Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2025:479

Gerechtshof Den Haag
25-03-2025
02-04-2025
200.338.907/01
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2024:355, Bekrachtiging/bevestiging
Burgerlijk procesrecht
Hoger beroep kort geding

Hoger beroep. Bewijsbeslag. Vordering tot afgifte (art. 843a) wordt afgewezen vanwege ontbreken spoedeisend en rechtmatig belang.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.338.907/01

Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/669521 / KG ZA 23-1065

Arrest in kort geding van 25 maart 2025

in de zaak van

1 Nemesys ICT Groep B.V.,

gevestigd in Oud-Beijerland,

2. Rosecure B.V.,

gevestigd in Rotterdam,

appellanten in principaal hoger beroep,

geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering, kantoorhoudend in Oud-Beijerland,

tegen

1 Voorne ICT B.V.,

gevestigd in Hellevoetsluis,

2. E-Line B.V.,

gevestigd in Hellevoetsluis,

3. [geïntimeerde 3],

wonend in [woonplaats],

geïntimeerden in principaal hoger beroep,

appellanten in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. B.R. Kleij, kantoorhoudend in Rotterdam.

Het hof noemt partijen hierna gezamenlijk Nemesys c.s. en Voorne c.s. en ieder afzonderlijk Nemesys, Rosecure, Voorne ICT, E-Line en [geïntimeerde 3].

1 De zaak in het kort

1.1

Nemesys c.s. hebben bewijsbeslag gelegd onder Voorne c.s. Nemesys c.s. vorderen afgifte van de beslagobjecten (digitale en fysieke bescheiden) die door de deurwaarder zijn geselecteerd. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen omdat van een spoedeisend belang niet is gebleken en het rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden ontbreekt. De vordering van Voorne c.s. tot opheffing van het beslag is ook afgewezen1. Het hof komt tot hetzelfde oordeel.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

  • -

    de dagvaarding van 19 februari 2024, waarmee Nemesys c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2024;

  • -

    de memorie van grieven van Nemesys c.s., met bijlagen;

  • -

    de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel van Voorne c.s., met bijlagen;

  • -

    de memorie van antwoord in het incidenteel appel, met bijlage.

3 Feitelijke achtergrond

3.1

Op 1 juli 2021 heeft [naam 1] (hierna: [naam 1]) de aandelen in McData B.V. (hierna: McData) en D.T.A. Telecom B.V. (hierna: DTA) overgedragen aan Hosted.nl B.V., een (klein)dochteronderneming van Techone B.V. (hierna: Techone). Vervolgens zijn McData en DTA met andere dochterondernemingen van Techone gefuseerd. Op 25 april 2022 fuseert DTA met Rosecure, waarbij Rosecure DTA verkrijgt. Op 11 mei 2023 fuseert McData met Nemesys, waarbij Nemesys McData verkrijgt.

3.2

Nemesys verleent diensten op het gebied van IT, telefonie en cybersecurity.

3.3

Rosecure installeert en onderhoudt alarmsystemen.

3.4

E-Line levert IT-diensten op het gebied van (mobiele) telefonie, cloudservices, internetverbindingen en camerabeveiliging. [geïntimeerde 3] is bestuurder en enig aandeelhouder van E-Line.

3.5

E-Line en [geïntimeerde 3] hebben op 2 juni 2023 Voorne ICT opgericht, waarvan E-Line bestuurder en enig aandeelhouder is geworden. Voorne ICT levert diensten op het gebied van (mobiele) telefonie, cloudservices, internetverbindingen en camerabeveiliging.

3.6

DTA en E-Line hebben op 30 december 2013 een overeenkomst van opdracht gesloten voor (aanvankelijk) de duur van 24 maanden, ingaande op 1 januari 2014, op grond waarvan E-Line diverse ICT-diensten verrichtte voor DTA. Op basis van deze afspraken leverde Nemesys diverse ICT-diensten aan de Stichting Pameijer (hierna: Pameijer). Nadien sloten partijen steeds nieuwe overeenkomsten na onderhandeling over nieuwe voorwaarden.

3.7

Op 6 mei 2013 is [naam 2] (hierna: [naam 2]) bij DTA in dienst getreden als technisch installateur. Sinds de fusie werkt hij voor Rosecure. In zijn arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen en in de cao Metaal & Techniek staat dat de werknemer zonder toestemming van zijn werkgever niet voor iemand anders mag werken dan zijn werkgever. [naam 2] heeft zijn dienstverband op 30 mei 2023 opgezegd tegen 30 juni 2023 en is op 1 juli 2023 in dienst getreden bij Voorne ICT.

3.8

Op 1 september 2016 is [naam 3] (hierna: [naam 3]) bij McData in dienst getreden. Zijn arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en geheimhoudingsbeding. Bij overtreding van die bedingen verbeurt de werknemer een boete. [naam 3] heeft zijn arbeidsovereenkomst op 25 juni 2023 per 1 augustus 2023 opgezegd en is na die opzegging bij Voorne ICT gaan werken.

3.9

[naam 4] (hierna: [naam 4]) was als IT Specialist bij Nemesys werkzaam van 1 maart 2023 tot en met 30 juni 2023. In de arbeidsovereenkomst van [naam 4] staat een geheimhoudingsbeding, anti-ronselbeding en relatiebeding. [naam 4] heeft eerder van juli 2019 tot en met september 2021 bij McData gewerkt als Junior ICT-Medewerker. [naam 4] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Nemesys op 30 mei 2023 tegen 1 juli 2023 opgezegd en werkt sinds 1 juli 2023 bij Voorne ICT als Junior Systeembeheerder.

3.10

Na eerder overleg over een voorstel tot voortzetting van de samenwerking voor één of drie jaar, heeft Pameijer Nemesys telefonisch op 15 juni 2023 meegedeeld dat zij de samenwerking met Nemesys wil beëindigen en dat zij de diensten voortaan door Voorne ICT wil laten verrichten.

3.11

Van juli 2023 tot en met september 2023 hebben twaalf klanten van voormalig McData/DTA de samenwerking met Nemesys c.s. opgezegd. Bij die opzegging hebben zij aangegeven voortaan hun ICT-diensten af te nemen bij Voorne ICT.

3.12

Nemesys c.s. hebben op 24 oktober 2023 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verzocht om bewijsbeslag te mogen leggen. Na aanpassing van het verzoek heeft de voorzieningenrechter op 1 november 2023 verlof verleend voor het leggen van bewijsbeslag op de digitale en fysieke gegevens “van de 19 (ex)relaties als onder randnummer 56 genoemd” voor de periode van 1 april 2023 tot de dag van de beslaglegging, voor zover deze informatie betrekking heeft op de gestelde wanprestatie/onrechtmatige daad.

3.13

De deurwaarder heeft op 7 november 2023 beslag gelegd op de vestigingsadressen van E-Line en Voorne ICT en het woonadres van [geïntimeerde 3]. De beslagen zijn gelegd op de op die locaties aangetroffen fysieke en digitale gegevensdragers.

3.14

Equilibristen gerechtsdeurwaarders B.V. is als bewaarder aangesteld en heeft de advocaat van Voorne c.s. op 8 januari 2024 als volgt per e-mail bericht:

“(..) Wij zijn op dit moment nog bezig met de dataseparatie en hebben voor donderdag nog een laatste sessie gepland staan voor de definitieve controle op de grootste dataset - de 3e set welke u heeft opgeleverd op 8 december. Ten gevolge van de feestdagen en een korte vakantie heeft de afwikkeling van die nadere separatie enige vertraging opgelopen. Wij gaan ervan uit dat wij u volgende week een definitieve dataset kunnen aanleveren. Alsdan volgt ook een afrondend proces-verbaal.

In ieder geval kunnen wij u melden dat wij de door u aangemerkte confidentiële communicatie (met advocaten) zullen verwijderen. De reikwijdte van het beslagverlof vormt de basis voor de vaststelling van de definitieve dataset.(..)”

4 Procedure bij de rechtbank

4.1

Nemesys c.s. hebben Voorne c.s. gedagvaard en gevorderd om bij vonnis, samengevat,

1) de bewaarder te machtigen om - voor zover dit ten tijde van het wijzen van het vonnis nog niet (volledig) is gebeurd - een selectie te maken van de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden/data die vallen binnen de reikwijdte van het beslagverlof;

2) Voorne c.s. ieder te veroordelen (primair) een afschrift/kopie te verstrekken, voor zover deze onder de door de bewaarder gemaakte selectie vallen, (subsidiair) inzage in de onder de selectie vallende beslagobjecten te verlenen, alles op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 10.000,-, te vermeerderen met een bedrag van € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt;

3) te bepalen dat, indien Voorne c.s. weigeren om tijdig de hiervoor bedoelde opdracht aan de bewaarder te geven, het vonnis voor die opdracht in de plaats zal treden en de bewaarder - voor zover vereist - te machtigen aan die opdracht uitvoering te geven;

4) Voorne c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2

Nemesys c.s. hebben aan hun vorderingen onder meer ten grondslag gelegd dat Voorne c.s. een aantal van haar werknemers hebben weggelokt en (vervolgens) - met onder meer de vertrouwelijke kennis en gegevens waarover die werknemers beschikken - een groot aantal klanten bij Nemesys c.s. hebben weggelokt. Dat kwalificeert als wanprestatie, dan wel onrechtmatig handelen en als gevolg daarvan lijden Nemesys c.s. schade. Om de stellingen (verder) te kunnen onderbouwen, (nader) bewijs te verkrijgen en de proceskansen in een bodemprocedure te kunnen inschatten, willen Nemesys c.s. afschriften ontvangen van de bescheiden die getroffen zijn door het door hen gelegde bewijsbeslag.

4.3

Voorne c.s. hebben op hun beurt (in reconventie) opheffing van het bewijsbeslag gevorderd omdat zij menen dat daarvoor geen enkele grondslag bestaat.

4.4

De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat Nemesys c.s. geen spoedeisend belang hebben bij de vorderingen en ook geen rechtmatig belang. Omdat Voorne c.s. geen last hebben van het beslag heeft de voorzieningenrechter de opheffing daarvan afgewezen. De proceskosten zijn zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd.

5 Vorderingen in hoger beroep

5.1

Nemesys c.s. vorderen in principaal hoger beroep (gedeeltelijke) vernietiging van het vonnis en toewijzing van hun vorderingen, met veroordeling van Voorne c.s. in de proceskosten en nakosten, met rente.

5.2

Voorne c.s. eisen in incidenteel hoger beroep (primair) vernietiging van het vonnis voor zover gewezen in reconventie en toewijzing van hun (reconventionele) vordering en (subsidiair, uitsluitend indien het hof een of meer grieven gegrond zou achten, met als gevolg dat het beslag niet zou worden opgeheven) om Voorne c.s. in de gelegenheid te stellen om de in beslag genomen stukken aan de voorzieningenrechter te kunnen voorleggen ter inhoudelijke beoordeling dat de stukken voldoen aan het gegeven verlof, onder voorwaarde van een termijn voor die beoordeling die het hof in goede justitie rechtvaardig acht. Ook vorderen Voorne c.s. hoofdelijke veroordeling van Nemesys c.s. in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep, met nakosten en rente.

6 Beoordeling in hoger beroep

Principaal hoger beroep

6.1

De grieven 1 tot en met 4 zien op de feitenvaststelling. Het hof heeft de feiten zelfstandig vastgesteld, met inachtneming van de grieven en voor zover relevant. Tot vernietiging van het vonnis kan dit niet leiden; Nemesys c.s. hebben dan ook geen belang bij afzonderlijke bespreking.

Spoedeisend belang

6.2

Grief 5 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat Nemesys c.s. hun spoedeisend belang onvoldoende onderbouwd hebben.

6.3

In een kort geding moet het hof altijd beoordelen of de partij die een voorlopige voorziening vraagt nog een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak van het hof.

6.4

Naar het oordeel van het hof hebben Nemesys c.s. zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onvoldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang hebben bij de vorderingen. Nemesys c.s. stellen de gegevens nodig te hebben ter onderbouwing van de door haar gestelde wanprestatie en onrechtmatige daad en vergoeding van schade, waarover zij - na inzage - op korte termijn een bodemprocedure wil starten. Vast staat dat Nemesys c.s. al een bodemprocedure zijn gestart en dat daarin gelijke vorderingen (als in dit kort geding) zijn ingesteld. Nemesys c.s. hebben onvoldoende uitgelegd waarom de uitkomst van die bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Dit klemt temeer nu in kort geding terughoudend moet worden omgegaan met voorzieningen die (zoals hier het geval is) naar hun aard onomkeerbaar zijn. Grief 5 faalt dus. Ten overvloede zal het hof hierna nog inhoudelijk op de zaak ingaan.

Rechtmatig belang

6.5

Als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van (het per 1 januari 2025 vervallen, maar op grond van het overgangsrecht voor deze procedure nog geldende) art. 843a Rv heeft te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.

6.6

De vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van art. 843a Rv (oud) bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal2.

6.7

Nemesys c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat de door hun gestelde feiten en omstandigheden in samenhang moeten worden bekeken. Dit samenstel van feiten en omstandigheden wijst er volgens Nemesys c.s. met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op dat klanten van Nemesys c.s. zijn weggelokt met (vertrouwelijke) kennis en gegevens waarover de ex-werknemers [naam 2], [naam 4] en [naam 3] beschikten. Nemesys c.s. hebben er op gewezen dat ook zonder afspraken over een verbod tot concurrentie na het einde van de arbeidsovereenkomst, een werknemer niet volledig vrij is om zijn ex-werkgever concurrentie aan te doen. Nemesys c.s. hebben daarbij het volgende gesteld. [naam 2] heeft in april 2023 drie keer telefonisch contact gehad met [geïntimeerde 3] en [naam 1]. [naam 2], [naam 4] en [naam 3] hebben kort voor dan wel kort na de oprichting van Voorne ICT hun dienstverband met Nemesys c.s. opgezegd en zijn voor Voorne c.s. gaan werken. De klanten die in zeer korte tijd en vlak na het oprichten van Voorne ICT zijn overgestapt zijn uitsluitend klanten van McData en DTA. Deze klanten waren volgens Nemesys c.s. niet ontevreden over hun dienstverlening en de opzeggingsbrieven - die zijn opgesteld door Voorne c.s. - reppen daar ook niet over. Omdat de verklaring van Taxibedrijf [naam 5] dubieus is, moeten de overige verklaringen van ex-klanten ook kritisch worden bekeken. Voorne c.s. hebben verder tegenstrijdig verklaard over de reden voor het oprichten van Voorne c.s. Daarbij komt dat Voorne ICT is verhuisd naar het pand dat McData voorheen van [naam 1] huurde, dat [naam 1] snel werd gewaarschuwd op het moment dat Nemesys belde en dat [naam 1] jegens een derde kenbaar maakte dat hij een nieuw ICT-bedrijf was begonnen in zijn eigen pand.

6.8

Het hof overweegt als volgt. Het weglokken van klanten en/of opdrachten van Nemesys c.s. door Voorne c.s. is in de commerciële, concurrerende markt waarin de bedrijven opereren op zichzelf nog niet onrechtmatig. Voor onrechtmatige concurrentie is vereist dat er bijkomende omstandigheden zijn. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als een voormalig werknemer stelselmatig en substantieel het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalig werkgever afbreekt, daarbij gebruik makend van vertrouwelijke kennis of gegevens die hij bij de voormalig werkgever heeft verkregen3. De door Nemesys c.s. gepresenteerde feiten en omstandigheden acht het hof vooralsnog onvoldoende om aan te nemen dat hier sprake is van dergelijke bijkomende omstandigheden. Dit geldt temeer nu Voorne c.s. gemotiveerd en onderbouwd met verklaringen hebben aangevoerd dat de klanten uit eigen beweging zijn overgestapt naar Voorne ICT. De klanten hebben daarbij diverse redenen opgegeven (zoals de verhuizing van Nemesys c.s. van Hellevoetsluis naar Oud-Beijerland) die het hof niet op voorhand onwaarschijnlijk voor komen. Verder hebben Voorne c.s. uitgelegd dat Voorne c.s. (als service) nieuwe klanten geregeld voorzien van een conceptopzegging, zodat de juiste gegevens worden opgevraagd bij de oude leverancier zodat die (kunnen) worden verstrekt aan de nieuwe leverancier. Ook dit komt het hof niet onaannemelijk voor. Het overstappen van klanten uit eigen beweging is niet aan Voorne c.s. toe te rekenen, laat staan dat dit een onrechtmatige gedraging van hen zou opleveren. Nemesys c.s. hebben vooralsnog dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een vordering hebben op Voorne c.s. uit onrechtmatige daad.

6.9

Evenmin zijn de gestelde feiten en omstandigheden voldoende om in dit kort geding op voorhand te kunnen spreken van (verwijtbaar) profiteren van wanprestatie van [naam 2], [naam 4] en [naam 3] door Voorne c.s., zodat ook op dit punt onvoldoende aannemelijk is dat Nemesys c.s. een vordering hebben op Voorne c.s. Dat [naam 2] (kort) telefonisch contact heeft gehad met [geïntimeerde 3] en [naam 1] is onvoldoende om te concluderen dat [naam 2] zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn geheimhoudingsbeding (dan wel onrechtmatig handelen). Bovendien valt niet zonder meer in te zien hoe Voorne c.s. daarvan hebben geprofiteerd. Voor wat betreft [naam 4] hebben Nemesys c.s. in hoger beroep niet bestreden dat [naam 4] niet is gebonden aan een relatie-, geheimhoudingsbeding en anti-ronselbeding, zodat wanprestatie van [naam 4] reeds daarom niet kan worden aangenomen. Het enkele contact van [naam 3] met Taxi [naam 5] is vooralsnog onvoldoende om aan te nemen dat Voorne c.s. hebben geprofiteerd van mogelijke schending door [naam 3] van zijn concurrentiebeding, dan wel geheimhoudingsplicht.

6.10

In de inleidende dagvaarding noch in het beslagrekest hebben Nemesys c.s. gesteld of toegelicht waarom een eventuele onrechtmatige gedraging van [naam 1], die in dit kort geding niet als partij is betrokken, zou zijn toe te rekenen aan Voorne c.s. Evenmin blijkt daaruit op welke wijze [naam 1] onrechtmatig jegens Nemesys c.s. zou hebben gehandeld (of wanprestatie zou hebben gepleegd). Voor zover Nemesys c.s. in hoger beroep hebben bedoeld te stellen dat zij een aannemelijke vordering hebben op Voorne c.s. omdat [naam 1] zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige concurrentie geldt daarvoor hetgeen hiervoor onder 6.8 is overwogen. Naar voorlopig oordeel van het hof valt - zonder nadere toelichting die ontbreekt - verder niet in te zien hoe een verhuizing van Voorne c.s. naar het pand dat McData voorheen van [naam 1] huurde en het kenbaar maken door [naam 1] dat hij een nieuw ICT-bedrijf is begonnen in zijn eigen pand, een onrechtmatige daad van Voorne c.s. zou opleveren, ook niet als daarbij de overige gestelde feiten in samenhang daarmee worden beschouwd.

6.11

Nemesys c.s. hebben nog aangevoerd dat uit de beslagen gegevens kan blijken dat de overstap van de klanten anders is gegaan dan door Voorne c.s. wordt gesteld. Art. 843a Rv (oud) biedt echter niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan een partij alleen maar vage of indirecte indicaties heeft of slechts vermoedt dat de wederpartij over die stukken beschikt en waarvan zij slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen. Dat zou immers een niet toegestane fishing expedition opleveren.

6.12

Uit het voorgaande volgt dat de grieven 6 tot en met 10 niet slagen; grief 12 moet dat lot delen. Voor zover Nemesys c.s. in grief 10 nog erover klagen dat de voorzieningenrechter ten onrechte strijd met de goede procesorde heeft aangenomen, geldt dat Nemesys c.s. de buiten beschouwing gelaten feiten in hoger beroep opnieuw aan de orde hebben kunnen stellen zodat de grief ook op dat punt niet slaagt.

Geen belang meer bij vordering 1

6.13

In grief 11 klagen Nemesys c.s. erover dat ten tijde van het opstarten van het kort geding de dataseparatie nog niet was voltooid en zij dus belang hadden bij hun vordering onder 1). Nemesys c.s. miskennen daarmee dat het belang ook nog moet bestaan ten tijde van de beslissing. Gelet op de onder 3.14 weergegeven e-mail van de bewaarder zou de selectie kort na de zitting worden toegezonden, zodat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat er geen belang bij toewijzing meer bestond. Nemesys c.s. hebben overigens ook niet aangegeven welk belang zij nu nog zouden hebben bij toewijzing van de vordering. De grief faalt daarom. Dat geldt ook voor grief 13, die geen zelfstandige betekenis heeft en daarom het lot deelt van de voorgaande grieven.

Incidenteel hoger beroep

6.14

Voorne c.s. vorderen primair opheffing van het bewijsbeslag. Volgens hen is de grondslag van het bewijsbeslag evident ondeugdelijk en wordt daarmee voldaan aan het vereiste van “summierlijke ondeugdelijkheid van het beslag”. Het hof volgt dat betoog niet. Dat de vorderingen van Nemesys c.s. vooralsnog onvoldoende aannemelijk zijn (in het kader van de inzage- of afgiftevordering ex art. 843a Rv) wil nog niet zeggen dat het beslag summierlijk ondeugdelijk is. In de reeds aangevangen bodemprocedure zal (al dan niet na bewijslevering) moeten worden vastgesteld of Nemesys c.s. een deugdelijke vordering hebben. De beoordeling of de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is kan bovendien niet geschieden los van de vereiste afweging van de wederzijdse belangen4. Evenals de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat een belangenafweging in het voordeel van Nemesys c.s. moet uitpakken, temeer omdat Voorne c.s. (ook in hoger beroep) niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij kenbaar nadeel of hinder van de bevriezing van de bestaande situatie ondervinden. Met opheffing van bewijsbeslag moet ook terughoudend worden omgegaan, omdat daarmee de beslagobjecten voorgoed kunnen kwijtraken. De vordering tot opheffing is dus niet toewijsbaar. Aan het subsidiair gevorderde komt het hof niet toe omdat aan de voorwaarde (een of meer grieven worden gegrond geacht) niet is voldaan. Overigens is die vordering ook in het geheel niet onderbouwd zodat de vordering ook daarom niet toewijsbaar is. Het incidentele hoger beroep faalt daarom eveneens.

Bewijsaanbiedingen

6.15

Aan de bewijsaanbiedingen van partijen gaat het hof voorbij omdat het kort geding zich naar zijn aard niet leent voor bewijslevering.

Conclusie en proceskosten

6.16

De conclusie is dat zowel het principaal hoger beroep als het incidenteel hoger beroep niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen, ook voor wat betreft de proceskostenveroordeling zodat ook grief 14 van Nemesys c.s. faalt. Het hof zal Nemesys c.s. als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordelen in de proceskosten van het principaal hoger beroep, vermeerderd met de gevorderde rente en nakosten. In het incidenteel hoger beroep worden Voorne c.s. als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de kosten veroordeeld, eveneens vermeerderd met de gevorderde rente en nakosten.

7 Beslissing

Het hof:

  • -

    bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2024;

  • -

    veroordeelt Nemesys c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in principaal hoger beroep, aan de zijde van Voorne c.s. begroot op € 2.012,- (€ 798,- aan griffierecht en € 1.214,- aan salaris advocaat (1 punt tarief II)), vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Nemesys c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;

  • -

    bepaalt dat als Nemesys c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Nemesys c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Nemesys c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben voldaan;

  • -

    veroordeelt Voorne c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Nemesys c.s. begroot op € 607,- (1/2 punt tarief II), vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Voorne c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;

  • -

    bepaalt dat als Voorne c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Voorne c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Voorne c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben voldaan;

  • -

    verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

  • -

    wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, A.E.A.M. Waesberghe en M. Holthuis en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.

1 Rb Rotterdam 23 januari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:355.

2 HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251 (Semtex).

3 HR 9 december 1955, ECLI:NL:HR:1955:47 (Boogaard/Vesta).

4 Zie onder meer HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT9060.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.