De gemeente [Z] is samen met een aantal andere gemeenten op 8 maart 2006 de Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden (de Regeling) aangegaan. Ten tijde van het opleggen van onderhavige aanslag is [de heffingsambtenaar] uitgegaan van versie 10.1 van de Regeling.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling is er een openbaar lichaam genaamd "Drechtsteden".
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling is het openbaar lichaam rechtspersoon op grond van artikel 8, eerste lid van de Wgr en gevestigd in Dordrecht.
Op grond van artikel 2, vierde lid, heeft Drechtsteden een inspecteur, een ontvanger, een ambtenaar van de Drechtsteden en een belastingdeurwaarder.
De inspecteur is grond van artikel 1, eerste lid en onder l. van de Regeling, de door het Drechtstedenbestuur aangewezen heffingsambtenaar.
Op grond van artikel 1, eerste lid en onder p. van de Regeling zijn belastingen: de gemeentelijke belastingen die de gemeenten heffen op grond van hoofdstuk XV van de Gemeentewet, zoals vastgelegd in bijlage 1, "Heffingen op basis van door deelnemende gemeenten vastgestelde belastingverordeningen".
Uit bijlage 1 van de Regeling volgt, kort gezegd, dat de rioolheffing van de gemeente [Z] een belasting is als bedoeld onder artikel 1, eerste lid en onder p. van de Regeling.
Het Drechtstedenbestuur heeft bij besluit van 10 februari 2011 (het aanwijzingsbesluit) op grond van artikel 232, vierde lid en onder a, van de Gemeentewet "de directeur van de Gemeentebelastingen Drechtsteden" als heffingsambtenaar aangewezen.