Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHARL:2025:2774

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
06-05-2025
08-05-2025
21-001505-24
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2024:1765
Strafrecht
Hoger beroep

Uit chatberichten uit SkyECC blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afleveren, verstrekken en vervoeren van grote hoeveelheden (honderden kilo’s) cocaïne. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van zeer grote geldbedragen. Verdachte kan niet slechts als een simpele loopjongen worden aangemerkt. Hij vormde een onmisbare schakel en heeft een wezenlijk substantiële bijdrage geleverd aan het in stand houden van de handel in harddrugs. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf opgelegd van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-001505-24

Uitspraak d.d.: 6 mei 2025

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 maart 2024 met het parketnummer 16-334209-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1978,

thans verblijvende in [verblijfadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van het beslag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. Y. Bouchikhi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:

  • -

    de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;

  • -

    de inbeslaggenomen cocaïne onttrokken aan het verkeer;

  • -

    de teruggave aan de verdachte van vier inbeslaggenomen telefoontoestellen gelast.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (enigszins) andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2020 tot en met 18 december 2020 te [plaats] en/of elders in Nederland en/of op of omstreeks 19 juli 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder meer)

- in of omstreeks de periode van 16 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 (ongeveer) 194 kilogram cocaïne (zaaksdossier 1 " [Bijnaam] ")

- in of omstreeks de periode van 22 september 2020 tot en met 2 december 2020 (ongeveer) (in totaal) 798 kilogram cocaïne (zaaksdossier 4) en/of

- in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 9 december 2020 (ongeveer) 250 kilogram cocaïne en/of 10 kilo cocaïne (zaaksdossier 5 " [Contact 2] ") en/of

- op of omstreeks 19 juli 2023 tien pakketten met daarin (ongeveer) 10,0895 kilogram cocaïne (zaaksdossier 6),

in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2020 tot en met 18 december 2020 te [plaats] en/of elders in Nederland en/of op of omstreeks 19 juli 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) (van) (onder meer)

- in of omstreeks de periode van 2 oktober 2020 tot en met 16 oktober 2020 een geldbedrag van (ongeveer) € 330.000,- en/of € 132.000,- en/of € 330.000,- en/of € 330.000,- (zaaksdossier 2 " [Contact 1] ") en/of

- in of omstreeks de periode van 16 oktober 2020 tot en met 18 december 2020 een geldbedrag van (ongeveer) € 1.000.000,- en/of € 1.078.350,- en/of € 100.000,- (zaaksdossier 3) en/of

- in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 9 december 2020 een geldbedrag van (ongeveer) (in totaal) € 630.000,- (zaaksdossier 5 " [Contact 2] ") en/of

- op of omstreeks 19 juli 2023 een geldbedrag van € 8.050,- en/of € 1.400,- (zaaksdossier 6)

althans een of meer voorwerpen

Sub a

- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel

- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of

- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)

Sub b

- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of

- gebruik heeft gemaakt

terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf

lid 1

- en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,

lid 2

- en hij, verdachte, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft met betrekking tot het bewijs gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd en naar voren gebracht dat de verdachte kan worden aangemerkt als een bekennende verdachte. Desondanks heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – betoogd dat de geldbedragen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen waren gepind door de verdachte en dat deze bedragen onder meer waren bedoeld voor het aanschaffen van zonnepanelen en het installeren daarvan op de woning van de verdachte. Om dit aan te tonen is door de verdediging op de terechtzitting van het hof een offerte overgelegd. Ook heeft de raadsman bankafschriften overgelegd waaruit zou volgen dat het spaartegoed op de rekeningen van de verdachte en zijn vrouw de door de verdachte veronderstelde hoogte van het bedrag aan heffingsvrij vermogen had bereikt, reden dat de verdachte dit geld van zijn rekening gepind had. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte hierdoor een concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd en dat het openbaar ministerie hier onderzoek naar had moeten doen, maar dit heeft nagelaten.

Het oordeel van het hof

Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde die hieronder cursief zijn weergegeven. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst.

“Bewijsoverweging feit 1

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden uit van het gegeven dat één blok één kilogram betreft. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de chatgesprekken van SkyECC (…) blijkt dat meerdere malen over kilo’s wordt gesproken en door verdachte op een bepaald moment wordt opgemerkt dat het tillen van 30 kilogram wel erg zwaar is. Verdachte zegt dit als door hem 29 blokken aan “De [Bijnaam] ’’ worden geleverd. Verder is bij verdachte in zijn schuur een tiental blokken cocaïne aangetroffen. Deze blokken zijn gewogen en dit bleek gelijk te staan aan 10 kilogram. Op deze bij verdachte gevonden blokken was een afbeelding van een klavertje vier te zien. Ditzelfde blok met een klavertje vier komt terug in de chatberichten die tussen verdachte en zijn contactpersoon in 2020 zijn gevoerd. Tot slot volgt uit de chatgesprekken in Zaakdossier 2, [Contact 1] , dat voor 10 blokken cocaïne € 330.000,- wordt betaald, hetgeen overeenkomt met een prijs van € 33.000,- per kilo, hetgeen een gangbare handelsprijs is voor een kilo cocaïne.

Medeplegen

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Uit de chatgesprekken (…) blijkt dat verdachte zeer intensief contact had met zijn contactpersoon ‘ [SKY ID 1] ’. Verdachte kreeg van hem te horen waar hij de cocaïne moest ophalen of naartoe moest brengen. Ditzelfde geldt voor de betreffende geldbedragen die door verdachte in ontvangst werden genomen, werden geteld en bij hem thuis werden opgeslagen. Ondanks de omstandigheid dat verdachte ‘slechts’ opdrachten kreeg, is de rol van verdachte wel degelijk van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken, nu uit de chatberichten naar voren komt dat verdachte een belangrijke schakel was in de uitwisseling en opslag van de grote hoeveelheden cocaïne en de omvangrijke geldbedragen die hiermee gemoeid waren. Tussen verdachte en zijn contactpersoon bestond daartoe – zo volgt uit de inhoud van de gesprekken – een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen in de periode van 22 september 2020 tot en met 18 december 2020 bewezen.

Van de op 19 juli 2023 in de woning van verdachte gevonden hoeveelheid cocaïne kan echter niet worden bewezen dat hij deze tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad, zodat hij bij dat gedachtestreepje van het medeplegen zal worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 1, derde gedachtestreepje

Onder dit gedachtestreepje is kort gezegd aan verdachte tenlastegelegd dat hij 250 kilogram cocaïne heeft verkocht, vervoerd dan wel heeft afgeleverd aan [Contact 2] . De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal waarin zaaksdossier 5 “ [Contact 2] ” wordt beschreven, aanvangt met het moment dat gebruikers van de SKY-ID's [SKYID 2] (verdachte) en [SKY ID 1] op 6 november 2020 een hoeveelheid van 250 kilo cocaïne ontvangen. Daarop volgt een screenshot van een chatbericht van 14 november 2020 waarin [SKY ID 1] [SKYID 2] bericht dat de ontvangen 250, fendi heet.

De rechtbank stelt vast dat precies dezelfde chatberichten en de daarmee gemoeide 250 kilo eveneens onderdeel uitmaken van de tenlastegelegde 798 kilo in zaaksdossier 4. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dubbeltelling van de 250 kilogram. Daar komt nog bij dat de rechtbank op basis van de inhoud van zaaksdossier 5 niet kan vaststellen of de blokken ‘ Fendi ’ die volgens de chatberichten in dit zaaksdossier aan [Contact 2] zijn geleverd wel of geen onderdeel uitmaken van deze 250 kilogram. Uit het proces-verbaal van zaaksdossier 5 “ [Contact 2] ” is echter wel op te maken dat verdachte hoeveelheden cocaïne aan [Contact 2] heeft geleverd.

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 is omschreven.

Bewijsoverweging feit 2 vierde gedachtestreepje

Afkomstig uit enig misdrijf

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "afkomstig

uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat

het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is

voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit

enig misdrijf.

Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf', kan, indien op grond van de beschikbare

bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin

bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden

niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf

afkomstig is.

Vermoeden van witwassen

Op 19 juli 2023 heeft in de woning van verdachte aan de [adres] in [plaats] een doorzoeking plaatsgevonden. Tijdens de doorzoeking werd een bedrag van in totaal € 9.450,00 aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. Van dit bedrag werd € 8.050,00 gevonden in een grijs koffertje, op de bovenste plank van de kledingkast en werd er € 1.400,00 gevonden onder een stapel kleding in de kledingkast. Deze bedragen bestonden uit verschillende coupures, waaronder 50 biljetten van 100 euro en 7 biljetten van 200 euro. Tevens zijn bij de doorzoeking in de schuur van verdachte 10 blokken cocaïne aangetroffen.

Het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen is ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. Tevens is het aanwezig hebben van de biljetten van € 100,00 en € 200,00 ongebruikelijk. Met dergelijke biljetten kan immers in veel winkels niet worden betaald en deze biljetten worden ook in de meeste geldautomaten in Nederland niet uitgegeven. Dit tezamen met de hoeveelheid cocaïne die bij verdachte is aangetroffen rechtvaardigt het vermoeden dat de € 9.450,- uit enig misdrijf afkomstig is. Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.”

De verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld

Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.

Verdachte is door de politie gehoord en heeft daar verklaard dat hij beide bedragen lang

geleden heeft gepind. De € 8.000,00 was bedoeld voor zonnepanelen en de € 1.400,00 voor

klussen in het huis. Dit is bevestigd door de vrouw van de verdachte.

Verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank anders verklaard, namelijk dat hij dit geld van zijn spaarrekening heeft gehaald om te zorgen dat hij beneden een bepaald bedrag (het heffingsvrije vermogen) bleef, zodat hij geen belasting over zijn spaargeld hoefde te betalen. Dit geld zou dan voor een vakantie worden gebruikt.

Op de terechtzitting van het hof heeft de verdachte zijn eerdere verklaringen gecombineerd en verklaard dat de in de woning aangetroffen en inbeslaggenomen contante geldbedragen bedoeld waren voor de aanschaf en montage van zonnepanelen. De verdachte heeft deze bedragen gepind om onder de grens van het heffingsvrije vermogen van de Belastingdienst te blijven. Ter zitting is door de verdediging een offerte (met een geldigheid tot 10 april 2023) voor een zonne-energiesysteem overgelegd, waaruit volgt dat de netto systeemprijs € 6.690,00 was, alsmede (beperkte) overzichten van de betaalrekeningen van de verdachte en van zijn echtgenote.

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat deze verklaring niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het contante geld. Daartoe overweegt het hof het volgende.

Uit de door de verdediging overgelegde stukken blijkt dat de verdachte in december 2022 op 21 december 2022 een bedrag van € 400,00 contant heeft gestort op zijn betaalrekening, om datzelfde bedrag vervolgens een dag later, op 22 december 2022, weer contant op te nemen. Vlak daarvoor wordt ook nog een klein bedrag van € 20,00 contant opgenomen. Deze bedragen zijn beduidend lager dan de contante geldbedragen die op 19 juli 2023 in de woning worden aangetroffen. Verdere stukken waaruit blijkt dat verdachte (grotere) geldbedragen heeft gepind, zijn niet overgelegd. De verklaring van de verdachte dat het de bedoeling was om de bankrekening af te romen teneinde onder de grens van het heffingsvrije vermogen te blijven, acht het hof niet aannemelijk. Temeer nu het heffingsvrije vermogen in 2022 een bedrag van € 50.650,00 per fiscale partner bedroeg en in 2023 een soortgelijk bedrag. Uit de overgelegde bankafschriften komt naar voren dat het bankrekeningsaldo van zowel de verdachte als zijn echtgenote ieder voor zich zeer ruim onder deze grens lag.

In het kader van een vermoeden van witwassen wordt van de verdachte verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Daarbij gaat het om de herkomst van de aangetroffen contante gelden. De verklaring van de verdachte dat de contante bedragen bedoeld waren voor installatie en aanschaf van zonnepanelen ziet niet op de herkomst van de gelden, maar op het beoogde gebruik van het geld. Overigens wordt ook deze verklaring door het hof niet aannemelijk geacht. Uit de door de verdachte overgelegde offerte blijkt immers niet wanneer deze offerte is opgemaakt of geaccepteerd, enkel dat de offerte geldig was tot 10 april 2023 alsmede dat de aanbetaling en de betaling van het resterende bedrag middels bankoverschrijving zouden plaatsvinden en niet door middel van contante betaling. De doorzoeking van de woning van de verdachte vond plaats op 19 juli 2023, ruim nadat de geldigheidsduur van de offerte was verstreken.

Met de rechtbank wijst het hof nog op de omstandigheid dat uit de chatberichten en de daarbij behorende foto's uit het dossier volgt dat de verdachte eerder – in verband met verdovende middelen – grote bedragen in zijn huis had liggen, in dezelfde soort grote coupures.

Nu de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn, heeft het openbaar ministerie geen nader onderzoek naar die verklaring hoeven te verrichten. Het hof komt tot het oordeel dat deze tenlastegelegde bedragen onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn, nu het hof deze contante (en in de kledingkast van verdachte verborgen gehouden) geldbedragen ziet als zijn opbrengst voor het afleveren, vervoeren en verstrekken van cocaïne en het middellijke witwassen van de aankoopbedragen daarvan. Het geld werd immers op een andere manier en andere plaats bewaard dan de aankoopbedragen voor de drugs en verdachte heeft zelf op de zitting verklaard dat hij van die aankoopbedragen zelf een deel heeft mogen pakken ter vergoeding van zijn diensten.

“Overige bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 2

Gewoontewitwassen

De rechtbank dient te beoordelen of er sprake is van gewoontewitwassen. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich gedurende een periode van enige maanden intensief heeft bezig gehouden met het witwassen van hele grote bedragen. Ook ten tijde van zijn aanhouding, geruime tijd later, had hij witwasbedragen voorhanden. Gelet op de duur van de periode waarin deze feiten zijn gepleegd en de frequentie waarmee zij zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er kan worden gesproken van gewoontewitwassen.

Omdat de rechtbank geen aanwijzingen ziet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf zal zij verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij spreken.

Medeplegen

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Uit de chatgesprekken (…) blijkt dat verdachte zeer intensief contact had met zijn contactpersoon ‘ [SKY ID 1] ’ omtrent de geldbedragen die door verdachte in ontvangst werden genomen, werden geteld en bij hem thuis werden opgeslagen. Ondanks de omstandigheid dat verdachte ‘slechts’ opdrachten kreeg, is de rol van verdachte wel degelijk van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken, nu uit de chatberichten naar voren komt dat verdachte een belangrijke schakel was in de uitwisseling en opslag van de grote hoeveelheden cocaïne en de omvangrijke geldbedragen die hiermee gemoeid waren. Tussen verdachte en zijn contactpersoon bestond daartoe – zo volgt uit de inhoud van de gesprekken – een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van witwassen in de periode van 2 oktober 2020 tot en met 18 december 2020 bewezen.

Anders dan de rechtbank gaat het hof ervan uit dat de witgewassen bedragen niet uit eigen misdrijf zijn verkregen. De drugs die hij leverde behoorden hem niet toe en het geld dat hij ophaalde evenmin. Dit deed hij voor zijn opdrachtgever. Het geld dat hij thuis bewaarde voor zijn opdrachtgever heeft hij op die momenten witgewassen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.
hij in de periode van 22 september 2020 tot en met 18 december 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens, opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd:

- in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 194 kilogram cocaïne (zaaksdossier 1 " [Bijnaam] ") en

- in de periode van 22 september 2020 tot en met 2 december 2020 798 kilogram cocaïne (zaaksdossier 4) en

- in de periode van 17 november 2020 tot en met 9 december 2020 hoeveelheden cocaïne (zaaksdossier 5 " [Contact 2] "),

en opzettelijk aanwezig heeft gehad:

- op 19 juli 2023 tien pakketten met daarin 10,0895 kilogram cocaïne (zaaksdossier 6)

zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.
in de periode van 2 oktober 2020 tot en met 18 december 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens,

- in de periode van 2 oktober 2020 tot en met 16 oktober 2020 een geldbedrag van € 330.000,- en € 132.000,- en € 330.000,- en € 330.000,- (zaaksdossier 2 " [Contact 1] ") en

- in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 18 december 2020 een geldbedrag van € 1.078.350,- en € 100.000,- (zaaksdossier 3) en

- in de periode van 17 november 2020 tot en met 9 december 2020 een geldbedrag van (in totaal) € 630.000,- (zaaksdossier 5 " [Contact 2] ")

voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl verdachte wist dat die voorwerpen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf,

en

- op 19 juli 2023 van een geldbedrag van € 8.050,- en € 1.400,- (zaaksdossier 6) de werkelijke aard, de herkomst en de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, terwijl verdachte wist dat dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf

en terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert telkens op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

en

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert telkens op:

een gewoonte maken van het medeplegen van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven jaren, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd en dat een gevangenisstraf van vier jaren, kijkend naar geldende jurisprudentie, passend en geboden is. Hiertoe heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat onder meer uit de chatberichten van de dataset volgt dat sprake is van een duidelijke werkverhouding. Daaruit volgt namelijk dat de verdachte een loopjongen was. Daarnaast is de verdachte in verhouding tot andere Opiumwetzaken zeer hard gestraft door de rechtbank. Verder dient meegewogen te worden dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en rekenschap heeft gegeven van zijn fouten. Ook is er door de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de verstrekkende gevolgen van een langdurige gevangenisstraf voor hem en zijn gezin. Alles overziend dient aan de verdachte een lagere gevangenisstraf dan zeven jaren te worden opgelegd.

Het oordeel van het hof

Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de strafoplegging die hieronder cursief zijn weergegeven. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

“De aard en de ernst van de feiten

Verdachte heeft zich met een of meer anderen gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben en verkopen van grote hoeveelheden cocaïne. Verdachte heeft honderden kilo’s cocaïne voorhanden gehad die hij in het schuurtje achter zijn eigen woning bewaarde, waar verdachte met zijn vrouw en drie kinderen woonde. Hij leverde met grote regelmaat aanzienlijke hoeveelheden cocaïne af aan verschillende afnemers. Ook jaren later had hij nog een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne in zijn schuur liggen. Verdachte nam ook regelmatig geldbedragen in ontvangst, telde deze in zijn woning en leverde die vervolgens ook weer af. Het ging daarbij om zeer grote sommen geld; soms had hij meer dan 1 miljoen euro in zijn woning aanwezig. Verdachte heeft daarmee een gewoonte gemaakt van witwassen.”

Wat ook zij van de exacte rol van de verdachte, het neemt niet weg dat de verdachte een onmisbare schakel vormde en dat hij een wezenlijk substantiële bijdrage heeft geleverd aan het in stand houden van de handel in harddrugs. Weliswaar is duidelijk dat zijn opdrachtgever wist wanneer de verdachte waar drugs dan wel geld moest halen en afgeven en dit via de chatberichten met de verdachte regelde, uit de chatberichten blijkt geenszins dat de verdachte hierop geen enkele invloed had. De tijden werden afgestemd op zijn werkrooster, de verdachte lijkt zelf te mogen instemmen met het al dan niet halen/brengen van drugs/geld en op geen enkel moment is de toon vanuit de opdrachtgever dwingend van aard. Eerder lijken ze elkaar als gelijkwaardige partners te zien, waarbij de ene persoon de contacten regelde en de andere persoon (de verdachte) de feitelijke handelingen verrichtte.

Daarnaast maken “de enorme hoeveelheden cocaïne tezamen met de grote geldbedragen die daarmee gemoeid waren, dat verdachte niet als een simpele loopjongen kan worden gezien. Het is in de drugswereld namelijk niet gebruikelijk dat aan een simpele loopjongen zulke hoeveelheden cocaïne en geld worden toevertrouwd. Verdachte is door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de handel in drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft met al deze gevolgen kennelijk geen rekening gehouden en is enkel gericht geweest op zijn eigen financiële gewin.”

Dat de handel in drugs – naar zeggen van de verdachte – op een gegeven moment is gestopt is naar het oordeel van het hof niet door toedoen van de verdachte. Uit pagina 5028 van het voorgeleidingsdossier volgt namelijk dat de verdachte op 2 december 2020 nog het volgende bericht heeft verstuurd: “Geef me wat kansen bro als die er zijn. Wil minder gaan werken en meer voor jou gaan doen.’’ Dit bericht van de verdachte is in tegenspraak met zijn verklaring dat hij voornemens was om te stoppen. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof juist dat de verdachte door wilde gaan met de handel. Dat hij zelfs al uit eigen beweging gestopt was, is al helemaal niet aannemelijk, nu er ten tijde van de doorzoeking op 19 juli 2023 nog ruim tien kilo cocaïne in zijn schuur lag.

De persoon van de verdachte

Bij zijn beslissing houdt het hof ook rekening met:

- een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 maart 2025 betreffende de verdachte. Daaruit volgt dat de verdachte al eerder in het buitenland onherroepelijk voor drugshandel is veroordeeld;

- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 13 februari 2024, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker;

- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 oktober 2024, opgesteld door [naam 2] , reclasseringswerker.

“Uit het reclasseringsadvies van 13 februari 2024” en 22 oktober 2024 “volgt dat de houding van verdachte de meest bepalende risicofactor is nu hij bewust de keuze maakte om strafbare feiten te plegen voor financieel gewin. Verdachte heeft geen grote problemen op de overige leefgebieden, zo woont verdachte in een koophuis met zijn gezin en had hij een stabiele arbeidssituatie. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.

De op te leggen straf

Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder andere acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten gaan voor het voorhanden en vervoeren van meer dan 20 kilogram harddrugs uit van een gevangenisstraf van meer dan 50 maanden (ruim 4 jaren), is sprake van een organisatie dan gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden (6 jaar). Voor hoeveelheden boven de 20 kilogram is er geen nader concreet oriëntatiepunt, uit de rechtspraak valt wel een enigszins afvlakkende lijn bij grotere hoeveelheden af te leiden. De onderhavige zaak ziet op een aanmerkelijk grotere hoeveelheid dan 20 kilogram. Er zijn geen LOVS oriëntatiepunten betreffende het gewoontewitwassen, maar de grote hoeveelheden geld die verdachte heeft witgewassen, rechtvaardigen ook daarvoor een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat verdachte zich er ondanks een eerdere veroordeling in Denemarken voor handel in verdovende middelen niet van heeft laten weerhouden om zich opnieuw met de handel in verdovende middelen bezig te houden.”

Het feit dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen risicofactoren opleveren, is juist alarmerend. Ondanks dat de verdachte kennelijk zijn leven goed op orde had – hij had een vrouw, kinderen, koopwoning, goede banen, geen schulden, spaargeld, deed vrijwilligerswerk – heeft hij enkel vanuit financieel gewin deze zeer ernstige feiten gepleegd. Zijn persoonlijke omstandigheden hebben hem hier dus niet van weerhouden. Dat een langdurige gevangenisstraf ontwrichtend voor zijn gezin zal zijn, is een risico dat de verdachte met zijn keuze voor dit strafbare handelen bewust heeft genomen.

Bij de strafoplegging heeft het hof de hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat de aard en de ernst van de feiten voor het hof in het bijzonder de reden zijn om over te gaan tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals de rechtbank die heeft opgelegd. “Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar verdachte indirect aan het bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met de drugscriminaliteit in te laten.”

Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Het beslag

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen geldbedragen en de telefoontoestellen verbeurd worden verklaard. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen cocaïne onttrokken wordt aan het verkeer.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om de vordering van de advocaat-generaal ten aanzien van het verbeurdverklaren van de geldbedragen en telefoontoestellen af te wijzen.

Het oordeel van het hof

Ten aanzien van de geldbedragen

Het hof overweegt dat uit het dossier volgt dat de inbeslaggenomen geldbedragen conservatoir in beslag zijn genomen. Gelet hierop zal het hof ten aanzien van deze geldbedragen dan ook geen beslissing nemen.

Onttrekking aan het verkeer

Het hof acht de volgende voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer:

10 STK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2022324235-G3195470).

Het hof stelt vast dat met betrekking tot de cocaïne het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. De cocaïne is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het hof zal de cocaïne dan ook onttrekken aan het verkeer.

Teruggave aan de verdachte

Het hof gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de rechthebbende:

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779423, Zwart, merk: Samsung);

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779420, Wit, merk: Apple);

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779413, Goud, merk: Samsung);

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779415, Zwart, merk: Samsung).

Het hof ziet geen grond voor verbeurdverklaring van deze voorwerpen. Het hof gelast daarom de teruggave van deze voorwerpen aan de rechthebbende, te weten: de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

- 10 STK Cocaïne (Omschrijving: PL0900-2022324235-G3195470).

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779423, Zwart, merk: Samsung);

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779420, Wit, merk: Apple);

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779413, Goud, merk: Samsung);

- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: MD2R022143_779415, Zwart, merk: Samsung).

Aldus gewezen door

mr. J. Hielkema, voorzitter,

mr. J.A.M. Kwakman en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,

en op 6 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.