2.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [verzoeker] (geboren op [datum]) is met ingang van 1 april 1984 in dienst getreden van ECT, laatstelijk in de functie van Terminal Operator C5. Het dienstverband is voor onbepaalde duur. Het loon van [verzoeker] bedraagt € 4.859,40 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
( ii) In de periode 2013-2015 heeft ECT [verzoeker] een aantal maal aangesproken op zijn houding en functioneren. Meer in het bijzonder ging het om het te laat komen op het werk, veelvuldig ziekteverzuim, agressieve houding en het in slaap vallen tijdens het werk. In een door zijn leidinggevende, [M], opgemaakt gespreksverslag van 13 januari 2015 staat hierover het volgende:
“[M] benoemt een aantal zaken die op dit moment niet lekker lopen in verhouding verwachting invullen van de CWZ functie door [verzoeker]. Naast deze punten komen er wat algemene zaken voorbij. Dit zijn: Te laat komen, niet correct oppakken van de voorbeeld functie CWZ en uitstraling, niet correct verdelen werkdruk CWZ en SBR, manier van communiceren, en het oproepen van weerstand bij collega’s door gedrag en manier van communiceren.
[verzoeker] geeft aan de afgelopen maanden echt extreem slecht in zijn vel te zitten. Dit op basis van gezondheid maar ook geestelijk knagen er wat zaken uit het verleden. (…) Het aanbod van BMW neemt hij in overweging.”
( iii) Naar aanleiding van een verzuimgesprek op 5 maart 2015 heeft [M] het volgende aan [verzoeker] geschreven:
“Het gesprek vond plaats naar aanleiding van het feit dat u zich onlangs voor de 3e keer ziek heeft gemeld in de afgelopen 12 maanden.
Naast dit al benoemt de leidinggevende een aantal gedrag issues die naar zijn mening passen bij gebruik van verdovende/stimulerende middelen.
(…) Medewerker stelt: (…) De gedrag issues passen in zijn beleving niet bij middelen gebruik maar bij stress. Recente gebeurtenissen in de privé sfeer zou hij graag bespreken met BMW.
We hebben het volgende besproken: er zijn geen problemen in de werksituatie die kunnen leiden tot een nieuwe ziekteperiode. Het privé gebeuren gaat de medewerker op korte termijn bespreken met BMW.
Het verzoek van de leidinggevende om een test te ondergaan om het vermoeden weg te nemen, wordt door de medewerker geweigerd op basis van fundamentele principiële gronden.”
( iv) Op 11 maart 2015 is aan [verzoeker] aangekondigd dat er een traject zal worden gestart om zijn functioneren duurzaam te verbeteren. Daarnaast is voor hem op 16 maart 2015 een afspraak ingepland bij Bedrijfsmaatschappelijk Werk (BMW).
( v) Omdat [verzoeker] niet is verschenen op de afspraak bij BMW en niet wenste mee te werken aan het formuleren van een begeleidingstraject, heeft ECT een “Commissie van Onderzoek” (CvO) laten instellen. In haar advies van 27 maart 2015 heeft de CvO geconcludeerd dat aan [verzoeker] een ernstige waarschuwing moet worden opgelegd wegens het niet willen meewerken aan een begeleidingstraject. Voorts heeft de CvO geconcludeerd dat, gezien de signalen van drugsgebruik, het inzetten van [verzoeker] in zijn eigen functie een onverantwoord veiligheidsrisico voor ECT vormt. Geadviseerd wordt om hem gedurende een week vrij te stellen van werkzaamheden en hem te verplichten de bedrijfsarts te bezoeken.
( vi) ECT heeft dit advies overgenomen en heeft op 8 april 2015 een plan van aanpak opgesteld, gericht op het uitvoeren van het advies van de CvO. [verzoeker] heeft op 9 april 2015 het plan voor akkoord ondertekend. Het plan houdt – kort gezegd – in dat [verzoeker] zijn werk weer hervat en gelijktijdig zal worden behandeld door HSK met het oog op zijn psychische klachten. Het functioneren van [verzoeker] zal tweewekelijks worden geëvalueerd en na zes maanden zal worden bekeken of sprake is van duurzaam normaal goed functioneren dan wel uitzicht daarop. Het plan van aanpak vermeldt voorts:
“Het vermoeden van problematisch ADG-gebruik heeft u zowel bij uw leidinggevende als bij de CvO niet weg kunnen nemen. Een test kan uitsluitsel geven, echter u geeft aan dat er geen sprake is van ADG-gebruik. U geeft aan dat uw behandelplan niet gericht zal zijn op het gebruik van ADG, maar op uw psychische klachten. Wij deelden u mee, dat mocht later blijken dat er toch sprake was van ADG-gebruik, wij in de CvO zullen adviseren om het dienstverband met u te beëindigen, wegens het geven van een verkeerde voorstelling van zaken, waarop wij samen met u onderhavig verbetertraject van zes maanden hebben gebaseerd.”
( vii) In een gespreksverslag van 8 april 2015 heeft [M] onder meer het volgende vermeld:
“[M] bespreekt met [verzoeker] [[verzoeker], hof] kort het gesprek van 27-03 en de eerste twee werkdagen na dit gesprek. In het gesprek van 27-03 heeft [verzoeker] gesteld normaal te kunnen functioneren vanaf 06-04 in het E3 Rooster. Helaas is hij op zowel 06-04 als 07-04 (dagdienst) op een rustig moment in zijn taken in slaap gevallen.
Naast dat dit niet acceptabel is in zijn functioneren benoemt [M] hierin een veiligheidsrisico voor [verzoeker] en mogelijk zijn collega’s. Afgesproken wordt dan ook om [verzoeker] tot en met 15-04-2015 boven de sterkte te houden en niet in te delen op zijn normale functies.
Deze datum komt voort uit een gepland intake gesprek bij HSK wat gepland staat op 13-04-2015.”
( viii) [verzoeker] is niet verschenen op het op 13 april 2015 geplande intakegesprek bij HSK, omdat hij in slaap was gevallen achter het stuur en betrokken was geraakt bij een ongeval.
( ix) Bedrijfsarts dr. S. [Y] heeft ECT op 17 april 2015 geschreven dat, met name gelet op de signalen vanuit het werk, het advies is om [verzoeker] niet in werk met veiligheidsrisico’s in te zetten.
( x) In een e-mail van 22 april 2015 heeft [J] (P&O-adviseur bij ECT) aan onder meer de bedrijfsarts en [M], voor zover relevant, het volgende geschreven:
“Werknemer heeft intakegesprek gehad bij behandelaar (HSK). Het behandelplan voorziet in 12 gesprekken welke gericht zijn op de klachten die van psychische aard zijn. HSK geeft aan dat er sprake is van een fysieke burn-out en dat alle verschijnselen wijzen op problematisch gebruik van ADG.”
( xi) Op 7 mei 2015 heeft bedrijfsarts dr. [X] geadviseerd dat het haar, na een gesprek met werknemer en kennisneming van het intakeverslag van HSK, juist verstandig lijkt voor [verzoeker] dat hij volledig zijn eigen werk blijft doen en dat hij hier ook goed toe in staat is.
( xii) Op 13 mei 2015 heeft er een tussentijdse evaluatie van het functioneringstraject plaatsgevonden. Daaruit bleek dat de situatie ongewijzigd was: [verzoeker] kwam nog steeds te laat, was onverzorgd en vermoeid en viel tijdens het werk in slaap.
( xiii) Op 21 mei 2015 heeft [M] geconstateerd dat het niet langer verantwoord was, in verband met de veiligheid, om [verzoeker] te werk te stellen. [verzoeker] is daarop voorlopig geschorst. Hij heeft op 22 mei 2015 bedrijfsarts [Y] bezocht die [verzoeker] heeft geadviseerd zijn huisarts te consulteren.
( xiv) Bij brief van 9 juni 2015 heeft [J] aan [verzoeker] onder meer het volgende geschreven:
“Uw leidinggevende, de heer [M], heeft u vanaf 28 mei 2015 diverse keren telefonisch proberen te bereiken wat niet is gelukt. Ook is er een zestal keren een terugbelverzoek gedaan. Door het niet bereikbaar zijn voor de verzuimbegeleiding houdt u zich niet aan de Procedure ziek- en hersteldmelden. In eerdere gesprekken met u is het belang aangegeven om goed bereikbaar te zijn.”
( xv) [verzoeker] is op 12 juni 2015 uitgenodigd voor het spreekuur bij de bedrijfsarts, maar is daar niet verschenen. Op 15 juni 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker], [M] en [J]. In een brief naar aanleiding van dit gesprek schrijven [M] en [J]:
“[verzoeker] geeft al vroeg in het gesprek aan het nut van dit soort bijeenkomsten niet te zien. Hij is ziek en aangezien hij in het begin van een traject zit is er nog niets veranderd. Aangezien hij niet in kan zien wat Dhr [J] en Dhr [M] kunnen bespreken op probleem niveau rest alleen maar praten over regeltjes. [verzoeker] geeft aan agressief te worden van welke bemoeienis dan ook. Hij uit dit o.a. met de tekst “niet verder vragen anders sla ik jullie dwars door de muren hier heen”, “ik ben gewoon de [verzoeker] niet, wordt overal agressief van.”
In het gesprek wordt nog wel duidelijk dat het niet bereikbaar zijn een keuze is van [verzoeker]. De berichten worden wel ontvangen maar niet beantwoord. Ook hier geeft [verzoeker] aan geen behoefte te hebben aan extra frustratie en hiervoor bewust te kiest om niet te reageren.
Om het gesprek niet verder te laten escaleren is het gesprek voortijdig beëindigd.
(…)
Maandag 15-06-2015 bevestigt de behandelaar HSK dat zij van mening is dat het wel degelijk mogelijk is om normale afspraken te maken met de werknemer.”
( xvi) Op 22 juni 2015 heeft bedrijfsarts [Y] een probleemanalyse inzake het verzuim van [verzoeker] aan ECT toegestuurd. Hierin heeft hij geconstateerd dat sprake is van psychische belasting, ziekte en spanning op het werk ten gevolge van niet goed functioneren. De bedrijfsarts achtte [verzoeker] gedeeltelijk inzetbaar in eigen of vervangend werk, met aangepaste uren.
( xvii) In juli 2015 is voor opnieuw een CvO ingesteld vanwege het niet nakomen van [verzoeker] van afspraken inzake verzuimbegeleiding. Blijkens een Besprekingsverslag van de CvO van 2 juli 2015 heeft [verzoeker] ten overstaan van de CvO onder meer het volgende verklaard:
“(…) Inderdaad, ik ben niet op de afspraak op 12 juni 2015 met de bedrijfsarts geweest. De brief lag tussen de reclamefolders en de hele stapel heb ik weggegooid. Het gesprek op 15 juni 2015 met mijn Supervisor en P&O ging verkeerd. (…) Jullie weten dat het niet goed gaat. Ik heb nu twee intake gesprekken gehad met mijn behandelaar HSK. Inmiddels zijn er ook twee vervolggesprekken geweest bij deze behandelaar. Ik krijg nu langzaam weer structuur in mijn leven en een beter slaapritme. Er is nog niets veranderd aan mijn klachten.
Behandelaar en de bedrijfsarts zijn betrokken bij het geven van het advies om werk te gaan hervatten. Structuur in mijn leven is belangrijk. Werkhervatting voor ½ dagen, niet in de nachtdienst.
Heb ook de symptomen die ik heb, zoals het slaapgebrek en het niet hebben van tijdsbesef, besproken met mijn behandelaar HSK. Deze symptomen behoren volgens mijn behandelaar bij een fysieke burn-out.”
De CvO heeft geadviseerd [verzoeker] een disciplinaire maatregel (schorsing van één dag) op te leggen wegens niet-nakoming van afspraken die noodzakelijk zijn voor de verzuimregeling. Verder heeft de CvO geadviseerd [verzoeker] vanaf 6 juli 2015 aangepaste werkzaamheden te laten verrichten teneinde geen onverantwoord veiligheidsrisico te nemen. Conform het advies van de behandelaars is geadviseerd [verzoeker] geen nachtdiensten te laten doen. ECT heeft dit advies overgenomen.
( xviii) Bij brief van 10 juli 2015 heeft bedrijfsarts [Y] aan ECT geschreven dat hij [verzoeker] per 10 juli 2015 geschikt acht om 50 procent aangepaste (niet direct operationele) werkzaamheden uit te voeren. Bij brief van 21 augustus 2015 heeft hij geschreven:
“Op basis van mijn bevindingen acht ik de heer [verzoeker] per 24 augustus 2015 geschikt aangepaste werkzaamheden uit te voeren. Doe dit door de huidige 50% verder op te gaan bouwen, als eerste stap 3*4+2*8, dan 2*4+3*8, etc.
Doe dit nog wel in de huidige taken van tugmaster en/of rw. Bouw in aug/sept zo op naar een volledige werkweek, nog wel m.u.v. nachten. Het plan is om dan in oktober de operationele taken weer in te bouwen.”
( xix) Bij brief van 17 augustus 2015 heeft HSK aan BMW geschreven dat de behandeling van [verzoeker] in onderling overleg en met succes is beëindigd, dat [verzoeker] nieuwe vaardigheden heeft aangeleerd om terugval te voorkomen en dat er een terugval preventieplan is op gesteld voor risicovolle situaties, zoals verlies van dierbaren, conflicten, hoge werkdruk of een verhuizing.
( xx) Op vrijdag 4 september 2015 tussen 9.30 en 10.30 uur heeft [verzoeker] met een voertuig (een Tugmaster) een ongeval op het werk veroorzaakt. Het incidentenonderzoek vermeldt onder meer dat de directe oorzaak van het incident is een black-out / het in slaap vallen van [verzoeker]. [verzoeker] is direct hierna voorlopig geschorst met behoud van loon.
( xxi) Op de dag van het ongeval heeft [verzoeker] ingestemd met een drugstest. De uitslag daarvan luidde dat sprake was van drugsgebruik (cocaïne).
( xxii) ECT heeft opnieuw een CvO ingesteld. Blijkens het besprekingsverslag heeft [verzoeker] ten overstaan van de CvO op 8 september 2015 het volgende verklaard:
“De symptomen die ik heb, zoals slaapgebrek en het niet hebben van tijdsbesef, behoren bij mijn fysieke burn-out. Enorm storend en vervelend dat jullie dat niet willen geloven. Ik ben afgelopen vrijdagochtend in slaap gevallen en tegen het chassis met container aangereden. Op aandringen van ECT heb ik nu wel de test op drugs gedaan en nogmaals ik gebruik geen cocaïne.
De CvO confronteert [verzoeker] met de uitslag van de urinecontrole. De controle is uitgevoerd na het incident. (…) Hierna verklaart [verzoeker] dat hij regelmatig cocaïne gebruikt. Volgens hem is dit niet dagelijks maar beperkt dit zich tot feestjes en weekenden. Ik blijf erbij dat mijn fysieke toestand en slechte lichamelijke toestand niets te maken heeft met dit gebruik. Ik ben gewoon helemaal op.”
( xxiii) De CvO heeft vervolgens een confirmatieonderzoek laten uitvoeren door het laboratorium van het Maasstad Ziekenhuis. Dit onderzoek heeft het gebruik van cocaïne door [verzoeker] bevestigd. [verzoeker] heeft vervolgens op 15 september 2015 ten overstaan van de CvO het volgende verklaard:
“Ik heb vorige week verklaart dat ik cocaïne heb gebruikt. Deze verklaring trek ik nu in. Het confirmatieonderzoek klopt niet.”
( xxiv) [verzoeker] heeft zich in oktober 2015 gewend tot het Delta Psychiatrisch Centrum in verband met zijn wens te willen stoppen met cocaïnegebruik (basen). Uit de behandelovereenkomst van 13 oktober 2015 blijkt dat [verzoeker] heeft toegelicht dat hij sinds 2012 clean was, maar sinds anderhalve maand weer is begonnen vanwege stress op het werk. [verzoeker] heeft voorts toegelicht dat hij 2 gram cocaïne in de weekenden rookt en niet gebruikt als hij werkt.