig dat [verzoeker] hier niet op bedacht had hoeven zijn. [verzoeker] heeft zelf verteld dat hij geen weet had van de praktijken waarbij [verweerder1] betrokken was. [verzoeker] heeft verteld dat de broers binnen de familie geen intensief contact met elkaar hadden. Dit heeft [verweerder1] niet betwist.

5.12

Op basis van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat [verzoeker] niet aansprakelijk is voor de geleden schade.

Proceskosten

5.13

Broers [verzoeker] en [verweerder2] verzoeken het hof om [verweerder1] te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Het hof zal de [verweerder1] , als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten. Het hof gaat ervan uit dat [verzoeker] en [verweerder2] in eerste aanleg geen proceskosten hadden, omdat mr. Vervoorn hen toen nog niet bijstond en zij geen processtukken hebben ingediend.

Het hof stelt de proceskosten in hoger beroep van [verzoeker] vast op:

  • -

    salaris advocaat € 5.077,50 (3 punten x tarief IV);

  • -

    na-salaris advocaat € 81,50;

  • -

    griffierecht € 1.566,-;

Totaal: € 6.725,-

Het hof stelt de proceskosten in hoger beroep van [verweerder2] vast op:

  • -

    salaris advocaat € 3.046,50 (1,5 punt x tarief IV);

  • -

    na-salaris advocaat € 81,50;

  • -

    griffierecht € 783,-;

Totaal: 3.911,-

6 De slotsom

6.1

Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen. Het hof zal [verweerder1] veroordelen tot vergoeding van de schade van € 92.429,- aan de erfgenamen van [naam5] . Het hof zal [verzoeker] niet veroordelen tot vergoeding van schade.

6.2

Dit betekent dat het hof het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] (zaak 200.303.261) en het verzoek in hoger beroep van [verweerder2] (zaak 200.303.266) toewijst.
Het verzoek in hoger beroep van [verweerder1] (zaak 200.303.266) wordt gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat de aansprakelijkheidstelling van [verzoeker] wordt vernietigd. Het hof wijst het verzoek af in die zin dat de aansprakelijkheidstelling van [verweerder1] blijft bestaan.

7 De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 16 augustus 2021;

veroordeelt [verweerder1] tot betaling van de schade van € 92.429,- aan [naam5] , althans aan haar erfgenamen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 1 januari 2014;

veroordeelt [verweerder1] in de proceskosten van [verzoeker] , vastgesteld op in totaal € 6.725,-;

veroordeelt [verweerder1] in de proceskosten van [verweerder2] , vastgesteld op in totaal € 3.911,-;

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, P.B. Kamminga en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 13 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.