Met de vijfde grief komt [Vastgoed 1] Vastgoed op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [Vastgoed 1] Vastgoed er niet in is geslaagd om aan te tonen dat zij het perceelsdeel exclusief, dat wil zeggen met uitsluiting van de eigenaar, jarenlang in bezit heeft gehad.
Voor de beantwoording van de vraag of iemand een zaak in bezit heeft genomen, is bepalend of hij de feitelijke macht over die zaak is gaan uitoefenen (art. 3:113 lid 1 BW). Indien de zaak in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende (art. 3:113 lid 2 BW). De machtsuitoefening moet derhalve zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet (Parl. Gesch. Boek 3, p. 434). Het antwoord op de vraag of iemand de voor bezit vereiste feitelijke macht uitoefent wordt, evenals de vraag of hij voor zichzelf of voor een ander houdt, bepaald naar verkeersopvatting en overigens op grond van uiterlijke feiten (art. 3:108 BW).
[Vastgoed 1] Vastgoed heeft aangevoerd dat door haar (althans haar rechtsvoorganger) op het perceelsdeel een afsluitbaar hek en enkele reclamebanieren en reclameborden zijn geplaatst en dat het perceelsdeel met dezelfde klinkers is bestraat als (de rest van) het perceelsdeel van [Vastgoed 1] Vastgoed.
Van ondubbelzinnig bezit van het perceelsdeel door [Vastgoed 1] Vastgoed is naar het oordeel van het hof geen sprake. Het hekwerk is zodanig laag (ongeveer 50 cm), dat een gemiddeld persoon hier eenvoudig overheen kan stappen. Het perceelsdeel is derhalve ondanks het hek eenvoudig zonder toestemming van [Vastgoed 1] Vastgoed door anderen dan [Vastgoed 1] Vastgoed te betreden. Daarbij komt dat het hekwerk op twee plaatsen wordt onderbroken. Eerder heeft op een van deze twee onderbrekingen een boom gestaan. Op de plaats waar de boom is verwijderd, is niets in de plaats gekomen. Van het kunnen afsluiten van het perceelsdeel door [Vastgoed 1] Vastgoed is – anders dan zij stelt – dan ook geen sprake.
Het hof acht verder aannemelijk en relevant dat bedoelde boomdoor de gemeente is onderhouden en uiteindelijk gekapt. [Vastgoed 1] Vastgoed heeft niet geprotesteerd tegen het kappen van de boom, hetgeen voor de hand had gelegen als zij de eigendom dan wel het bezit van het perceelsdeel pretendeerde. Bovendien heeft de gemeente als productie 17 bij de memorie van antwoord een e-mail van de gebiedsbeheerder van de openbare ruimte van 15 november 2016 overgelegd waarin deze verklaart dat de gemeente het onderhoud van de boom heeft verzorgd en dat deze door de gemeente is gekapt.
Op het perceelsdeel bevindt zich verder een lantaarnpaal die in eigendom en in onderhoud is van de gemeente. Weliswaar heeft [Vastgoed 1] Vastgoed betwist dat de gemeente onderhoud pleegt aan de lantaarnpaal, echter het is een feit van algemene bekendheid dat straatverlichting door de (lokale) overheid wordt onderhouden.
Grief 5 faalt.
Nu het bezit van het perceelsdeel door [Vastgoed 1] Vastgoed niet aannemelijk is geworden, komt het hof niet toe aan de vraag of de huidige situatie zich gedurende langere tijd heeft voorgedaan en of sprake is van verkrijgende, althans bevrijdende verjaring.