Het hof heeft de vraag hoe fosfaatrechten aan gebouwen moeten worden toegerekend beantwoord in het laatste tussenarrest: op basis van het melkvee (aantal GVE naar diercategorie) waarop de fosfaatrechten zijn toegekend en de aanwezigheid van GVE in de melkveestallen moet het aandeel worden berekend. Voor het aantal GVE dat in de stal verbleef, gaat het hof in principe uit van het gemiddelde aantal dieren per stal in 2015 op basis van de gecombineerde opgave van 2016. Het hof berekent in dit eindarrest de aftrek voor de ligboxenstal en het aandeel van de gepachte ondergrond en rekent zo fosfaatrechten toe aan de ligboxenstal.
Rechtspraak.nl TvAR 2023/8146 met annotatie van
E.H.M. Harbers
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: [appellant.] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. B. Nijman.
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Landgoed [naam landgoed] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [landgoed] BV,
advocaat: mr. N.S. Commijs.
1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
Naar aanleiding van het tussenarrest van 27 december 2022 hebben partijen een akte genomen om hun standpunt mee te delen over de vraag in het tussenarrest. Hierna heeft het hof opnieuw bepaald dat er een arrest komt.
2 Kern van de zaak en de beslissing
2.1
Het hof heeft de vraag hoe fosfaatrechten aan gebouwen moeten worden toegerekend beantwoord in het laatste tussenarrest: op basis van het melkvee (aantal GVE naar diercategorie) waarop de fosfaatrechten zijn toegekend en de aanwezigheid van GVE in de melkveestallen moet het aandeel worden berekend. Voor het aantal GVE dat in de stal verbleef, gaat het hof in principe uit van het gemiddelde aantal dieren per stal in 2015 op basis van de gecombineerde opgave van 2016.
2.2
Omdat [appellant.] wel de toekenningsbeschikking had overgelegd maar de gecombineerde opgave 2016 nog niet, heeft het hof hem verzocht deze gecombineerde opgave over te leggen. Partijen hebben daarmee en met de uitgangspunten van het hof een berekening gemaakt. Het hof berekent de aftrek voor de ligboxenstal en het aandeel van de gepachte ondergrond en rekent zo fosfaatrechten toe aan de ligboxenstal. Het komt er per saldo op neer dat [landgoed] BV € 139.620 minder ontvangt als haar aandeel in de fosfaatrechten dan [appellant.] al had betaald.
2.3
Hierna legt het hof zijn oordeel uit.
3 Het oordeel van het hof
Samenvatting van de beslissingen tot nu toe
3.1
[appellant.] heeft een hoeve gepacht van [landgoed] BV. De ligboxenstal heeft [appellant.] op basis van een pachtafhankelijk opstalrecht gebouwd. Hij betoogt dat de ligboxenstal niet meetelt in de aanspraak op de fosfaatrechten.
3.2
Het hof heeft geoordeeld dat de aanspraak van de verpachter een uitzondering is op het beginsel dat de fosfaatrechten aan de pachter toekomen. Een van de rechtvaardigingen daarvoor is dat de verpachter langdurig een hoeve, grond of gebouwen ter beschikking heeft gesteld. [landgoed] BV heeft geen ligboxenstal ter beschikking gesteld. Bij een opstalrecht heeft de pachter zelf een eigen gebouw opgericht waarvan hij eigenaar is. De risico’s die daaruit voortvloeien zijn voor hem. De rechtsverhouding van [appellant.] ten opzichte van de ligboxenstal is dus van andere aard dan de rechtsverhouding die er zou zijn indien hij de ligboxenstal had gepacht. Daarin ligt voldoende reden om de ligboxenstal niet mee te tellen bij de berekening van de aanspraak van [landgoed] BV.
3.3
Het hof vindt het het meest in overeenstemming met zijn uitspraak van 26 maart 2019 en de agrarische praktijk om bij de toerekening van fosfaatrechten aan de ligboxenstal uit te gaan van het melkvee (de GVE) waarop de fosfaatrechten zijn toegekend en de aanwezigheid van GVE in de melkveestallen. Voor het aandeel dat het gebouw heeft bij die toekenning, zal worden uitgegaan van de gemiddelde aanwezigheid van GVE in 2015 zoals dat is opgegeven in de gecombineerde opgave van 2016. Voor de berekening heeft het hof als hulpmiddel onderstaande tabel gemaakt.
Fosfaatrechten - peildatum 2 juli 2015
Kg
Aantal
Norm
Fosfaatrechten
Fosfaatrechten
- korting 8,3% : 2
Toerekening aan huisvesting
obv GO 2016
Totale melkproductie in 2015
Gemiddelde melkproductie per koe in 2015
Excretieforfait
Melk- en kalfkoeien (diercategorie 100)
Jongvee jonger dan 1 jaar (diercategorie
101)
x 9,6
Jongvee 1 jaar en ouder (diercategorie
102)
x 21,9
Toerekening aan de ligboxenstal van [appellant.]
3.4
[appellant.] heeft de gecombineerde opgave overgelegd. Daaruit volgt dat de gemiddelde stalbezetting in 2015 zo was:
kenmerk staltype gemiddeld waarvan jaar
aantal dieren melkkoeien ingebruikname
10148100000002693 A 3.100, 33 1980
10148100000002691 A 1.100 81 81 1985
L0148100000002692 A 3.100 41 1980
3.5
Gemiddeld genomen stond het melkvee (diercategorie 100) dus in de ligboxenstal (10148100000002691 A 1.100) en het overige vee in de andere twee stallen. Dat brengt mee dat de melkveebezetting diercategorie 100 op peildatum 2 juli 2015 volledig moet worden toegerekend aan de ligboxenstal en de overige dieren niet.
3.6
Uitgewerkt in de tabel ziet dat er zo uit:
Fosfaatrechten - peildatum 2 juli 2015
Kg
Aantal
Norm
Fosfaatrechten
Fosfaatrechten
- korting 8,3% : 2
Toerekening aan ligboxenstal
obv GO 2016
Totale melkproductie in 2015
762671
Gemiddelde melkproductie per koe in 2015
9312
Excretieforfait
44,2
Melk- en kalfkoeien (diercategorie 100)
79
x 44,2
3491,98 kg
1601 kg
1601 kg
Jongvee jonger dan 1 jaar (diercategorie
101)
40
x 9,6
384 kg
176 kg
0
Jongvee 1 jaar en ouder (diercategorie
102)
35
x 21,9
766,5 kg
351 kg
0
3.7
[appellant.] voert aan dat er nog vijf tot tien vaarzen in de ligboxenstal stonden voor het afkalveren. Die zijn volgens hem niet opgenomen in de gecombineerde opgave, maar daarvoor heeft [appellant.] geen (voldoende) verklaring gegeven. Het gaat bij de gecombineerde opgave bovendien om een gemiddelde stalbezetting. Dat de aantallen van de dieren op 2 juli 2015 verschilt van de gemiddelde stalbezetting in 2015 is niet relevant voor de toerekening per 15 juli 2015 aan de ligboxenstal. De gecombineerde opgave is een hulpmiddel om de toerekening te kunnen maken op basis van de toekenningsbeschikking die de veebezetting op de peildatum heeft vastgelegd. Die veebezetting is het uitgangspunt. Het aanbod van [appellant.] om te bewijzen dat er in de ligboxenstal ook vaarzen stonden, wordt om die redenen afgewezen.
3.8
Omdat de gecombineerde opgave niet het uitgangspunt maar een hulpmiddel is om de toerekening aan de ligboxenstal te kunnen maken, is er geen aanleiding om, zoals partijen doen, de fosfaatrechten opnieuw te berekenen over de veebezetting zoals die uit de gecombineerde opgave volgt (en waaruit dus een marginaal andere uitkomst komt dan 1601 kg).
De ondergrond van de ligboxenstal
3.9
In het eerste tussenarrest heeft het hof onder 3.12 al geoordeeld dat de ondergrond van de ligboxenstal meetelt in de aanspraak van [landgoed] BV. In de verdeling van de fosfaatrechten tussen grond en gebouwen, is de ondergrond al meegenomen. De vraag is of de ondergrond op die manier voldoende is verdisconteerd in de aanspraak van de verpachter op de fosfaatrechten. [appellant.] meent van wel, zeker omdat hij als opstalhouder een vergoeding betaalt van een geïndexeerd bedrag van ƒ 200 per jaar aan de grondeigenaar. [landgoed] BV vindt dat er een meerwaarde zit aan de ondergrond en voert aan dat op de toe te rekenen fosfaatrechten een aftrek moet plaatsvinden van 20% (antwoordakte van 16 augustus 2022) of 40% (antwoordakte van 7 maart 2023).
3.10
Het hof oordeelt dat de ondergrond van de ligboxenstal heeft bijgedragen aan de opbouw van de fosfaatrechten die daaraan kunnen worden toegerekend. Die grond is gepacht en ook als ondergrond voor het opstalrecht uitgegeven, waarvoor [appellant.] een vergoeding betaalt. Omdat in de aanspraak van [landgoed] BV op de fosfaatrechten alle gepachte grond al is meegenomen, is er geen aanleiding om voor de gepachte ondergrond van de ligboxenstal een extra aanspraak aan te nemen. De in beginsel heldere verdeling tussen (de aanspraak die is toe te rekenen aan) grond en gebouwen (50/50) zou daarmee bovendien gecompliceerd worden, terwijl een voor de agrarische praktijk hanteerbare berekeningsmethode beoogd wordt.
Wat betekent de beslissing voor de vordering van [landgoed] ?
3.11
[landgoed] BV heeft een verklaring voor recht gevorderd dat zij recht heeft op alle fosfaatrechten. Die vordering heeft de pachtkamer toegewezen maar het hof zal die toewijzen in de zin dat [landgoed] BV op een kleiner aandeel recht heeft. Na het vonnis van de pachtkamer heeft [appellant.] stukken aan [landgoed] BV gegeven en hebben partijen op basis van alle fosfaatrechten afgerekend. [appellant.] heeft toen een bedrag van € 371.250 aan [landgoed] BV betaald als 50% van de waarde van de fosfaatrechten.
3.12
Het totaal aantal fosfaatrechten dat aan [appellant.] is toegekend is 4257 kg. Per kilo heeft [appellant.] dus € 742.500 : 4257 kg = € 174,42 betaald. Van het totaal komt (4257 - 1601 =) 2656 kg toe aan [landgoed] BV. De helft van de waarde daarvan is € 231.630. Dat moet [appellant.] aan [landgoed] BV betalen. Omdat [appellant.] teveel aan [landgoed] heeft betaald, moet [landgoed] BV nog € 139.620 aan hem terugbetalen (€ 371.250 - € 231.630). [appellant.] heeft daarvoor geen vordering ingesteld zodat het hof [landgoed] BV daartoe niet kan veroordelen.
De conclusie
3.13
Het hoger beroep slaagt gedeeltelijk. Het bestreden eindvonnis zal het hof gedeeltelijk vernietigen maar voor de proceskostenveroordeling in stand laten. Omdat [landgoed] BV in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.1
3.14
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de pachtkamer te Zwolle van 13 april 2021, behalve de proceskostenveroordeling onder 5.4, en doet opnieuw recht:
verklaart voor recht dat [landgoed] BV in de onderlinge verhouding tussen partijen rechthebbende is op de fosfaatrechten met uitzondering van de fosfaatrechten die zijn toegerekend aan de ligboxenstal (1601 kg);
veroordeelt [appellant.] aan [landgoed] BV te betalen de helft (50%) van de verkoopopbrengst van 2976 kg aan fosfaatrechten, te weten een bedrag van € 231.630;
veroordeelt [landgoed] BV tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant.] :
€ 338,- aan griffierecht
€ 109,59 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [landgoed] € 12.948,- aan salaris van de advocaat van (3 procespunten x appeltarief VI);
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, J.H. Lieber en Z.J. Oosting en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en B. Lamers, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.