Stichting Wij Landelijke Expertise Centrum Transculturele Hulpverlening,
gevestigd te Arnhem,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de Stichting,
advocaat: mr. G. Oudshoorn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Solution Support B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Solution Support,
advocaat: mr. H.C.J. Coumou,
en in zaak 200.305.177 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Solution Support B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Solution Support,
advocaat: mr. H.C.J. Coumou,
tegen:
1 de stichting Stichting Wij Landelijke Expertise Centrum Transculturele Hulpverlening, gevestigd te Arnhem,
2 [geïntimeerde2], wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: de Stichting en [geïntimeerde2] ,
advocaat: mr. G. Oudshoorn.
1 Het verloop van de procedures in hoger beroep
Naar aanleiding van het arrest van 11 oktober 2022 heeft op 29 maart 2023 in beide zaken een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan de dossiers is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2 De kern van de zaken
2.1
Het hof gaat bij zijn oordeel uit van de feiten zoals de rechtbank die in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het vonnis van 2 juni 2021 (hierna: het bestreden vonnis) heeft vastgesteld.
2.2
De Stichting heeft bij Solution Support arbeidskrachten op urenbasis ingeleend. Deze arbeidskrachten werden door de Stichting ingezet voor het verlenen van zorg en ondersteuning aan cliënten van de Stichting.
De door Solution Support daarvoor aan de Stichting gezonden facturen zijn tot een bedrag van
€ 53.159,25 onbetaald gebleven. Daarvan vordert Solution Support in deze procedure betaling, zowel van de Stichting als van haar bestuurder [geïntimeerde2] die zij naast de Stichting daarvoor persoonlijk aansprakelijk acht.
2.3
De Stichting heeft zich tegen deze vorderingen verzet onder meer met de argumenten dat door Solution Support uren in rekening zijn gebracht die niet zijn gewerkt en uren die wel zijn gewerkt maar boven de voor haar cliënten geldende indicatie-uren komen en daarom niet voor betaling in aanmerking komen.
2.4
De rechtbank heeft de vorderingen van Solution Support tegen de Stichting toegewezen en de vorderingen tegen [geïntimeerde2] afgewezen. De Stichting heeft aan de veroordeling voldaan.
Beide partijen zijn in beroep gekomen tegen dit vonnis. In de zaak met zaaknummer 200.305.177 heeft Solution Support bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar vorderingen op [geïntimeerde2] . In de zaak met zaaknummer 200.304.888 heeft de Stichting bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van de vorderingen van Solution Support.
Het hof is van oordeel dat het hoger beroep van Solution Support faalt en het hoger beroep van de Stichting deels slaagt. Daarvoor geldt het volgende.
3 Het oordeel van het hof
200.304.888
3.1
In deze zaak gaat het om de vraag of de facturen van Solution Support tot een bedrag van
€ 53.159,25 door de Stichting moeten worden betaald.
Bij de rechtbank heeft de Stichting erkend een bedrag van € 26.643,50 aan Solution Support verschuldigd te zijn. Zij handhaaft desgevraagd dit standpunt in hoger beroep, ondanks het feit dat de financiële uitwerking van haar grieven tot een ander resultaat leidt. Dit betekent dat het hof dient te oordelen over een bedrag van € 26.515,50 in hoofdsom.
3.2
De bezwaren van de Stichting tegen de facturen die aan dit bedrag ten grondslag liggen vallen uiteen in twee hoofdonderwerpen, te weten allereerst de relatie tussen de door Solution Support gefactureerde uren en de indicatie-uren die voor de cliënten van de Stichting gelden en voorts het argument van de Stichting dat er uren zijn gedeclareerd waarvoor niet is gewerkt.
3.3
Tussen partijen staat vast dat vanaf 9 mei 2019 de afspraak geldt dat Solution Support de facturen kon opmaken nadat de uren van haar medewerkers door de Stichting waren goedgekeurd.
Tegen het oordeel van de rechtbank (in rechtsoverweging 4.3) dat die afspraak niet al voor 9 mei 2019 gold, heeft de Stichting niet,, althans niet duidelijk en concreet genoeg gegriefd. Ook dat staat in hoger beroep dus tussen partijen vast.
Indicatie-uren (meer gefactureerd dan indicatie-uren)
3.4
De grieven 1 en 3 richten zich tegen het oordeel van de rechtbank (in rechtsoverwegingen 4.3 en 4.7) dat door medewerkers van Solution Support gewerkte uren die de indicatie overschrijden door de Stichting moeten worden betaald.
Volgens de Stichting zijn zowel Solution Support zelf als haar medewerkers vanaf het begin van deze samenwerking op de hoogte geweest van het gegeven dat per cliënt indicatie-uren gelden en dat het aantal te werken uren voor die cliënt de indicatietijd niet mag overschrijden. Gewerkte uren boven de indicatietijd per cliënt hoeft de Stichting niet te betalen. Zij krijgt die zelf ook niet betaald door haar opdrachtgevers. Dit leidt er toe dat van een bedrag van € 5.069,31 (de tien facturen die de Stichting noemt in randnummer 21 van de memorie van grieven) ten onrechte betaling is gevorderd, aldus de Stichting.
3.5
Het verweer van de Stichting is een bevrijdend verweer dat meebrengt dat de stelplicht bij de Stichting ligt. Zij heeft haar stelling op dit onderdeel onderbouwt met een verwijzing naar het (als productie 5) overgelegde “Akkoord werkwijze Instituut Wij”, die door [naam1] en [naam2] zijn ondertekend (hierna: de Werkwijze). Daarin is -aldus de Stichting- het werken binnen de grenzen van de indicatie-uren helder uitgelegd. Daarnaast wijst zij op de inwerkperiode voor elke medewerker van de Stichting, dus ook voor medewerkers van Solution Support, waarin de wijze van dossiervorming, het computersysteem met gegevens van de cliënten, waaronder indicatie-uren en de verantwoording van de gewerkte uren in dat computersysteem, is uitgelegd. Zij heeft daarbij ter zitting benoemd dat in dit systeem elke medewerker bij de invoer van gewerkte uren in een “vollopend” tijdbalkje kon zien hoeveel indicatie-uren er in een relevante periode nog “over” waren.
Naar het oordeel van het hof heeft Solution Support haar betwisting in het licht van deze gemotiveerde stelling onvoldoende inhoud en onderbouwing gegeven. Daarbij weegt het hof mee dat -zoals de Stichting terecht heeft gesteld- het werken met indicatie-uren gebruikelijk is in de zorg, een werkveld waarin Solution Support werkzaam is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Solution Support desgevraagd bevestigd dat zij haar medewerkers inzet in de zorg.
Tegen die achtergrond moet ervan worden uitgegaan dat tussen partijen de afspraak geldt dat in beginsel alleen de gewerkte uren, die binnen de indicatietijd vallen, worden vergoed.
Dat brengt echter niet mee dat de grieven van de Stichting op dit onderdeel slagen.
3.6
Daarvoor geldt allereerst dat de Stichting geen overzicht van de relevante indicatie-uren heeft ingebracht in deze procedure. Dat had wel op haar weg gelegen. Anders dan de Stichting heeft gesteld kan uit de door haar overgelegde analyses van de afgekeurde facturen niet worden afgeleid wat de (met een gemeente overeengekomen en overschreden) indicatietijd is. Zonder die informatie is het voor het hof niet mogelijk de facturen die de Stichting op deze grond niet wil betalen daarop te beoordelen. Daarbij komt het volgende.
Zowel in de door de Stichting overgelegde Werkwijze als in de praktijk blijken uitzonderingen op het werken binnen de indicatietijd – ook volgens de Stichting – mogelijk. Dat kan volgens de Werkwijze bijvoorbeeld in een crisissituatie, met goedkeuring van de leidinggevende. Als blijkt dat de indicatietijd structureel te weinig is, kan om aanpassing worden gevraagd.
Voor zover in de algemene goedkeuring van uren die de Stichting sinds 9 mei 2019 aan Solution Support heeft verstrekt al niet een goedkeuring voor overschrijding van de boven de indicatietijd gewerkte uren is gelegen, is dat in ieder geval zo na de e-mailwisseling tussen partijen van november/december 2019.
Uit die e-mailwisseling (producties 14 en 16 van Solution Support) blijkt onder meer dat:
-
de Stichting op 18 november 2019 Solution Support heeft gevraagd om bepaalde facturen te corrigeren;
-
Solution Support dat heeft gedaan en deze facturen op 20 november en 1 december 2019 opnieuw bij de Stichting heeft ingediend;
-
de Stichting daarna op 2 december 2019 nog enkele vragen heeft gesteld over de doorgevoerde correcties en deze bij e-mail van 3 december 2019 door Solution Support zijn beantwoord.
3.7
Bij deze stand van zaken is er naar het oordeel van het hof goedkeuring ook wat betreft de betaling van gewerkte uren die de indicatie-uren te boven gingen, althans mocht Solution Support er op vertrouwen dat er sprake was van goedkeuring van de zijde van de Stichting.
Daar komt bij dat de Stichting ten aanzien van eerder door haar afgekeurde uren op 22 en 27 november 2019 (productie 15) uitdrukkelijk aan zowel [naam3] (één van de van Solution Support ingeleende arbeidskrachten) als aan Solution Support heeft laten weten dat afkeuring van bepaalde uren van medewerkers van Solution Support niet betekende dat de uren niet zouden worden betaald, maar dat het (slechts) een kwestie van administratie en registratie was.
Zo schrijft [naam4] op 22 november 2019 namens de Stichting aan [naam3] :
“Hoi [naam3] ,
ik moest zeggen van [geïntimeerde2] dat de term afkeuren van de uren niet betekend dat deze niet worden uitbetaald.
Deze worden uiteraard wel uitbetaald aangezien jij deze gewoon gewerkt hebt. Zobair gaat je nog hierover bellen om het op te helderen.”
en op 27 november 2019 aan Solution Support, [naam3] en [naam2] :
“Eerder is er verwarring ontstaan bij mij en bij de medewerkers over de afgekeurde uren. Zoals ik te horen heb gekregen moest ik de afgekeurde uren ook doorgeven aan Solution, deze werden dan echter niet uitbetaald. Hierbij is dit niet gecommuniceerd naar de medewerkers, excuses hiervoor.
Hierna heb ik om opheldering gevraagd bij [geïntimeerde2] , deze geeft aan dat de afgekeurde uren geen onbetaalde uren zijn, dit is alleen om aan te geven dat deze uren niet (juist) zijn geregistreerd en wat betreffende juistheid zijn afgekeurd en dat deze uren nog juist geregistreerd dienen te worden. Dit
betekent dus niet dat deze uren niet uitbetaald worden.”
3.8
Dit betekent dat grief 1 faalt en ook grief 3 voor zover deze zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat gewerkte uren die boven de indicatie-uren komen, door de Stichting moeten worden betaald.
Indicatie-uren (niet uitgenutte uren)
3.9
Met grief 3 richt de Stichting zich (ook) tegen het in rechtsoverweging 4.7 (impliciet) vervatte oordeel van de rechtbank dat ook de uren die niet zijn gewerkt door medewerkers van Solution Support moeten worden vergoed als daarvoor binnen de indicatie-uren ruimte is.
Solution Support wijst erop dat waar sprake is van facturering van uren die niet zijn gewerkt maar die wel binnen de indicatie-uren vallen, zij dat heeft gedaan op uitdrukkelijk verzoek van de Stichting. Deze heeft immers als tabblad D bij de e-mail van 18 november 2019 voor een aantal facturen aangegeven dat er “te weinig gefactureerd” is.
Daarop heeft Solution Support de correcties van 20 november 2019 doorgevoerd. Ten aanzien van de facturen waarbij de Stichting “te weinig gefactureerd” heeft aangetekend, heeft
Solution Support die uren “opnieuw” gefactureerd, zoals Keukens bij de mondelinge behandelingen van 19 april 2022 en 29 maart 2023 heeft bevestigd. Zij heeft desgevraagd eveneens bevestigd dat zij niet heeft gecontroleerd of die uren door de medewerkers ook daadwerkelijk zijn gewerkt, dat die controle door de ontstane situatie en onduidelijkheid van de zijde van de Stichting niet goed kon plaatsvinden en dat omdat er ook wél gewerkte uren op verzoek van de Stichting zijn afgeboekt (in de hoop dat de Stichting dan zou gaan betalen) het “gemiddeld” na de correcties van november 2019 wel klopte.
3.10
Bij die stand van zaken en met als uitgangspunt dat op basis van de (niet door de Stichting ondertekende maar wel door Solution Support ingeroepen) inleenovereenkomst alleen gewerkte uren aan de Stichting kunnen worden gefactureerd en Solution Support de stelplicht ten aanzien van de daadwerkelijk gewerkte uren draagt, is er geen grondslag voor de(ze) vorderingen van Solution Support. In zoverre slaagt grief 3.
3.11
Dat betekent echter niet dat alle facturen die de Stichting op deze basis betwist (in hoger beroep, memorie van grieven randnummer 48) onbetaald kunnen blijven. Nodig is dat uit de betwisting van de Stichting duidelijk wordt bij welke facturen sprake is geweest van niet gewerkte uren. Dat is in dit hoger beroep niet steeds voldoende duidelijk geworden.
Daarvoor is in de betwisting van de Stichting sprake van te veel onduidelijkheid en tegenstrijdigheid. Solution Support heeft daarop terecht gewezen. Daarvoor geldt het volgende.
-
In de samenvattende alinea op dit onderdeel (randnummer 48 memorie van grieven) worden zeven facturen genoemd;
-
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof (op 29 maart 2023) heeft de Stichting erkend dat de derde factuur, met nummer 2019-0058, niet in deze opsomming (in randnummer 48) thuishoort;
-
Desgevraagd kan de Stichting niet uitleggen hoe de (in randnummer 48 opgenomen) factuur 2019-0059 van oorspronkelijk € 41,25 voor een bedrag van € 848,75 is opgenomen.
3.12
Dat leidt tot de slotsom dat grief 3 slaagt voor de volgende facturen
2019-0056 € 192,49
2019-0057 € 1.484,85
2019-0059 € 41,25
2019-0060 € 522,45
2019-0061 € 1.044,90
2019-0062 € 797,43.
Het hof zal een bedrag van € 4.083,37 (het totaal van de hier genoemde facturen) na vernietiging van het bestreden vonnis in mindering brengen op het toegewezen bedrag.
Uren [naam3]
3.13
Grief 4 keert zich tegen het oordeel van de rechtbank (in rechtsoverweging 4.9) dat de facturen die zien op de uren van [naam3] moeten worden betaald en dat het verweer van de Stichting op dat onderdeel faalt.
Volgens de Stichting ziet de rechtbank daarbij over het hoofd dat de stelplicht en bewijslast op Solution Support rusten en dat deze niet heeft aangetoond dat de facturen die zien op de uren van [naam3] ook daadwerkelijk gewerkte uren van hem betreft. De Stichting heeft concrete aanwijzingen dat [naam3] bij afspraken met cliënten van de Stichting niet is geweest, dat hij uren heeft geregistreerd voor afspraken die niet door zijn gegaan en ten slotte dat hij de door hem verleende zorg niet of onvolledig in de cliëntendossiers heeft verwerkt.
Solution Support heeft in haar antwoord gewezen op de (eerdere) goedkeuring van de uren van [naam3] , de e-mails van 22 en 27 november 2019 en overigens de verwijten aan het adres van [naam3] bestreden en erop gewezen dat de bezwaren van de Stichting tegen de uren van [naam3] slechts een klein gedeelte van de totaal voor hem gefactureerde uren betreffen. Daarnaast heeft zij een schriftelijke reactie van [naam3] ingebracht.
3.14
Het is aan Solution Support als de partij die betaling vordert van facturen voor uren van [naam3] deze te onderbouwen. Dat heeft Solution Support gedaan.
Acht facturen, die betrekking hebben op [naam3] , heeft de Stichting voor een bedrag van
€ 14.609,77 in hoger beroep (memorie van grieven randnummer 62) betwist.
De onderbouwing van die betwisting ziet op in totaal 57 uren van [naam3] en betreft een bedrag van € 3.134,68 (namelijk 57 x € 45,45 per uur, vermeerderd met 21% btw).
Dat betekent dat de betwisting voor het restant (€ 14.609,77 - € 3.134,68) faalt. De betwisting daarvan is onvoldoende concreet (onderbouwd) in het licht van de stellingen van Solution Support op dit onderdeel. Daarvoor is in ieder geval onvoldoende het argument van de Stichting dat nu [naam3] naar haar mening 57 uur niet heeft gewerkt terwijl hij zegt dat wel te hebben gedaan, de overige uren “dus” ook niet zullen kloppen. Voor het overige verwijst het hof naar wat de rechtbank op dit onderdeel (in rechtsoverweging 4.9) heeft overwogen en maakt dat oordeel tot het zijne.
3.15
Waar het de 57 betwiste uren betreft, faalt grief 4 eveneens. [naam3] heeft in zijn verklaring (productie 2 in hoger beroep) gereageerd op de verwijten van de Stichting. Zo heeft hij uitgelegd dat ook als een cliënt heeft afgezegd hij wel uren ter voorbereiding van de (afgezegde) afspraak heeft gewerkt. Ook heeft hij uitgelegd dat -net als bij de andere medewerkers van de Stichting- de verslaglegging in de cliëntendossiers wel eens achterliep, maar dat dat niets zegt over de afgelegde bezoeken en gewerkte uren. Tot slot heeft hij verklaard dat hij van [geïntimeerde2] bij een dreigende overschrijding van de urenindicatie van een cliënt het verzoek/de aanwijzing heeft gekregen de door hem gewerkte uren te verdelen over meerdere weken (passend binnen de indicatie).
Op deze inhoudelijke verklaring van [naam3] heeft de Stichting niet of onvoldoende inhoudelijk onderbouwd gereageerd.
Daar komt bij dat deze verklaring in overeenstemming lijkt met de werkwijze van de Stichting zoals die in de e-mails van 22 en 27 november 2019 met [naam3] en Solution Support is gecommuniceerd. Het hof verwijst overigens naar wat het daarover in rechtsoverweging 3.7 heeft gezegd.
Tegen deze achtergrond is ook de betwisting van de 57 uren van [naam3] onvoldoende concreet, in het licht van de (nader onderbouwde) stellingen van Solution Support op dit onderdeel.
Grief 4 faalt daarom.
Overige grieven
3.16
Met grief 2 komt de Stichting op tegen het oordeel van de rechtbank over de door Solution Support in rekening gebrachte kilometervergoedingen.
Deze grief faalt.
Voor zover het facturen betreft van voor februari 2019 (zoals de genoemde factuur 2019-0010) geldt dat de kilometervergoeding toen nog niet in de tarieven van Solution Support was verwerkt en deze vergoeding dus terecht naast het uurtarief in rekening is gebracht. Het hof verwijst naar hetgeen de rechtbank daarover in rechtsoverweging 4.4 oordeelt en maakt dat tot het zijne.
Voor zover grief 2 (ook) ziet op factuur 190147 van 5 februari 2019 geldt dat deze factuur is betrokken bij de op verzoek van de Stichting gecorrigeerde facturen eind 2019. Daarvoor geldt ook hetgeen het hof in rechtsoverweging 3.6 heeft overwogen. Grief 2 faalt dus.
3.17
Grief 5 die ziet op de door de rechtbank toegewezen buitengerechtelijke incassokosten slaagt in die zin dat deze kosten over een lager bedrag dienen te worden berekend in verband met het gedeeltelijk slagen van grief 3.
Nu het door het hof toe te wijzen bedrag in hoofdsom € 49.075,88 bedraagt, berekent het hof de buitengerechtelijke incassokosten -in overeenstemming met de wijze waarop de rechtbank dat in rechtsoverweging 4.11 heeft gedaan- op € 1.265,76.
3.18
Grief 6 ziet op de ten laste van de Stichting toegewezen proceskosten. Nu de Stichting de merendeels in het ongelijk gestelde partij betreft, blijven de proceskosten van de eerste aanleg voor haar rekening. De hoogte van de toegewezen proceskosten op grond van het liquidatarief blijft dezelfde nu ondanks de lagere (toegewezen) hoofdsom het tarief (IV) hetzelfde blijft.
3.19
Aan bewijslevering door Solution Support of de Stichting komt het hof bij deze stand van zaken niet toe, als het bewijsaanbod dat zij in dit hoger beroep doen daarvoor al voldoende concreet zou zijn.
Slotsom in zaak 200.304.888
3.20
De grieven 3 (gedeeltelijk) en 5 slagen. De overige grieven falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen, met dien verstande dat de toe te wijzen bedragen ten gunste van Solution Support worden verminderd in verband met het slagen van grief 3 en 5.
3.21
Omdat de Stichting grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal het hof haar veroordelen in de kosten van dit hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
200.305.177
3.22
De drie grieven in deze zaak richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde2] niet aansprakelijk is voor de betalingen die de Stichting heeft nagelaten en de afwijzing van de in dat kader door Solution Support gevorderde verklaring voor recht en veroordeling tot betaling van de openstaande facturen van Solution Support.
Volgens Solution Support heeft de rechtbank allereerst miskend dat een bestuurder ook naast de rechtspersoon persoonlijk aansprakelijk kan zijn in het geval de rechtspersoon tijdelijk in verzuim is (grief 1). Voorts heeft de rechtbank het handelen van [geïntimeerde2] niet als onrechtmatige frustratie van betaling en verhaal gezien (grief 2) en heeft zij ten slotte miskend dat de bestuurdersaansprakelijkheid van [geïntimeerde2] ook relevant blijft voor het geval de Stichting geen verhaal biedt en in ieder geval voor de proceskosten in hoger beroep (in deze zaak en in de zaak met zaaknummer 200.304.888) (grief 3).
3.23
Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling, waarbij het hof het volgende voorop stelt.
Bij benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaald blijven van diens vordering kan naast de aansprakelijkheid van de vennootschap ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als maatstaf geldt in de onder (ii) bedoelde gevallen of het handelen of nalaten als bestuurder van de betrokken bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
3.24
Volgens Solution Support is er sprake van frustratie van betaling en verhaal. De Stichting betaalde de facturen van Solution Support niet en dat is volledig te wijten aan het gedrag en de handelingen van [geïntimeerde2] , die er de afgelopen jaren alles aan heeft gedaan om -steeds met andere argumenten- betaling van de facturen door de Stichting te verhinderen, aldus Solution Support. De Stichting en [geïntimeerde2] wijzen er in hun verweer op dat de situatie waarin de rechtspersoon, in dit geval de Stichting, niet betaalt en ook geen verhaal biedt, zich niet voordoet. Er is in juni 2020 conservatoir (derden-)beslag ten laste van de Stichting gelegd, dat ook doel heeft getroffen. Bovendien is het volgens de rechtbank door de Stichting verschuldigde bedrag na betekening van het bestreden vonnis volledig betaald, inclusief rente en (proces-)kosten, en kan de Stichting zo nodig ook de proceskostenveroordeling in hoger beroep gewoon betalen, aldus de Stichting en [geïntimeerde2] .
3.25
Dit verweer slaagt. Er doet zich geen situatie voor waarin de Stichting als rechtspersoon vorderingen onbetaald laat. Er is -zij het onder de druk van een beslag en een gerechtelijke uitspraak- betaald en ook als dat niet zo zou zijn is gesteld noch gebleken dat de financiële positie van de Stichting zo zou zijn dat zij voor de gevorderde betaling geen verhaal zou bieden.
In die situatie is in beginsel geen ruimte voor de aansprakelijkheid van [geïntimeerde2] als bestuurder naast de Stichting.
Zelfs indien juist zou zijn (zoals in grief 1 wordt betoogd) dat ook in een dergelijk geval ruimte zou zijn voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde2] omdat door zijn onwil te betalen de Stichting in ieder geval tijdelijk in verzuim is met betalen, geldt ook dan de eis van het persoonlijk ernstig verwijt.
Solution Support heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [geïntimeerde2] een persoonlijk ernstig verwijt treft. Het niet betalen van facturen zoals in deze zaak aan de orde, ook al gebeurt dat deels met verschillende en wisselende argumenten, is daarvoor volstrekt onvoldoende. Bovendien -zo is gebleken uit het oordeel van het hof in de zaak met zaaknummer 200.304.888- is dat verweer deels terecht.
Hierop stuiten de grieven af.
3.26
Aan bewijslevering door Solution Support [geïntimeerde2] of de Stichting komt het hof bij deze stand van zaken niet toe, als het bewijsaanbod dat zij in dit hoger beroep doen daarvoor al voldoende concreet zou zijn.
Slotsom in zaak 200.305.177
3.27
De grieven falen. Het hoger beroep slaagt niet. Het bestreden vonnis zal op dit onderdeel worden bekrachtigd.
3.28
Omdat Solution Support in het ongelijk is gesteld, zal het hof haar veroordelen in de kosten van dit hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep in de zaken 200.304.888 en 200.305.177
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 juni 2021, met dien verstande:
dat in onderdeel 5.1. van dat vonnis in plaats van € 53.159,25 moet worden gelezen:
€ 49.075,88;
dat in onderdeel 5.2 in plaats van € 1.306,59 moet worden gelezen: € 1.265,76;
4.2
veroordeelt de Stichting in het hoger beroep met zaaknummer 200.304.888 tot betaling van de volgende proceskosten van Solution Support:
€ 2.106, - aan griffierecht
€ 6.471 - aan salaris van de advocaat van Solution Support (3 procespunten x appeltarief IV);
4.3
veroordeelt Solution Support in het hoger beroep met zaaknummer 200.305.177 tot betaling van de volgende proceskosten van de Stichting:
€ 2.106, - aan griffierecht
€ 3.549, - aan salaris advocaat van de Stichting (3 punten x appeltarief II);
4.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, C.M.E. Lagarde en M. Holthuis, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: