1. Bij dagvaarding van 1 oktober 2020 heeft Google Sonos gedagvaard voor de rechtbank Den Haag en daarbij gevorderd een verbod aan Sonos om inbreuk te maken op buitenlandse delen van Europees octrooi 1 579 621 (hierna: het octrooi of EP 621) dan wel onrechtmatig te handelen door de inbreuken in het buitenland te faciliteren. Sonos heeft (tijdig) het verweer gevoerd dat de rechtbank Den Haag niet relatief bevoegd is, stellende dat, nu Google zich niet (ook) beroept op een Nederlands deel van EP 621, deze rechtbank, gelet op artikel 80 lid 2 sub a ROW niet relatief bevoegd is. In het vonnis in dit bevoegdheidsincident van 17 maart 2021 is de rechtbank Sonos hierin gevolgd en heeft zij zich onbevoegd verklaard om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. In verband met de in de AD door Sonos ingestelde incidentele vorderingen zijn van belang:
- rov. 2.6 van dat vonnis, luidende:
'De rechtbank zal de zaak in de staat waarin zij zich bevindt, verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, daaronder begrepen de processuele beslissingen zoals neergelegd in de VRO-beschikking van 22 september 2020 met uitzondering van de datum voor de mondelinge behandeling omdat het al dan niet doorgaan van die behandeling ook afhankelijk is van de beschikbaarheid van de rechtbank Midden-Nederland op de genoemde datum.'
het volgende onderdeel van het dictum:
'3. 3. verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Midden-Nederland'.
2. Hoewel zij in het vonnis van 17 maart 2021 in het gelijk was gesteld, heeft Sonos de rechtbank verzocht om hoger beroep daartegen open te stellen. De achtergrond daarvan is dat zij wenst dat de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland niet wordt voortgezet op grond van het VRO-regime maar op grond van het reguliere procesreglement van die rechtbank.
3. Op 23 maart 2021 heeft de rechtbank het volgende aan partijen bericht:
'(. . .). De rechtbank ziet geen aanleiding tussentijds appel toe te staan tegen het incidentele vonnis van 17 maart 2021, zo een appel tegen dat vonnis waarbij de zaak is verwezen naar de relatief bevoegde rechter, al mogelijk zou zijn'.
In artikel 110 lid 3 Rv is bepaald dat tegen een vonnis waarbij, wegens relatieve
onbevoegdheid, de zaak naar een andere rechter wordt verwezen, geen hogere voorziening is toegelaten.
4. Bij de AD van 29 maart 2021 heeft Sonos hoger beroep aangetekend tegen het vonnis in het bevoegdheidsincident van 17 maart 2002.
5. In de AD heeft Sonos twee incidenten opgeworpen waarin zij heeft gevorderd:
I. dat het hof op de voet van artikel 223 Rv de voorlopige voorziening treft dat de VRO-beschikking van de rechtbank Den Haag van 22 september 2020 de rechtbank Midden-Nederland niet kan binden althans niet bindt;
II. voor het geval aan het onderhavige hoger beroep niet van rechtswege schorsende werking toekomt: dat het hof beveelt dat aan het hoger beroep schorsende werking toekomt.
6. Incidentele vordering I heeft uitsluitend betrekking op een processuele kwestie - is de rechtbank Midden-Nederland gebonden aan de Haagse VRO-beslissing? - en hangt niet samen met de hoofdvordering als bedoeld in artikel 223 lid 2 Rv, die immers op octrooi-inbreuk is gebaseerd. Voor die incidentele vordering kan geen grondslag worden gevonden in artikel 223 Rv, en ook niet in enige andere wetsbepaling of rechtsregel. Incidentele vordering I is daarom niet toewijsbaar.
7. Uit de toepasselijke rechtsregels volgt of het onderhavige hoger beroep al dan niet schorsende werking heeft. Als het hoger beroep van rechtswege geen schorsende werking heeft - de voorwaarde waaronder incidentele vordering II is ingesteld - dan is voor een bevel dat daaraan schorsende werking toekomt, geen plaats. Ook incidentele vordering II is dus niet toewijsbaar.
8. De incidentele vorderingen van Sonos zullen worden afgewezen. De kosten van de incidenten zullen op de voet van artikel 237 lid 2 Rv worden aangehouden tot het eindarrest.