GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
|
: Wahv 200.318.312/01
|
CJIB-nummer
|
: 235553702
|
Uitspraak d.d.
|
: 21 juni 2023
|
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Nederland van 12 juli 2022, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 390,- voor: “parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart”. Deze gedraging zou zijn verricht op 28 juli 2020 om 14.40 uur op de Rodeweeshuisstraat in Groningen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart en dat deze kaart op het dashboard lag toen hij zijn voertuig op de gehandicaptenparkeerplaats had neergezet. Bij terugkomst zagen de betrokkene en zijn vriendin dat het voertuig aan de voorzijde was beschadigd en de gehandicaptenparkeerkaart op de grond lag. De betrokkene vermoedt dat er een ander voertuig tegen zijn voertuig is gereden en dat de gehandicaptenkaart door die aanrijding van het dashboard is gevallen. Ter onderbouwing is in hoger beroep een verklaring van de vriendin van de betrokkene overgelegd waarin zij deze gang van zaken onderschrijft, alsmede een kopie van de betreffende gehandicaptenparkeerkaart. Verder is
een kopie van een factuur van een autobedrijf overgelegd, waaruit blijkt dat er schade is geweest aan de voorbumper van het voertuig van de betrokkene.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), dat luidt, voor zover hier van belang:
“Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd: een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt.”
4. Artikel 4 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart houdt het volgende in:
“1. De gehandicaptenparkeerkaart moet op zodanige wijze bij de voorruit worden aangebracht, dat de voorzijde ervan buiten het voertuig behoorlijk leesbaar is.
2. (…).”
5. Dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats staat niet ter discussie. Voor de vraag of de onderhavige gedraging is verricht, is - gelet op artikel 26 RVV 1990 - van belang of er een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar in het voertuig was aangebracht.
6. Onder ‘duidelijk zichtbaar’ moet worden verstaan dat de gehandicaptenparkeerkaart van buiten het voertuig behoorlijk leesbaar dient te zijn, zoals in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart is omschreven. De ambtenaar heeft verklaard dat hij geen gehandicaptenparkeerkaart heeft waargenomen, terwijl de betrokkene stelt dat de gehandicaptenparkeerkaart vermoedelijk van het dashboard is gevallen. Gelet daarop staat genoegzaam vast dat er in het voertuig niet duidelijk zichtbaar een gehandicaptenparkeerkaart was aangebracht.
7. Het hof zal vervolgens beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
8. Het hof ziet - mede gelet op de namens de betrokkene overgelegde bewijsstukken - geen aanleiding te twijfelen aan de lezing van de gemachtigde dat de betrokkene over een geldige gehandicaptenparkeerkaart beschikte en deze in het voertuig had achtergelaten. Namens de betrokkene is van meet af aan en consistent aangevoerd dat de gehandicaptenkaart op het dashboard lag toen de betrokkene zijn voertuig verliet en dat de kaart als gevolg van een aanrijding van het dashboard is gevallen. Gelet op de in hoger beroep overgelegde getuigenverklaring van de vriendin van de betrokkene en de factuur van het autobedrijf acht het hof aannemelijk dat het voertuig van de betrokkene is aangereden en dat de gehandicaptenparkeerkaart als gevolg daarvan van het dashboard is gevallen. Het hof is van oordeel dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een sanctie in dit geval niet billijken. Het hof zal daarom als volgt beslissen.
9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 597,- en voor het (hoger) beroep € 837,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van
€ 1.284,75.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.