Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHSGR:2002:AE3508

Gerechtshof 's-Gravenhage
18-04-2002
10-06-2002
99/0890
Civiel recht
Hoger beroep

-

Rechtspraak.nl
VR 2003, 25
Module Verkeer 2002/184

Uitspraak

Uitspraak: 18 april 2002

rolnummer: 99/890

rolnummer rechtbank: 98/2043

HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van

[naam appellante]

[woonplaats appellante],

appellante,

hierna te noemen: [appellante],

procureur: mr. J.J.Y. Kleingeld,

tegen

DE GEMEENTE RIJSWIJK,

wier zetel is gevestigd te Rijswijk,

geïntimeerde,

hierna te noemen: de Gemeente,

procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.

Het geding

Voor de beschrijving van het geding tot en met het tussenarrest van dit hof van 8 maart 2001 verwijst het hof naar dat tussenarrest. Ter uitvoering van dat arrest is op 21 maart 2001 een gerechtelijke plaatsopneming gehouden ter plaatse van het aan [appellante] overkomen ongeval te Rijswijk en daaraanvolgend een comparitie van partijen. Het proces-verbaal van descente en van comparitie van partijen bevindt zich in het procesdossier. Partijen hebben daarna opnieuw arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.1 Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en niet, althans onvoldoende hebben betwist, op grond van de overgelegde foto's en van de waarnemingen van de raadsheer-commissaris ter gelegenheid van de descente stelt het hof het volgende feitencomplex vast.

1.2 [Appellante] liep op 19 maart 1996 op het met straattegels bestrate gedeelte van de Johan Brouwerstraat te Rijswijk, welke straat deel uitmaakt van een woonerf. [appellante] is daarbij met haar voet tegen een verkeersdrempel gestoten, die in dat woonerf is aangebracht, (inleidende dagvaarding onder 1.3), althans tegen die verkeersdrempel met de rubber zool van haar schoen "gestuwd" (haar verklaring tijdens de comparitie van partijen) en vervolgens plat op haar gezicht gevallen.

1.3 De straat is voor een deel, dat kennelijk bedoeld is voor gebruik door voetgangers, met grijze tegels betraat. De rest van de weg, kennelijk bedoeld voor gebruik door rijverkeer, is - behalve waar zich de verkeersdrempels bevinden - op een afwijkende wijze bestraat en wel met rode klinkers. Beide gedeelten zijn op hetzelfde niveau aangelegd en lopen zonder stoep in elkaar over.

De verkeersdrempel is aangelegd over de gehele breedte van de straat, uitgevoerd in grijze straattegels en aan beide lange zijden gemarkeerd door een rij witte straattegels, die daar om en om met de grijze tegels ("geblokt") zijn aangebracht.

1.4 (Vlak) vóór de drempel waartegen [appellante] is gestruikeld, zijn geen oneffenheden van betekenis te bespeuren. Op het vlakke deel van de drempel, in de looprichting van [appellante] aan de verre kant, bevindt zich een enigszins verzakte en gebroken straattegel.

2. [Appellante], die tengevolge van haar val schade, pijn en ongemak heeft geleden en nog steeds lijdt, vordert de Gemeente te veroordelen tot schadevergoeding.

Zij heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat de straat, door de wijze waarop de verkeersdrempel is aangelegd en gemarkeerd en door het gebrekkig onderhoud ervan niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar oplevert, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt en dat de Gemeente, die moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert, op grond van artikel 6:174 BW voor die schade aansprakelijk is.

3. In haar grieven I en II voert [appellante] aan, dat zij op het voor voetgangers bedoelde deel van de straat geen verkeersdrempel behoefde te verwachten en dat die verkeersdrempel bovendien onvoldoende was gemarkeerd. Zij stelt dat de Gemeente door de verschillende soorten bestratingen een gedeelte van de straat voor voetgangers en een gedeelte voor rijverkeer heeft bestemd en dat voetgangers als [appellante] er niet op bedacht behoeven te zijn dat op het voetgangersdeel een verkeersdrempel ligt. De markering door de "geblokte" tegelranden is volgens haar onvoldoende zichtbaar in de belichting van de dag en het uur waarop zij is gevallen.

4. Het hof overweegt daarover als volgt :

[Appellante] heeft aangevoerd dat de inrichting van de straat in strijd is met de wettelijke eisen die aan de inrichting van een woonerf worden gesteld, omdat niet is voldaan aan de eis dat de indruk moet worden gewekt dat de weg verdeeld is in een rijbaan en een trottoir. De Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens bepalen in paragraaf 4,onder 5 bij bord G5 (erf), dat de indruk moet worden vermeden dat de weg is ingedeeld in een rijbaan en een trottoir, dat er daarom geen doorlopend hoogteverschil mag bestaan in het dwarsprofiel van een weg binnen een erf maar dat, als daaraan is voldaan, een voorziening voor voetgangers mag worden gerealiseerd. Die voorschriften laten volgens het hof de ruimte om door verschillen in bestrating een onderscheid te maken in een loopgedeelte en een rijgedeelte, op de wijze als ter plaatse in de Johan Brouwerstraat is geschied. Het laten doorlopen van de verkeersdrempel op het voor voetgangers aangegeven deel van de straat is met de regeling niet in strijd; in tegendeel, daardoor wordt juist vermeden dat de indruk ontstaat dat de weg is verdeeld in een rijbaan en een trottoir.

5. Aan zodanige drempels moet wel de eis worden gesteld dat ze voldoende zichtbaar zijn. Aan die eis is volgens het hof voldaan. Ter descente, die heeft plaatsgehad op ongeveer dezelfde tijd van het jaar en van de dag dat [appellante] is gevallen en onder ongeveer dezelfde belichting, is aan het hof gebleken dat de markering voldoende duidelijk zichtbaar was en aldus voldeed aan de daaraan te stellen eisen.

6. [Appellante] voert in haar derde grief aan dat de onderhoudstoestand van de straat niet aan de gestelde eisen voldeed, omdat de straat vóór de drempel verzakt is en omdat ook boven op de drempel een tegel is verzakt.

Ter descente is aan het hof gebleken dat van een noemenswaardige verzakking voor de drempel, waartegen [appellante] is gestruikeld, geen sprake is. De overige verzakkingen, wat er van de ernst daarvan ook zij, hebben volgens de eigen stellingen van [appellante] haar val niet veroorzaakt; zij is immers gevallen doordat zij met haar schoen tegen de drempel is gestuwd en niet omdat ze in de verzakking bovenop de drempel is blijven steken of daarin/over is gestruikeld.

7. Uit het voorgaande volgt dat de schade die [appellante] heeft geleden niet veroorzaakt is omdat de Johan Brouwerstraat niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. De grieven van [appellante] falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en [appellante], als in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:

- bekrachtigt het bestreden vonnis;

- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat vastgesteld op € 499,16 aan vast recht en € 1090,-- aan salaris voor de procureur.

Dit arrest is gewezen door mrs. De Brauw, De Groot en Boele, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2002, in bijzijn van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.