Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/637811 / HA ZA 22-943
Arrest van 25 maart 2025 in het incident tot schorsing (bij vervroeging)
in de zaak van
Sandoz B.V.,
gevestigd in Weesp,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. D.F. de Lange, kantoorhoudend in Amsterdam.
tegen
Bayer Intellectual Property GmbH,
gevestigd in Monheim, Duitsland,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. B.J. Berghuis van Woortman, kantoorhoudend in Amsterdam,
Het hof noemt partijen hierna Sandoz en Bayer.
1 De zaak in het kort
1.1
In dit incident vordert Bayer schorsing van de procedure in de hoofdzaak, in afwachting van de uitkomst van een procedure tussen haar en een derde in Zuid-Afrika. Het hof wijst deze vordering af.
2 Procesverloop in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
-
de dagvaarding van 30 januari 2024, waarmee Sandoz in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 november 2023 (hierna: het Vonnis);
-
de memorie van grieven van Sandoz, met bijlagen;
-
de “incidentele memorie houdende verzoek tot schorsing procedure (208 Rv) in afwachting oordeel hof in Zuid-Afrika, tevens houdende verzoek tot beslissing in incident vooraf (209 Rv)” van Bayer, met bijlage;
-
de memorie van antwoord in het schorsingsincident;
-
de “schriftelijke toelichting schorsingsincident (inclusief reactie schriftelijke toelichting Sandoz)” van Bayer, met bijlage;
-
de “schriftelijke toelichting” van Sandoz.
3 Feitelijke achtergrond
3.1
Het hof gaat bij de beoordeling van het incident uit van de volgende feiten.
3.2
Bayer is houdster van Europees octrooi EP 1 845 961 B1 (hierna: EP 961) voor een “Treatment of thromboembolic disorders with rivaroxaban”. EP 961 is verleend op 22 april 2015 op een internationale aanvrage WO 2006/079474 van 19 januari 2006 (hierna: WO 474), waarbij een beroep is gedaan op prioriteit van EP 05001893 van 31 januari 2005. EP 961 is van kracht in onder meer Nederland.
3.3
Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 BI (hierna: EP 606) voor “Substituted oxazolidinones and their use in the field of blood coagulation”. EP 606 is op 11 december 2020 geëxpireerd. Aan Bayer is op basis van EP 606 een aanvullend beschermingscertificaat met nummer 300370 (hierna: ABC 370) verleend voor “rivaroxaban, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zout, hydraat of hydraat van het zout”, met rechtskracht tot en met 1 april 2024.
3.4
Sandoz heeft bekend gemaakt dat zij van plan was om per 1 april 2024 in Nederland een generiek geneesmiddel op basis van de stof rivaroxaban op de markt te brengen (hierna: het Sandoz-product). Ten tijde van het Vonnis had zij daartoe al verscheidene handelsvergunningen verkregen.
3.5
Bij brief van 22 april 2022 heeft Bayer Sandoz gewezen op ABC 370 en een aantal octrooien van Bayer die zien op rivaroxaban, waaronder EP 961. Bayer heeft Sandoz verzocht te bevestigen dat zij in Nederland geen rivaroxaban-product op de markt zal brengen of zal opnemen in de G-standaard.
3.6
Omdat Sandoz niet bereid was die bevestiging te geven is zij de procedure in de hoofdzaak gestart, als vooruitgeschoven nietigheidsverweer.
3.7
Tussen Bayer en een Zuid-Afrikaanse producent van generieke geneesmiddelen (die niet gelieerd is aan Sandoz) loopt een procedure over de geldigheid van een Zuid-Afrikaans octrooi. Dat Zuid-Afrikaanse octrooi bevat een conclusie die lijkt op conclusie 1 van EP 961. De Zuid-Afrikaanse rechter heeft bij vonnis van 12 december 2023 (hierna: het Zuid-Afrikaanse vonnis) geoordeeld dat het Zuid-Afrikaanse octrooi ongeldig is. Bayer is van dat vonnis in hoger beroep gekomen.
4 Procedure bij de rechtbank
4.1
Sandoz heeft Bayer gedagvaard en gevorderd, samengevat, vernietiging van het Nederlandse deel van EP 961 en veroordeling van Bayer in de volledige proceskosten conform de procesafspraak tussen partijen, vermeerderd met de wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad. Zij heeft daaraan, samengevat, ten grondslag gelegd dat EP 961 niet inventief is omdat het geclaimde doseringsregime voor de vakpersoon op een voor de hand liggende wijze voortvloeide uit de stand van de techniek.
4.2
Bayer heeft op haar beurt gevorderd (in reconventie), samengevat en voor zover nog van belang:
-
een verbod voor Sandoz, op straffe van een dwangsom, om inbreuk te maken op EP 961 en om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren, daar aan deel te nemen of anders onrechtmatig te handelen jegens Bayer;
-
een verklaring voor recht dat het aanbieden of in de handel brengen van het Sandozproduct, waaronder het opnemen van het product in de G-standaard, dan wel het importeren of opslaan van het product voor die doeleinden, inbreuk maakt op EP 961;
-
veroordeling van Sandoz in de volledige proceskosten conform de procesafspraak tussen partijen, vermeerderd met de wettelijke rente;
-
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Bayer heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Sandoz per 1 april 2024 dreigde (direct en indirect) inbreuk te maken op EP 961, omdat zij een rivaroxaban-product op de markt wilde brengen dat onder de beschermingsomvang van EP 961 valt.
4.3
De rechtbank heeft in conventie de vorderingen van Sandoz afgewezen en Sandoz veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank – samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang – de vorderingen van Bayer toegewezen, met uitzondering van het verbod om “anderszins onrechtmatig te handelen jegens Bayer”.
5 Incidentele vordering tot schorsing
5.1
Bayer vordert in het incident dat het hof bij tussenarrest, uitvoerbaar bij voorraad, de procedure in de hoofdzaak op de voet van de artikelen 208 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en 83 lid 3, tweede volzin, Rijksoctrooiwet schorst, primair totdat het oordeel in de Zuid-Afrikaanse procedure in kracht van gewijsde is gegaan en subsidiair totdat arrest is gewezen in de Zuid-Afrikaanse procedure, met veroordeling van Sandoz in de kosten van het incident ex artikel 1019h Rv.
5.2
Bayer legt aan haar vordering tot schorsing – samengevat – het volgende ten grondslag:
-
Sandoz baseert zich in de hoofdzaak op “statements en documenten” uit het Zuid-Afrikaanse vonnis, met name op de weergave in het Zuid-Afrikaanse vonnis van de “minutes” van de zogeheten Stratford-upon-Avon meeting van 11 juli 2003;
-
het Zuid-Afrikaanse vonnis geeft een onjuiste en onvolledige weergave van de werkelijke situatie op dit punt;
-
voorkomen moet worden dat Sandoz zich baseert op delen van het Zuid-Afrikaanse vonnis die onjuist zijn en waarop in hoger beroep waarschijnlijk anders wordt beslist;
-
ook moet ieder risico op tegengestelde uitspraken worden vermeden;
-
in het licht van de proceseconomie en goede procesorde moet dus eerst duidelijkheid bestaan over definitieve oordelen in de Zuid-Afrikaanse procedure.
6 Beoordeling in het incident
6.1
De stellingen van Bayer bieden onvoldoende grond voor toewijzing van haar vorderingen tot schorsing van de procedure in de hoofdzaak. Voor het oordeel van het hof in de hoofdzaak is het definitieve oordeel van de Zuid-Afrikaanse rechter immers niet van zodanig belang dat dit schorsing rechtvaardigt. Het hof dient in de hoofdzaak een eigen oordeel te vormen.
6.2
Daarnaast kan Bayer in de hoofdzaak zelf de documenten waarnaar Sandoz verwijst overleggen, al dan niet onder een vertrouwelijkheidsregime. In zoverre heeft zij (ook) geen belang bij schorsing van de hoofdzaak.
6.3
Het hof zal de vorderingen in het incident gelet op het voorgaande afwijzen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden.
6.4
In de hoofdzaak zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor memorie van antwoord aan de zijde van Bayer en iedere verdere beslissing aanhouden.
7 Beslissing
Het hof:
in het incident:
-
wijst de vorderingen af,
-
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak:
-
verwijst de zaak naar de rol van 29 april 2025 voor het nemen van een memorie van antwoord aan de zijde van Bayer;
-
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I. de Vreese-Rood, A.D. Kiers-Becking en M.Y. Bonneur en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: