“4. Eisers voeren aan dat het bestreden besluit ongeldig is vanwege diverse vormfouten.
Er is geen mededeling gedaan over verlenging van de beslistermijn van zes weken en
hiervoor is geen toestemming gevraagd. Het bestreden besluit is gedagtekend op 1 januari
2021 en ontvangen op 5 januari 2021, verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met
feestdagen, coronaomstandigheden en een langere verzendtermijn naar het buitenland.
4.1.
Op grond van artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet wordt uitspraak op een
bezwaarschrift, dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, gedaan in
het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen. Verweerder heeft toegelicht dat de
stukken op 18 december 2020 zijn aangemaakt, met dagtekening 1 januari 2021. Die latere
dagtekening wordt aangehouden ten gunste van de ontvanger, zodat die langer de
gelegenheid heeft om tijdig beroep in te stellen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat
verweerder geen mededeling had hoeven doen dan wel toestemming had hoeven vragen voor
liet verlengen van de beslistermijn. Overigens zouden de door eisers gestelde vormfouten
ook niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
5. Eisers voeren aan dat de procesmatige statistische waardebepaling per afzonderlijk
object aanzienlijke afwijkingen oplevert. De taxatie had in verhuurde staat moeten
plaatsvinden.
5.2.
Gelet hierop volgt de rechtbank eisers niet in de stelling dat verweerder rekening had
moeten houden met de verhuurde staat van de onroerende zaak. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet
te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over van 7 februari 2022 van
[naam taxateur] met de daarin opgenomen waardematrix (matrix). Verweerder onderbouwt de
waarde met de verkoopcijfers van drie vergelijkingsobjecten, [adres 3] , [adres 4] en
[adres 5] .
7. De rechtbank stelt voorop dat dat de wet geen eisen stelt aan de kwalificaties en de
zelfstandigheid van de taxateur. Het is aan de rechter om de overtuigingskracht van de door
verweerder ingediende bewijsmiddelen, waaronder eventueel een taxatierapport, te
beoordelen. In dit verband merkt de rechtbank op, dat zij geen aanknopingspunten ziet voor
de veronderstelling dat de door verweerder ingeschakelde taxateur partijdig te werk is
gegaan en niet over de juiste kwalificaties beschikt. De taxateur, [naam taxateur] , heeft ter zitting
toegelicht dat hij het WOZ-diploma heeft behaald en geregistreerd taxateur is. Dat de
taxateur in dienst is van de gemeente of anderszins door de gemeente voor zijn
werkzaamheden wordt betaald dient door de rechtbank mee te worden gewogen. Het
(onvermijdelijke) feit, dat een taxateur voor zijn werkzaamheden in het kader van de WOZ
een vergoeding ontvangt van zijn opdrachtgever is op zich onvoldoende om aan te nemen,
dat de taxatie zodanig gekleurd is, dat de rechtbank haar niet bij haar oordeel zou mogen
betrekken.
8. De in het taxatierapport opgenomen vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de
waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals
voorzieningen, ligging, type, bouwjaar, woonoppervlakte, kwaliteit en onderhoudstoestand
goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak.
9. De rechtbank volgt eisers niet in het standpunt dat onvoldoende rekening is
gehouden met de matige toestand en het achterstallig onderhoud van de onroerende zaak, dan
wel dat de vergelijkingsobjecten te veel afwijken qua ligging en oppervlakte. Eisers hebben
die stellingen op geen enkele wijze onderbouwd terwijl de vergelijkingsobjecten zijn gelegen
in hetzelfde complex en het verschil in oppervlakte maximaal zes m2 [Hof: in de
uitspraak over [adres 1] ; in de uitspraak over [adres 2] staat hier één m2] is.
10. Eisers voeren aan dat er geen inpandige opname heeft plaatsgevonden. De taxateur
heeft ter zitting toegelicht dat een brief aan eisers is gestuurd met betrekking tot een
inpandige opname, maar dat eisers hier niet op hebben gereageerd. Gelet hierop en gelet op
het feit dat eisers de gestelde matige onderhoudstoestand niet hebben onderbouwd, anders
dan erop te wijzen dat de onroerende zaak wordt verhuurd, heeft verweerder geen inpandige
opname hoeven doen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Voor zover eisers verwijzen naar de waardering van [adres 2] [Hof: in de
uitspraak over [adres 1] ; in de uitspraak over [adres 2] staat hier [adres 1] ] overweegt de rechtbank dat dit object onderdeel uitmaakt van een andere procedure. Het systeem van de Wet WOZ brengt met zich mee dat de waarde van woningen kan worden vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van objecten die
rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. [adres 2] is niet verkocht rondom de waardepeildatum. Verweerder heeft de WOZ-waarde van dit pand dus niet hoeven betrekken in de waardebepaling van de onroerende zaak.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de
waarde niet te hoog is vastgesteld.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”