Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHARL:2024:1843

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
13-03-2024
08-04-2024
Wahv 200.329.048/01
Strafrecht, Bestuursstrafrecht
Hoger beroep

Proceskostenvergoeding. Het indienen van een geschrift met nadere gronden dat in de plaats komt van een hoorzitting is in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht niet genoemd als proceshandeling waarvoor een proceskostenvergoeding kan worden toegekend. Er bestaat ook geen grond om hiervoor op de voet van artikel 2, derde lid, van het Besluit een vergoeding toe te kennen. De omstandigheid dat in de brief van de officier van justitie staat vermeld dat deze proceshandeling voor de toekenning van een proceskostenvergoeding wordt gelijkgesteld met een (telefonische) hoorzitting doet hieraan niet af.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.329.048/01

CJIB-nummer

: 248625173

Uitspraak d.d.

: 13 maart 2024

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 26 mei 2023, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard. De sanctie is gematigd tot € 155,- en het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 358,50.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 310,- voor: “het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenkaart”. Deze gedraging zou zijn verricht op 18 maart 2022 om 10:29 uur op de Dokter Engelsoord in Maasbracht met het voertuig met het kenteken [kenteken] . De kantonrechter heeft wegens de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht het bedrag van de sanctie gematigd tot € 155,-.

2.
De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het bedrag van de sanctie, gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, verdergaand gematigd dient te worden. De gemachtigde verzoekt de boete te matigen tot nihil of tot € 30,-, zoals gebruikelijk in situaties als deze.

3.
Het hof ziet geen aanleiding om het bedrag van de sanctie verdergaand te matigen dan de kantonrechter heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof wijkt de onderhavige zaak af van de door de gemachtigde bedoelde situaties waarin op basis van het door het openbaar ministerie gevoerde beleid de sanctie voor een gedraging als de onderhavige is gematigd tot € 30,-. In die zaken waren de betrokkenen wel in het bezit van een geldige gehandicaptenparkeerkaart en nam het openbaar ministerie het standpunt in dat het sanctiebedrag moest worden gematigd tot € 30,-. Het een noch het ander is hier het geval. De grond faalt. In zoverre kan de beslissing van de kantonrechter worden bevestigd.

4. Verder voert de gemachtigde aan dat de kantonrechter de proceskostenvergoeding onjuist heeft berekend.

5. De gemachtigde is allereerst van mening dat de kantonrechter ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de hoorzitting.

6.
Het hof stelt vast dat de officier van justitie geen hoorzitting gehouden heeft. In plaats daarvan heeft de officier van justitie de gemachtigde bij brief van 28 september 2022 verzocht om zijn beroep van nadere gronden te voorzien. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat indien de gemachtigde aan dit verzoek gevolg geeft, deze proceshandeling, indien proceskosten worden toegekend, gelijkgesteld wordt aan het houden van een (telefonische) hoorzitting. De gemachtigde heeft aan het verzoek gevolg gegeven en nadere gronden ingediend. De kantonrechter heeft hiervoor geen aparte vergoeding toegekend.

7. In de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn de proceshandelingen opgesomd waarvoor een proceskostenvergoeding kan worden toegekend. Het indienen van een geschrift met nadere gronden dat in de plaats komt van een hoorzitting is daarin niet als proceshandeling genoemd. Er bestaat ook geen grond om op de voet van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht hiervoor een vergoeding toe te kennen nu het indienen van nadere gronden in een extra schriftelijke ronde in de kern niet anders is dan het formuleren van de beroepsgronden in een beroepschrift, waarvoor wel een vergoeding kan worden toegekend. De kantonrechter heeft voor de door de gemachtigde bedoelde nadere gronden terecht geen proceskostenvergoeding toegekend. De omstandigheid dat het openbaar ministerie bij brief van 28 september 2022 de gemachtigde heeft bericht dat deze proceshandeling voor de toekenning van een proceskostenvergoeding wordt gelijkgesteld met een (telefonische) hoorzitting doet hieraan niet af. De kantonrechter is niet gebonden aan deze opvatting van het openbaar ministerie die geen steun vindt in het recht. Deze grond faalt.

8. De gemachtigde heeft verder betoogd dat de kantonrechter ten onrechte de wegingsfactor 0,25 heeft toegepast.

9.
De kantonrechter heeft overwogen dat in de door de gemachtigde ingediende beroepschriften slechts wordt gewezen op de door de betrokkene zelf aangevoerde omstandigheden en het beroepschrift bij de kantonrechter zeer algemeen is geformuleerd. Volgens de kantonrechter vergde dit de gemachtigde bij de behandeling van de zaak geen reële extra inspanningen en is om die reden de wegingsfactor zeer licht (0,25) toegepast.

10. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter een te lage proceskostenvergoeding heeft toegekend door een onjuiste wegingsfactor toe te passen. Volgens vaste jurisprudentie van het hof moet onder andere indien de hoogte van de sanctie wordt gewijzigd, het gewicht van de zaak als licht worden aangemerkt waarbij, overeenkomstig onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht een wegingsfactor van 0,5 hoort. Duidelijke redenen die aanleiding geven tot afwijking van dit uitgangspunt zijn in deze zaak niet gebleken (vgl. het arrest van het hof van 12 mei 2022, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2022:3775). Gelet hierop heeft de kantonrechter de hoogte van de proceskostenvergoeding niet juist vastgesteld. De beslissing van de kantonrechter kan, voor zover daarbij is beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding, daarom niet in stand blijven.

11. Het hof zal een proceskostenvergoeding toekennen voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 624,- en voor het (hoger) beroep € 875,-. Gelet op de aard van de zaak wordt in administratief beroep en in beroep bij de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. In hoger beroep, waar de betrokkene alleen op het punt van de proceskostenvergoeding in het gelijk wordt gesteld, wordt de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 968,25.

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij is beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding;

bevestigt de beslissing van de kantonrechter voor het overige;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 968,25.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Veenstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.