De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 4.12 overwogen:
“4.12. Naar de rechtbank begrijpt vordert Reprise c.s. dat aan haar de exclusieve rechten
op de in EP 534 geclaimde materie worden toegekend, voor zover dit omvat de maatregel
van sublinguale toediening van desmopressine. Zij vordert derhalve uitdrukkelijk geen
opeising van een aandeel in de geoctrooieerde materie, wat zou leiden tot een gezamenlijk
aan Ferring en Reprise c.s. toekomend recht, maar een gedeeltelijke opeising van de
geoctrooieerde materie. Zulks heeft Reprise c.s. ter zitting in tweede termijn ook nog
uitdrukkelijk gesteld”.
Vervolgens heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.13 overwogen:
“4.13. Reprise c.s. erkent dat de orodispersible doseringsvorm van desmopressine, zoals
geclaimd in conclusie 1 van het octrooi, als zodanig door Ferring is ontwikkeld en aan haar
toekomt. Deze materie maakt echter deel uit van alle conclusies van het octrooi en met name
ook van de conclusies 3, 16 en 17 (en daarvan afhankelijke conclusies) die tevens de door
Reprise c.s. geclaimde materie bevatten. De vorderingen van Reprise c.s. komen er dus op
neer dat deze conclusies zouden moeten worden gesplitst in materie die aan Reprise c.s.
toebehoort en materie die aan Ferring toebehoort. Een dergelijke gedeeltelijke opeising is
echter niet mogelijk omdat voor uitsluitend de door Reprise c.s. geclaimde materie – de
sublinguale toediening van desmopressine – geen octrooibescherming is verleend, maar
slechts voor een combinatie van maatregelen die deels van Reprise c.s. en deels van Ferring
afkomstig zouden zijn. Ook voor zover Reprise c.s. aan haar vorderingen het gestelde
onrechtmatig handelen van Ferring ten grondslag legt, kan dit niet leiden tot toekenning van
rechten op het octrooi in de door Reprise c.s. gevorderde vorm. Al om deze reden kunnen de
vorderingen 1 tot en met 9 niet worden toegewezen voor zover die vorderingen zien op het
Nederlandse deel van EP 534”.