als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 juni 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond onder zaaknummer 691182 en rolnummer 10-1866 gewezen vonnis van 12 oktober 2011 en van het door de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven onder zaaknummer 691182 en rolnummer 12-11623 gewezen vonnis van 21 maart 2013.
6 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenarrest van 24 juni 2014;
-
de akte uitlaten van Proximedia.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
7 De verdere beoordeling
7.1.
Bij genoemd tussenarrest is Proximedia in de gelegenheid gesteld te reageren op de stelling van [geïntimeerde] dat haar door de vertegenwoordiger van Proximedia, dhr. [vertegenwoordiger Proximedia], uitdrukkelijk is medegedeeld dat zij kosteloos kon stoppen met de overeenkomst wanneer zij zou stoppen met haar onderneming.
7.2.
In haar akte betwist Proximedia dat de vertegenwoordiger de gestelde mededeling heeft gedaan. Zij heeft navraag gedaan bij de vertegenwoordiger, die niet meer bij haar werkzaam is, en deze heeft Proximedia laten weten dergelijke mededelingen niet aan de klanten – en dus ook niet aan [geïntimeerde] – te hebben gedaan. Proximedia benadrukt dat op pagina 1 van de overeenkomst in niet mis te verstane bewoordingen de niet reduceerbare en onherroepelijke contractduur van 48 maanden is opgenomen en dat deze contractduur op de laatste pagina van het contract wordt herhaald. Verder stelt zij dat een dergelijke mededeling niet past in haar business model omdat een kosteloze tussentijdse opzegging zou betekenen dat Proximedia zelf met de schade blijft zitten. In de visie van Proximedia rust de bewijslast van de betreffende stelling op [geïntimeerde].
7.3.
Het hof zal thans het door [geïntimeerde] gevoerde dwalingsverweer behandelen dat verkort is weergegeven in rechtsoverweging 4.9.5 in het tussenarrest. Het verweer van [geïntimeerde] dat de vertegenwoordiger van Proximedia uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat zij kosteloos kon stoppen met de overeenkomst wanneer zij zou stoppen met haar onderneming, komt feitelijk hierop neer dat volgens [geïntimeerde] tussen partijen een overeenkomst met een andere inhoud is gesloten dan is neergelegd in de door haar ondertekende schriftelijke overeenkomst. [geïntimeerde] betwist dat artikel 7.1 van de overeenkomst een juiste weergave is van hetgeen partijen zijn overeengekomen omtrent de mogelijke tussentijdse (kosteloze) beëindiging van de overeenkomst.
Het hof overweegt dat de schriftelijke overeenkomst van 3 juni 2005 tussen partijen dwingend bewijs oplevert van de door Proximedia gestelde overeenkomst, zodat (ingevolge de artikelen 156 en 157 Rv), behoudens tegenbewijs, vast staat hetgeen in artikel 7.1 van de overeenkomst is vermeld. [geïntimeerde], die in hoger beroep (wederom) gemotiveerd bewijs heeft aangeboden, zal bij wijze van tegenbewijs worden toegelaten te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat (anders dan in artikel 7.1 is vermeld) zij de overeenkomst tussentijds kosteloos zou kunnen beëindigen, indien zij haar activiteiten in haar onderneming, eetcafé '[Eetcafe] te [vestigingsplaats 2], zou staken.
7.4.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
8 De uitspraak
Het hof:
laat [geïntimeerde] toe om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij de overeenkomst tussentijds kosteloos zou kunnen beëindigen indien zij zou stoppen met haar onderneming eetcafé '[Eetcafe] te [vestigingsplaats 2];
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.C.J. van Craaikamp als raadsheer-commissaris,
die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te
's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 13 januari 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, J.C.J. van Craaikamp en R.R.M. de Moor en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 december 2014.
griffier rolraadsheer
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: