Feiten
3. Het gaat in deze zaak om de volgende feiten.
3.1
[verweerster] Biologics maakt onderdeel uit van het concern [betrokkene] , een wereldwijde onderneming, actief in de farmaceutische industrie en in de medische en consumentenproducten. Onderdeel van het concern is ook Mentor Medical Systems B.V. (hierna: Mentor).
3.2
[verzoeker] is op 1 februari 2023 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de [verweerster] Biologics als EHS Manager (Employee Health and Safety Manager) met een salaris van € 7.870,37 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
3.3
Na indiensttreding is [verzoeker] gedetacheerd bij Mentor.
3.4
In art. 1.3 van de arbeidsovereenkomst is een proeftijd van twee maanden overeengekomen, eindigend op 31 maart 2023, als volgt:
"1.3 Trial Period
The first two (2) months of this contract will serve as a trial period within the meaning of the law, during which the employment may be terminated by either party on any given day."
Ten aanzien van het einde van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
"1.4 Notice
Notice of termination of this contract may be given early by either party, subject to the term prescribed by law, effective from the end of the calendar month."
3.5
Op 10 maart 2023 heeft een videogesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] enerzijds en [leidinggevende] , leidinggevende van [verzoeker] (hierna: [leidinggevende] ), en de [algemeen directeur] , algemeen directeur van Mentor (hierna: [algemeen directeur] ), anderzijds.
3.6
Bij brief van die dag heeft [algemeen directeur] namens Mentor onder meer het volgende aan [verzoeker] bericht:
“Your probationary period ends on 31th March 2023. As already discussed with you on 10th March 2023, we hereby confirm that we will not offer a permanent contract to you. Therefore your current contract will be terminated with immediate effect. However, we will continue your pay until 31th March 2023.”
3.7
Bij e-mail van eveneens 10 maart 2023 heeft [leidinggevende] namens
[verweerster] Biologics het volgende aan [verzoeker] bericht:
"As today informed, we will end your [betrokkene] contract as of April 1th. Attached the official letter which will also be send to you via the post. We will send someone to your home address to collect the [betrokkene] IT equipment."
Als bijlage bij deze e-mail is de brief van [algemeen directeur] van 10 maart 2023 gevoegd.
De beoordeling van het hoger beroep
7. Het gaat in deze zaak om de toekenning van een billijke vergoeding, althans een door de rechter in goede justitie te bepalen vergoeding aan [verzoeker] ten laste van
[verweerster] Biologics. [verzoeker] voert twee grondslagen aan voor zijn verzoeken: (1) er is geen rechtsgeldig proeftijdontslag en (2) het ontslag was discriminatoir.
Rechtsgeldig proeftijdontslag?
8. Met grief 1 betoogt [verzoeker] dat opzegging van de arbeidsovereenkomst is gedaan tegen een datum na het einde van de proeftijd, zodat deze opzegging te laat en daarom niet rechtsgeldig is. [verzoeker] berust in het ontslag maar doet een beroep op art. 7:681 lid 1 onderdeel a BW.
9. Grief 1 faalt, om de volgende reden.
10. Niet in geschil is dat er een geldig proeftijdbeding is overeengekomen en dat op grond daarvan de proeftijd eindigde op 31 maart 2023.
11. In de brief van Mentor van 10 maart 2023 staat dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd “with immediate effect”, maar dat de loonbetaling zou voortduren tot en met 31 maart 2023. In de e-mail van [verweerster] Biologics – de formele werkgever – van dezelfde datum is vermeld dat de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd
“as of April 1th”.
12. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter (r.o. 4.4 van de bestreden beschikking). Niet in geschil is dat “as of April 1th” in het Nederlands ‘per of met ingang van 1 april 2023’ betekent. In het arrest van de Hoge Raad van 5 februari 2021 is geoordeeld dat met een opzegging ‘per’ de eerste dag van een maand de arbeidsovereenkomst eindigt aan het einde van de dag van de voorafgaande maand1. In dit geval ziet de opzegging daarom op het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 31 maart 2023. Er is geen aanknoping om te oordelen dat er met dit ontslag iets anders is bedoeld.
13. Er is aldus sprake van een tijdig en daarom rechtsgeldig gegeven ontslag tijdens de proeftijd. Uit het voorgaande volgt dat art. 7:681 lid 1 onderdeel a BW geen grondslag vormt voor de toekenning van een billijke vergoeding.
Misbruik proeftijdontslag?
14. Het hof stelt voorop dat uit art. 7:669 lid 7 BW volgt dat de werkgever niet over een redelijke grond voor de opzegging dient te beschikken als hij opzegt tijdens de proeftijd.
14. [verweerster] Biologics heeft (samengevat) aangevoerd dat het ontslag als reden heeft dat zij niet tevreden was over het functioneren en het gedrag en de houding van [verzoeker] , dat daar klachten van collega’s over waren en dat gesprekken met [verzoeker] niet tot verbetering hebben geleid. Dit is door [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd weersproken.
14. Met grief 2 betoogt [verzoeker] dat niet kan worden uitgesloten dat zijn ziekte en/of het indienen van een rapport bij de Arbeidsinspectie over de veiligheid bij Mentor een rol heeft gespeeld bij de keuze om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het hof begrijpt deze stellingen zo dat een beroep wordt gedaan op misbruik door [verweerster] Biologics van haar bevoegdheid om proeftijdontslag te geven (art. 3:13 BW)2.
17. Grief 2 faalt om de volgende redenen.
Ziekte en medische behandeling
18. Volgens [verzoeker] “kan niet worden uitgesloten dat zijn ziekte en de noodzakelijke behandeling voor die ziekte een rol heeft gespeeld bij de keuze om de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] te beëindigen”. [verzoeker] heeft namelijk voorafgaand aan het gesprek op 10 maart 2023 [verweerster] Biologics op de hoogte gebracht van zijn ziekte en [verzoeker] heeft toen ook aangegeven een ingrijpende operatie aan zijn nek te moeten ondergaan. Het korte tijdsverloop tussen de mededeling van [verzoeker] en het gesprek op 10 maart 2023 en de inhoud van de eerste brief die vanuit Mentor aan [verzoeker] is gestuurd, kan bij de huidige stand van zaken “niet zonder meer
worden geoordeeld dat de ziekte van [verzoeker] geen rol heeft gespeeld bij het proeftijdontslag”, aldus nog steeds [verzoeker] .
19. Het hof verwerpt dit standpunt. Kennelijk doet [verzoeker] een beroep op een causaal verband tussen het ontslag en zijn medische situatie. Dat verband is onvoldoende onderbouwd. Op dit punt is van belang dat [verweerster] Biologics bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat de medische toestand en de nekoperatie tijdens de sollicitatieprocedure al aan de orde waren geweest. Dit is door [verzoeker] niet weersproken. Kennelijk was de medische situatie en de nekoperatie voor [verweerster] Biologics toen geen bezwaar om [verzoeker] aan te nemen. Waarom dit later dan voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst anders zou zijn is niet onderbouwd. Daar is ook geen feitelijke aanknoping voor. Verder is er ook anderszins geen aanwijzing voor een causaal verband tussen het ontslag en de medische situatie van [verzoeker] .
Rapport over veiligheidssituatie
20. Volgens [verzoeker] heeft hij diverse problemen over de veiligheid op de bedrijfslocatie bij Mentor aan de kaak gesteld en een rapport daarover ingediend bij de Arbeidsinspectie. Dat betekent volgens hem dat “niet kan worden vastgesteld dat de klachten van [verzoeker] over de veiligheid geen verband houden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst”.
20. Het hof verwerpt ook dit standpunt omdat het niet is onderbouwd en er ook geen feitelijke aanknoping voor is. Overigens en ter zijde: door [verweerster] Biologics is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard (1) dat [verzoeker] in zijn functie verantwoordelijk was voor de veiligheid en problemen aan de kaak kon stellen en verder (2) dat [verweerster] Biologics ook aan de slag is gegaan met de punten die in het rapport van [verzoeker] stonden vermeld. Dit is door [verzoeker] niet weersproken. Volgens [verweerster] Biologics zat het probleem met [verzoeker] als gezegd (r.o. 15) in het functioneren en het gedrag en de houding van [verzoeker] , dat daar klachten van collega’s over waren en dat gesprekken met [verzoeker] niet tot verbetering hebben geleid.
Bewijsaanbiedingen [verzoeker]
22. Het hof gaat niet in op de bewijsaanbiedingen omdat ze niet ter zake dienend zijn. Als het aangeboden bewijs wordt geleverd over de mededelingen van [verzoeker] die hij voor het ontslag heeft gedaan (1) over zijn medische situatie en (2) de “veiligheidsaspecten”, dan leidt dat niet tot een ander oordeel.
Slotsom proeftijdontslag
23. Uit het voorgaande volgt dat het proeftijdontslag rechtsgeldig was en er geen sprake is van misbruik door [verweerster] Biologics van haar bevoegdheid om proeftijdontslag te geven. Er is dus geen grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding of een andere vergoeding.
Slotsom hoger beroep en de proceskosten
24. Het hoger beroep faalt. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd, ook ten aanzien van de proceskosten in de eerste aanleg, en de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen. Bij deze uitkomst past dat [verzoeker] in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de nakosten wordt veroordeeld. Grief 3, waarmee [verzoeker] betoogt dat
[verweerster] Biologics in de proceskosten van beide instanties moet worden veroordeeld, faalt daarom.