GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
|
: Wahv 200.348.837/01
|
CJIB-nummer
|
: 257790969
|
Uitspraak d.d.
|
: 17 maart 2025
|
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2024, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 380,- voor: “als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 4 mei 2023 om 11.54 uur op de A4 (links) in Schiedam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat de verklaring van de ambtenaar alleen zwaarder weegt als hij ook daadwerkelijk een gedraging heeft waargenomen. Dat is hier niet het geval. Daartoe merkt de betrokkene op dat op basis van een algoritme wordt bepaald dat mogelijk sprake is van een overtreding. De gemaakte foto wordt vervolgens door de ambtenaar geïnterpreteerd. De vaststelling van de gedraging berust daarmee op een mening en niet op een constatering. De betrokkene is van mening dat niet de verklaring van de ambtenaar doorslaggevend moet zijn, maar de foto’s van de gedraging. Op die foto’s is te zijn dat de bestuurder iets in zijn hand houdt wat een mobiele telefoon lijkt maar het zou ook een ander voorwerp kunnen zijn, bijvoorbeeld een etui met pasjes. Nu niet onomstotelijk blijkt dat de bestuurder een mobiele telefoon vasthoudt, kan de gedraging niet worden vastgesteld.
3. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv kan een daartoe aangewezen ambtenaar een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die ofwel door deze ambtenaar zelf, ofwel op geautomatiseerde wijze is vastgesteld
4. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant, zag met een camerasysteem op basis van twee beelden met een tussentijd van 0,125 seconden dat de bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthield. Ik heb daarbij duidelijk en onbelemmerd in het voertuig kunnen kijken. (…) Op het bureau zijn de foto’s door de 2e verbalisant gecontroleerd op basis van de camerabeelden.”
6. Het dossier bevat een aantal foto’s van de (vermeende) gedraging. Via de voorruit is de bestuurder gefotografeerd. De bestuurder houdt met zijn linkerhand het stuur vast, terwijl hij met zijn rechterhand een donkerkleurig rechthoekig voorwerp vasthoudt ter hoogte van het stuur. Daarbij bevindt de duim van de betrokkene zich aan de ene kant van het voorwerp en de andere vingers zich aan de andere zijde. De blik van de bestuurder lijkt te zijn gericht op het voorwerp dat hij vasthoudt.
7. Zoals de betrokkene terecht opmerkt is in een situatie als deze waarin van de (vermeende) gedraging foto's zijn gemaakt en de ambtenaar de gedraging alleen via deze foto's heeft waargenomen, doorslaggevend wat op de foto's zichtbaar is en niet welke interpretatie de ambtenaar aan de foto’s geeft. Het hof stelt vast dat het voorwerp dat de bestuurder van het voertuig vasthoudt, zoals zichtbaar is op de foto’s, de uiterlijke kenmerken heeft van een mobiele telefoon. Gelet op de wijze waarop de bestuurder van het voertuig het voorwerp vasthoudt en de interactie van de bestuurder met dit voorwerp, in het bijzonder de blik die de bestuurder op het voorwerp heeft, zijn de foto's in het dossier redengevend voor de vaststelling dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon met zijn hand vasthoudt. Een verklaring van de betrokkene, die die redengevendheid ontzenuwt, bijvoorbeeld dat het voorwerp op de foto's een ander voorwerp is dan een mobiele telefoon, heeft de betrokkene niet gegeven. De gedraging kan dan ook worden vastgesteld.
8. Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal bevestigen.