GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.341.407
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 10833908
beschikking van 14 januari 2025
IMPRO B.V.
die is gevestigd in Hengelo (Overijssel)
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoekster
hierna: IMPRO B.V.
advocaat: eerst mr. A.J. van der Kolk, nu mr. N.S. Commijs
Impro Techniek B.V.
die is gevestigd in Stichtse Vecht
en die optreedt als verweerster
hierna: Impro Techniek B.V.
advocaat: mr. J.C. Noordijk
3 Het oordeel van het hof
3.1.
Het hof komt tot dezelfde beslissing als de kantonrechter, zodat Impro Techniek B.V. haar handelsnaam niet hoeft te wijzigen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing komt.
3.2.
De heer [de bestuurder van IMPRO] heeft vanaf 1 september 2009 een eenmanszaak gedreven onder de handelsnamen ‘Impressive Projects & Productions’ en ‘IM-PRO’. Volgens IMPRO B.V. werd de eenmanszaak daarnaast gedreven onder de naam IMPRO. Op 5 april 2022 is die eenmanszaak ondergebracht in IMPRO B.V. IMPRO B.V. is gevestigd in Hengelo (Overijssel).
3.3.
Sinds januari 2020 drijft Impro Techniek B.V. een onderneming onder de handelsnaam ‘Impro Techniek’. Het kantoor van Impro Techniek B.V. staat in Utrecht.
3.4.
Op grond van artikel 5 Handelsnaamwet (Hnw) is het verboden een handelsnaam te voeren die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig werd gevoerd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, indien dientengevolge, gelet op de aard en plaats van beide ondernemingen, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. Volgens deze bepaling is noodzakelijk en voldoende voor een verbod op het voeren van een handelsnaam, dat het gebruik daarvan bij het publiek kan leiden tot verwarring tussen de onderneming die deze handelsnaam wil gaan voeren en een onderneming die al eerder onder dezelfde naam, of een daarvan slechts in geringe mate afwijkende naam werd gedreven. Daarbij kan het gaan om directe verwarring (het publiek houdt de ene onderneming voor de andere), of indirecte verwarring (het publiek neemt aan dat de beide ondernemingen economisch met elkaar zijn verbonden). Of verwarring te duchten valt, moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Bij een en ander komt het aan op een globale beoordeling van de volledige handelsnamen wat betreft hun visuele, auditieve en begripsmatige kenmerken, in relatie tot de aard van de ondernemingen en alle overige omstandigheden van het geval. Tot de visuele kenmerken behoren ook gebruikte logo’s en eventuele andere visuele vormgeving. Voorts dient de vraag of verwarring te duchten valt, te worden beoordeeld vanuit het perspectief van het normaal oplettende publiek en zijn eventuele (specialistische) kennis van het desbetreffende marktsegment.1
De handelsnamen wijken slechts in geringe mate af
3.5.
IMPRO B.V. en Impro Techniek B.V. beginnen allebei met het woord ‘impro’, zodat zij visueel en auditief gezien gedeeltelijk dezelfde handelsnaam hanteren. De toevoeging van het woord ‘techniek’ aan Impro Techniek B.V. zorgt voor enig visueel en auditief onderscheid, al volgt dat woord na het woord ‘impro’, zodat het woord ‘techniek’ minder in het oog springt. De hieronder weergegeven logo’s van partijen hebben wel een afwijkende uitvoering. Waar IMPRO B.V. gebruikmaakt van blauwe letters en omlijning en de tekst IMPRO alleen hoofdletters bevat, gebruikt Impro Techniek B.V. groene letters, slechts gedeeltelijk hoofdletters, waardoor een witte gebogen lijn loopt en bevat het logo naast het woord ‘ImPro’ de toevoeging ‘techniek’ in kleinere letters. Ook worden in de beide logo’s op verschillende plekken dikgedrukte letters gebruikt. De gebruikte logo’s hebben dan ook wel onderscheidend vermogen.
3.6.
De begripsmatige kenmerken van de beide handelsnamen zijn weinig onderscheidend. Het woord ‘impro’ is voor IMPRO B.V. ontstaan als een verbastering van de woorden Impressive Projects and Productions. Voor Impro Techniek B.V. geldt dat het een samenstelling is van de woorden improvise, improvement en professional. Impro heeft geen eigen betekenis. De toevoeging ‘techniek’ is beschrijvend, maar in dit geval weinig onderscheidend, omdat zowel IMPRO B.V. als Impro Techniek B.V. technische ondernemingen zijn.
De plaats van de ondernemingen, de aard van de werkzaamheden en het relevante publiek
3.7.
Vaststaat dat zowel IMPRO B.V. als Impro Techniek B.V. hun werkzaamheden binnen heel Nederland verrichten. IMPRO B.V. opereert vanwege de specialistische aard van haar werkzaamheden in heel Nederland en daarnaast deels in België en Duitsland. Impro Techniek B.V. verklaarde op de zitting dat zij voornamelijk actief is in het gebied rond Amersfoort, Utrecht en Amsterdam, maar dat zij voor opdrachten van een bepaalde klant (de installatie van operatiekamers en tandartspraktijken) haar werkzaamheden in heel Nederland verricht. De plaats van waaruit de beide ondernemingen hun activiteiten verrichten (Hengelo en Utrecht) vormt, gelet op het gebied waar partijen hun werkzaamheden verrichten, dan ook geen onderscheidend kenmerk.
3.8.
Partijen verschillen van mening over de mate van overlap in de aard van hun werkzaamheden. Volgens IMPRO B.V. is zij een installateur die (deels) dezelfde markt en opdrachtgevers bedient als Impro Techniek B.V., omdat de werkzaamheden van zowel IMPRO B.V. als Impro Techniek B.V. zich richten op het gebied van werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties. Volgens Impro Techniek B.V. richt IMPRO B.V. zich hoofdzakelijk op audio-installaties en verlichting in zwembaden, waarbij geen sprake is van levering van totaalinstallatie en de werkzaamheden veelal aanpassingswerkzaamheden van reeds aanwezige installaties betreffen. Het hof constateert dat enige overlap bestaat in de aard van de werkzaamheden van de beide ondernemingen, maar die overlap is volgens het hof niet zodanig dat partijen in de kern dezelfde werkzaamheden aanbieden. Beide ondernemingen houden zich bezig met technische installaties bijvoorbeeld op het gebied van elektrotechniek, maar waar Impro Techniek B.V. als totaalinstallateur opereert en haar opdrachten krijgt via aannemers, wordt IMPRO B.V. vooral rechtstreeks benaderd door installatiebedrijven voor specifieke opdrachten of verricht zij werkzaamheden voor eindklanten. Dat IMPRO B.V. net als Impro Techniek B.V. ook totaalinstallaties aanbiedt, zoals IMPRO B.V. stelt, vindt onvoldoende steun in de door haar overgelegde stukken. De door IMPRO B.V. overgelegde facturen hebben betrekking op opdrachten voor specifieke installaties, zoals verlichting (hoofdzakelijk overgelegd als productie 4 bij het hoger beroepschrift), constructionele aanpassingen wegens corrosie in zwembadomgevingen (zoals ophangingen van verlichtingsarmateuren, luidsprekers en systeemplafonds) en inspecties van ophangconstructies in zwembaden (overgelegd als productie 5 bij het hoger beroepschrift). Daarnaast verricht IMPRO B.V. werkzaamheden op het gebied van andersoortige elektrotechniek (overgelegd als productie 6 bij het hoger beroepschrift), zoals de installatie van bedieningspanelen (voor onder andere verlichting), gebouwbeheersystemen (GBS) en systemen ten aanzien van slagbomen en toegangspoorten. Tot slot verwijst IMPRO B.V. nog naar enkele andersoortige installaties, zoals de installatie van zonnepanelen, een muntautomaat en een betaalautomaat. In geen van de door IMPRO B.V. overgelegde offertes komen opdrachten voor die, net als de werkzaamheden waarmee Impro Techniek zich bezig houdt, zien op de installatie van alle in een bepaald gebouw aanwezige installaties (een totaalinstallatie). De overgelegde offertes zien op vervanging, aanpassing of uitbreiding van al aanwezige installaties en levering van bepaalde specifieke installaties. Dat IMPRO B.V. ook totaalinstallaties verricht, volgt uit die offertes niet. En hoewel IMPRO B.V. betwist dat zij alleen werkzaamheden verricht in opdracht van installatiebedrijven of eindklanten, constateert het hof dat daarvan wel steeds sprake is in de overgelegde offertes.
3.9.
IMPRO B.V. is sinds haar oprichting hoofdzakelijk actief in de zwembadbranche, terwijl Impro Techniek B.V. (onweersproken) geen werkzaamheden verricht binnen de zwembadbranche. Op de zitting bij het hof heeft IMPRO B.V. verklaard dat haar corebusiness (nog steeds) installatiewerkzaamheden voor zwembaden betreft (dat volgt ook uit de door haar overgelegde offertes, zo stelt het hof vast), maar dat zij sinds 2016 haar werkzaamheden heeft uitgebreid. Volgens haar bestaat daardoor wel een zekere overlap tussen de werkzaamheden van de beide ondernemingen. Uit de door IMPRO B.V. overgelegde offertes blijkt echter dat die werkzaamheden telkens betrekking hebben op specifieke installaties, zoals al in rechtsoverweging 3.8 aan bod kwam. Impro Techniek B.V. richt zich daarentegen (onweersproken) op totaalinstallatie in de utiliteitsbouw, waarbij zij zich bezighoudt met onder meer hemelwaterafvoer, gasinstallaties, elektrotechniek, waterinstallaties, riolering en klimaatbeheersing. Dat volgens IMPRO B.V. uit de vermeldingen op de website van Impro Techniek B.V. blijkt dat ook Impro Techniek B.V. net als IMPRO B.V. werkzaamheden binnen onderwijsinstellingen en sportcentra verricht maakt dat, als daarvan sprake zou zijn, niet anders. IMPRO B.V. heeft immers onvoldoende gemotiveerd dat de werkzaamheden die Impro Techniek B.V. voor die locaties heeft uitgevoerd dezelfde werkzaamheden inhouden als de werkzaamheden die IMPRO B.V. aanbiedt. Omdat ten aanzien van IMPRO B.V. gelet op het voorgaande alleen is gebleken van het aanbieden van werkzaamheden voor specifieke installaties, waarbij geen sprake is van totaalinstallatie en welke opdrachten (hoofdzakelijk) worden verricht in sectoren waarin Impro Techniek B.V. niet werkzaam is en voor partijen waarvoor Impro Techniek B.V. geen werkzaamheden verricht, acht het hof de aard van de door partijen aangeboden werkzaamheden onderscheidend.
3.10.
Volgens Impro Techniek B.V. zal de overeenstemming in de handelsnaam ook gelet op het relevante, alleen professioneel opererende publiek, mede vanwege de specialistische werkzaamheden die de beide ondernemingen verrichten, geen verwarring veroorzaken. Vaststaat dat IMPRO B.V. en Impro Techniek B.V. geen diensten voor consumenten verrichten, maar alleen voor professionele partijen, zo erkende ook IMPRO B.V. op de zitting bij het hof. Het hof acht aannemelijk dat de professionele partijen waarmee IMPRO B.V. en Impro Techniek B.V. zaken doen, de sector kennen en meer oplettend zijn bij het inschakelen van een partij als IMPRO B.V. of Impro Techniek B.V. Bij die professionele partijen is, mede gelet op de in de kern verschillende werkzaamheden die partijen verrichten en de (hoofdzakelijk) verschillende markten waarin partijen opereren en daarnaast rekening houdend met de onderscheidende uiterlijke kenmerken van de beide ondernemingen (de logo’s die partijen hanteren), geen verwarring te duchten.
3.11.
IMPRO B.V. stelt nog dat zich twee situaties hebben voorgedaan waarin derden de beide ondernemingen daadwerkelijk hebben verward. De situaties waarnaar IMPRO B.V. verwijst, duiden er naar het oordeel van het hof echter onvoldoende op dat (bij het relevante publiek) verwarring te duchten valt. In de door IMPRO B.V. genoemde voorbeelden werd per ongeluk het verkeerde bedrijf benaderd. In beide gevallen wist de afzender naar welke onderneming hij zocht, maar kwam hij per ongeluk bij de andere onderneming uit. Op de zitting kwam nog een offerteaanvraag van Universiteit Twente ter sprake, die was bedoeld voor IMPRO B.V. maar aan Impro Techniek B.V. was toegezonden. Ook dat bleek een vergissing. Toen de vraag opkwam of Impro Techniek B.V. de opdracht ook had kunnen uitvoeren, werd geconcludeerd dat Impro Techniek B.V. dat niet zelfstandig had kunnen doen (alleen met een derde aannemer). Dat onderstreept de in de kern verschillende werkzaamheden die partijen aanbieden.
3.12.
Op de zitting bij het hof heeft IMPRO B.V. nog aangegeven dat zij met het oog op de toekomst haar werkzaamheden wil verbreden. Gelet daarop is volgens haar in de toekomst vanwege de gelijkenis in de handelsnamen nog meer dan op dit moment het geval is verwarring te duchten. Dat er in de toekomst mogelijk meer overlap in de werkzaamheden van IMPRO B.V. en Impro Techniek B.V. kan ontstaan dan op dit moment het geval is, speelt echter geen rol bij de beoordeling van de vraag of op dit moment verwarring bij het relevante publiek te duchten is. De genoemde - nog niet concreet gemaakte - toekomstplannen van IMPRO B.V. of Impro Techniek B.V. kunnen daarom de onderhavige beoordeling niet anders laten uitvallen dan hieronder is weergegeven.
3.13.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat onvoldoende gebleken is van verwarringsgevaar. De vraag of IMPRO B.V. de handelsnaam ‘Impro’ al voerde vóórdat Impro Techniek B.V. haar onderneming onder die naam ging drijven, die Impro Techniek B.V. tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nog aan de orde heeft gesteld, behoeft daarom verder niet te worden besproken. Het hoger beroep slaagt niet. De bestreden beschikking zal dan ook worden bekrachtigd. Omdat IMPRO B.V. in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof IMPRO B.V. tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.2
3.14.
De proceskostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).