GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
|
: Wahv 200.312.567/01
|
CJIB-nummer
|
: 242092271
|
Uitspraak d.d.
|
: 2 maart 2023
|
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2022, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 13 december 2022 is nog een e-mail van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Een kopie daarvan is toegestuurd aan de advocaat-generaal.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 100,- voor: “R397ea - parkeren op een parkeergelegenheid met een ander doel dan de aangegeven wijze”. Deze gedraging zou zijn verricht op 17 juni 2021 om 10:34 uur op de Van Langendonckstraat in Rotterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene betoogt dat een onderbord ‘opladen voor elektrische voertuigen’ slechts aanduidt dat ter plaatse kan worden opgeladen, niet dat dit verplicht is. Subsidiair had volgens de gemachtigde feitcode R397e (op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze) moeten worden toegepast. Voor het overige herhaalt de gemachtigde de bij de kantonrechter aangevoerde beroepsgronden.
3. Uit het zaakoverzicht, in combinatie met de foto’s in het dossier, blijkt dat het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd op een parkeerplaats voorzien van een bord E4 met een onderbord ‘opladen elektrische voertuigen’. Het onderbord houdt, anders dan de gemachtigde betoogt, in dat ter plaatse slechts mag worden geparkeerd met het doel om een (elektrisch) voertuig op te laden.
4. Niet in geding is dat het voertuig van de betrokkene niet werd opgeladen. Gelet daarop is de gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd, verricht.
5. De overige beroepsgronden hoeven geen bespreking, nu deze een herhaling zijn van de bij de kantonrechter aangevoerde gronden en de kantonrechter daarop juist heeft beslist.
6. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.