Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2023:2264

Gerechtshof Den Haag
07-11-2023
04-01-2024
BK-22/01353
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2022:10587, Niet ontvankelijk
Belastingrecht
Hoger beroep

Artikel 6:6 en 8:24, lid 2 Awb; ontbreken van een machtiging op naam van en ondertekend door belanghebbende. De echtgenoot van belanghebbende is geen medebelanghebbende. Toepassing van artikel 8:111, lid 1, letter c, Awb; zowel het principaal hoger beroep als het incidenteel hoger beroep zijn niet-ontvankelijk.

Rechtspraak.nl
NLF 2024/0172
Belastingblad 2024/72 met annotatie van J.M.J.F. JANSEN

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-22/01353

Uitspraak van 7 november 2023

in het geding tussen:

[X] , beweerdelijk namens [X-1] te [Z] , belanghebbende,

en

de directeur van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie, Heffing en Waardebepaling, de Heffingsambtenaar,

( […] )

op het hoger beroep van [X] en het incidenteel hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 6 december 2022, nummer ROT 21/3538.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde op 1 januari 2020 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 268.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2021 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).

1.2.

[A] heeft tegen de beschikking en de aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

[A] heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

1.4.

[A] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

[A] heeft op 7 september 2023 en 18 september 2023 nadere stukken ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 september 2023. Op de zitting zijn de zaken met de nummers BK-22/01350 tot en met BK-22/01361 en BK-23/00031 behandeld. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is enig eigenaar van de woning.

2.2.

[A] heeft bij brief van 26 maart 2021 namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag.

2.3.

Bij e-mail van 30 maart 2021 heeft de Heffingsambtenaar aan [A] een ontvangstbevestiging gezonden. In deze ontvangstbevestiging is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Uw bezwaarschrift namens [belanghebbende] met betrekking tot de aanslag met nummer [aanslagnummer] hebben wij in goede orde ontvangen, deze kunnen wij echter nog niet in behandeling nemen. De machtiging ontbreekt waaruit blijkt dat u bevoegd bent om namens uw cliënt een bezwaarschrift in te dienen.

Graag ontvangen wij deze machtiging binnen twee weken. Wanneer u dit niet doet zal uw bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard.”

2.4.

Bij e-mail van 21 april 2021 heeft de Heffingsambtenaar aan [A] een herinnering gezonden. In die herinnering is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“ [aanslagnummer] [de woning] [belanghebbende]

(…)

Goedemorgen,

(…)

Ook graag voor bovenstaande bezwaren controleren of u de machtiging al heeft verstuurd en zo niet dit dan graag als nog doen.”

2.5.1.

Bij e-mail van 17 mei 2021 heeft de Heffingsambtenaar het onder 2.4 vermelde verzoek herhaald:

“Goedemiddag,

Volgens mij missen er nog wat machtigingen. Kijk je administratie er nog eens op na. (…)”

2.5.2.

Bij e-mail van 20 mei 2021 heeft de Heffingsambtenaar het onder 2.4 vermelde verzoek nogmaals herhaald:

“Goedemorgen,

Graag voor 28 mei a.s. de administratie in orde maken. Van de volgende adressen missen de machtigingen nog en denk ook aan de huurcontracten.

(…)

[aanslagnummer] [de woning] [belanghebbende] (…)”

2.6.

De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 3 juni 2021 bij één geschrift uitspraak op bezwaar gedaan op zowel het bezwaar van belanghebbende als de bezwaren van zeventien andere belastingplichtigen. De bezwaren zijn niet-ontvankelijk verklaard. In de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“U stuurde ons bezwaarschriften tegen de aanslagen lokale belastingen 2021 met aanslagnummers:

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. [belanghebbende]

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

 [aanslagnummer] t.n.v. (…)

Deze zijn binnen de wettelijke termijn van zes weken verzonden. Hoewel u diverse malen de gelegenheid heeft gekregen om uw bezwaarschriften te voorzien van een machtiging, heeft u hier geen gebruik van gemaakt. Daarom voldoen uw bezwaarschriften niet aan de eisen van de wet en zijn deze niet-ontvankelijk. Toch hebben wij uw bezwaarschriften ambtshalve in behandeling genomen. U kunt niet in beroep gaan tegen deze ambtshalve besluiten.

Van uw verzoek om gehoord te worden is afgezien, omdat uw bezwaar niet-ontvankelijk is (art. 7:3 Awb).

Beslissing

Ik verklaar uw bezwaren niet-ontvankelijk en handhaaf de voor onderhanden objecten vastgestelde waarden, die staan vermeld op de aanslagen. Ook handhaaf ik de aanslagregels, vermeld op bovengenoemde aanslagbiljetten gemeentelijke heffingen 2021. Deze aanslagen dienen binnen de aangegeven perioden betaald te worden.

U verzoekt in uw bezwaarschriften om een kostenvergoeding. Nu de aanslagen gehandhaafd blijven, wordt niet voldaan aan de voorwaarden die in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht zijn geformuleerd. Ik wijs uw verzoek om een kostenvergoeding in de bezwaarprocedure dan ook af.”

2.7.

[A] heeft bij brief van 8 september 2021, ingekomen bij de Rechtbank op 22 september 2021, een machtiging overgelegd die is ondertekend door belanghebbendes echtgenoot, [X] . De machtiging is ondertekend in “februari/maart/april 2021”.

2.8.

Naar aanleiding van het hoger beroep heeft de griffier bij brief van 9 januari 2023 [A] in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 6 februari 2023, onder meer, een op zijn naam gestelde volmacht over te leggen. In dezelfde brief is erop gewezen dat indien niet wordt voldaan aan dit verzoek het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.9.

Bij brief van 11 januari 2023 heeft [A] de griffier het volgende bericht:

“(…)

De volmacht van onze klant -én voor zover van toepassing de relevante informatie van de KvK- bevindt zich reeds in uw dossier én wel in het deel dat afkomstig is van de Rechtbank. Vide de op één-na-laatste alinea op de achterzijde van uw voormeld epistel. We gaan toch niet nodeloos “dubbel werk” doen? Bent u nu zó volledig en geheel én al akkoord?”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft in één uitspraak voor zowel belanghebbende als tien andere belastingplichtigen het volgende geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eisers en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“7. Op grond van Artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Op grond van Artikel 6:6 Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

  1. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

  2. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

8. Nu verweerder eisers herhaaldelijk in de gelegenheid heeft gesteld de machtigingen over te leggen en eisers tot aan de zitting niets hebben aangevoerd dat betrekking heeft op het niet tijdig overleggen van de machtigingen en ter zitting uitsluitend zonder onderbouwing heeft gesteld dat hij de machtigingen tijdig aan verweerder heeft overgelegd, is het beroep ongegrond.

9. In de pas tijdens de zitting ingenomen stelling van eisers dat verweerder in belastingzaken niet in één uitspraak op bezwaar op alle bezwaren tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van alle eisers mocht beslissen, ziet de rechtbank geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit.

10. Voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Verweerder heeft de bezwaren van eisers ontvangen op 19 maart 2021 (ROT 21/3530, ROT 21/3533) respectievelijk 29 maart 2021 (ROT 21/3536, ROT 21/3538, ROT 21/3539, ROT 21/3542) respectievelijk 31 maart 2021 (ROT 21/3543, ROT 21/3544) respectievelijk 7 april 2021 (ROT 21/3547, ROT 21/3548) respectievelijk 8 april 2021 (ROT 21/3549, ROT 21/3550). De redelijke termijn is op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan dus niet verstreken.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.1.

[A] heeft in het hogerberoepschrift en de nadere stukken (door hem onder meer “pinpoint brieven” genoemd) volstaan met het aanvoeren van algemeen geformuleerde vragen en grieven waarvan vele niet van toepassing zijn in de onderhavige zaak. Daarom heeft de voorzitter ter zitting aan [A] gevraagd welke hogerberoepsgronden hij concreet in dit geschil aanvoert en verder of hij ermee instemt dat al het andere wat hij in de gedingstukken aanvoert, niet in de beoordeling van het geschil wordt betrokken. Daarop heeft [A] verklaard dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op de hierna onder 4.1.2 genoemde punten.

4.1.2.

Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of:

  • -

    i) het hoger beroep ontvankelijk is; en zo ja,

  • -

    ii) de Rechtbank het beroep terecht ontvankelijk heeft geacht; en zo ja,

  • -

    iii) het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het niet overleggen van een machtiging.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Heffingsambtenaar ontkennend.

4.2.

Belanghebbende concludeert in haar principaal hoger beroep primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot terugwijzing van de zaak naar de Heffingsambtenaar en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank. Verder verzoekt belanghebbende een proceskostenvergoeding. Belanghebbende concludeert voorts tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.

4.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het principaal hoger beroep. In het incidenteel hoger beroep concludeert hij tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep.

Beoordeling van het hoger beroep

Ontvankelijkheid principaal hoger beroep

5.1.

De Heffingsambtenaar stelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van een geldige machtiging. De Heffingsambtenaar voert daartoe aan dat de machtiging is ondertekend door belanghebbendes echtgenoot [X] terwijl hij geen (mede)eigenaar is van de woning. De Heffingsambtenaar verwijst hierbij naar de in hoger beroep overgelegde stukken van het Kadaster.

5.2.1.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1668, BNB 2015/202), onder meer, het volgende geoordeeld:

“2.5. Doordat in artikel 30, lid 1, Wet WOZ is bepaald dat artikel 26a, lid 2, AWR van overeenkomstige toepassing is met betrekking tot de waardebepaling en waardevaststelling ingevolge de hoofdstukken III en IV van de Wet WOZ, kan onder omstandigheden de echtgenoot van degene tot wie de waardebeschikking is gericht zelf bezwaar maken tegen die beschikking. (…)”

5.2.2.

Vast staat dat de in beroep overgelegde machtiging is ondertekend door de echtgenoot van belanghebbende. In hoger beroep heeft de griffier bij brief van 9 januari 2023 belanghebbende verzocht een volmacht over te leggen. Belanghebbende heeft geen gehoor gegeven aan dit verzoek (zie 2.9).

5.2.3.

Uit de door de Heffingsambtenaar in hoger beroep overgelegde stukken blijkt dat belanghebbende sinds 22 september 2015 enig eigenaar is van de woning. Belanghebbende en haar echtgenoot zijn bij notariële akte van die datum huwelijkse voorwaarden aangegaan, inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. De tot die tijd geldende huwelijksgoederengemeenschap is verdeeld en de woning is toegedeeld en geleverd aan belanghebbende. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbendes echtgenoot in het onderhavige belastingjaar medebelanghebbende is als bedoeld in artikel 26a, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

5.2.4.

Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat belanghebbendes echtgenoot niet bevoegd is hoger beroep in te stellen. Het hoger beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard. De overige gronden behoeven geen behandeling.

Incidenteel hoger beroep

5.3.

Aangezien het principaal hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat [X] geen (mede)belanghebbende is en [A] niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn bevoegdheid ten aanzien van belanghebbende aan te tonen, zal het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard op grond van het bepaalde in artikel 8:111, lid 1, letter c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Slotsom

5.4.

Zowel het principaal hoger beroep als het incidenteel hoger beroep is niet-ontvankelijk.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:

  • -

    verklaart het principaal hoger beroep niet-ontvankelijk; en

  • -

    verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, P.J.J. Vonk en I. Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier N. Veenstra. De beslissing is op 7 november 2023 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;

b. - de dagtekening;

c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. - de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.