Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHSGR:2005:AT5461

Gerechtshof 's-Gravenhage
11-03-2005
12-05-2005
03/423
Civiel recht
Hoger beroep

Beroep op het Verdrag inzake de rechten van het kind in verband met vordering ontbinding huurovereenkomst en ontruiming.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Uitspraak: 11 maart 2005

Rolnummer: 03/423

Rolnr. rechtbank: 02/1474

HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van

[Appellante],

wonende te [woonplaats],

appellante,

hierna te noemen: [huurster],

procureur: mr. H.C. Grootveld,

tegen

WOONSTICHTING HULST,

gevestigd te Hulst,

geïntimeerde,

hierna te noemen: Woonstichting,

procureur: mr. W.J. Nijland.

Het geding

Bij exploot van 10 maart 2003 is [huurster] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 26 februari 2003 door de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft [huurster] tegen het vonnis van de rechtbank vier grieven aangevoerd, die door Woonstichting bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens hebben beide partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende. [huurster] huurt sinds 1 november 1999 van Woonstichting de woning aan de [adres]. Woonstichting stelt dat er klachten van buren zijn over ernstige (geluids)overlast.

2. In eerste aanleg heeft Woonstichting vanwege genoemde overlast onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. [huurster] heeft de overlast betwist en stelde onder andere dat een aantal buren tegen haar samenspant. De rechtbank oordeelde onder meer dat de overlast in duur en ernst een tekortkoming is die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, en wees ontbinding en ontruiming toe.

3. Grief 1 luidt als volgt:

“Ten onrechte stelt de kantonrechter dat [huurster] volstaat met een niet of nauwelijks gemotiveerde ontkenning van de gestelde overlast.”

4. Grief 3 is als volgt geformuleerd:

“Ten onrechter overweegt de kantonrechter dat de overlast in duur en ernst een tekortkoming van [huurster] in de nakoming van de verbintenissen uit de huurovereenkomst is die ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt.”

5. Deze grieven hebben betrekking op de overlast die [huurster] zou veroorzaken en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

6. Het hof overweegt als volgt. Woonstichting heeft op 7 maart 2002 de eerste klacht over [huurster] ontvangen van een buurtbewoner. Daarna hebben ook andere buurtbewoners bij Woonstichting geklaagd over (geluids)overlast bestaande uit onder andere gejank van een hond, het dichtsmijten van deuren, het hard lopen op een laminaatvloer, het uitschelden van straatgenoten en het vrijen op straat of in huis. Woonstichting heeft de klachten van de buurtbewoners een aantal keren met [huurster] besproken, maar de klachten bleven aanhouden. [huurster] heeft de gestelde overlast en de – ernstige – mate waarin deze zou hebben plaatsgevonden, onvoldoende gemotiveerd weerlegd, zodat het hof voorshands bewezen acht dat [huurster] zich niet heeft gedragen als een goed huurster.

7. Grief 2 luidt:

“Ten onrechte heeft de kantonrechter [huurster] niet de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren.”

8. Het hof is van oordeel dat [huurster] in hoger beroep op juiste wijze tegenbewijs heeft aangeboden en zij zal daartoe worden toegelaten.

9. Grief 4 luidt:

“Ten onrechte overweegt de kantonrechter dat het belang van [huurster] en haar kind moet wijken voor dat van de Woonstichting en omwonenden.”

10. Uit de toelichting op de grief begrijpt het hof dat [huurster] meent dat dit oordeel van de rechtbank in strijd is met het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990/170), omdat het oordeel van de rechtbank op dit punt niet nader gemotiveerd is en bijvoorbeeld niet blijkt of de rechtbank heeft laten meewegen dat Woonstichting geen maatregelen heeft genomen ter bescherming van het kind, zoals bijvoorbeeld het inschakelen van een instelling voor jeugdzorg.

11. Het hof overweegt het volgende. De Nederlandse vertaling van artikel 3 lid 1 van voornoemd verdrag luidt als volgt: “Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.”. De officiële tekst voor het woord “eerste” is in het Engels “primary” en in het Frans “primordiale”, zodat de betekenis van die zinsnede is dat de belangen van het kind zwaarwegend en fundamenteel zijn. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt dat het belang van de minderjarige zoon van [huurster] uitdrukkelijk is meegewogen bij de belangenafweging tussen partijen. Het hof acht de belangenafweging van de rechtbank juist. Het is weliswaar aannemelijk dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming uit de woning (ook) voor de minderjarige zoon van [huurster] (negatieve) gevolgen zal hebben, maar het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van [huurster] als ouder van de minderjarige om de nodige voorzieningen te treffen teneinde eventuele nadelige gevolgen voor haar zoon zoveel mogelijk te beperken. Nu niet blijkt of [huurster] moeite heeft gedaan deze voorzieningen te treffen, kan in het midden blijven of de Woonstichting maatregelen in dit verband had moeten treffen. De grief faalt.

12. Het bovenstaande brengt mee, dat iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het hof:

- laat [huurster] toe tot tegenbewijs door het horen van getuigen om aan te tonen dat zij zich steeds als goed huurster heeft gedragen;

- bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in één van de zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te ’s- Gravenhage op maandag 9 mei 2005 om 10.00 uur door de te dezen benoemde raadsheer-commissaris mr. J.M.E. In ’t Velt-Meijer dan wel, voor het geval een der partijen uiterlijk binnen veertien dagen na heden opgeeft dan verhinderd te zijn onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen gedurende de eerstkomende twee maanden op een door de raadsheer-commissaris nader te bepalen datum en tijdstip;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. In ’t Velt – Meijer, Schuering en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2005, in bijzijn van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.