[appellant] kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Hij is hiervan in hoger beroep gekomen en voert daarbij thans het navolgende aan. De hoofdregel is, dat een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor ingevolge art. 186 en 166 lid 1 Rv. in beginsel steeds toewijsbaar is. Afwijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor is slechts mogelijk indien zich feiten en omstandigheden voor doen die duiden op strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid dan wel andere zwaarwichtige oordelen. [appellant] kan niet inzien dat een van deze gevallen zich hier voordoet.
Het uitgangspunt is immers een afspraak met een wethouder en ambtenaar alsmede met
een projectontwikkelaar. Hij ging er daarbij vanuit dat alle betrokkenen de gemaakte afspraak zouden nakomen en de eerste twee jaren na 15 november 2017 was er niets dat er op wees dat een der betrokkenen het zou laten afweten en de afspraken zou schenden. Een voorlopig getuigenverhoor heeft ook die functie, dat een partij alvorens te gaan procederen wil bezien wat hij allemaal kan bewijzen en in welke richting hij zijn processuele pijlen moet richten. In de vrij complexe situatie in casu, waarin meerdere mensen met elkaar hebben gesproken en afspraken hebben gemaakt, was zo’n verhoor een uiterst probaat middel om de zaken helder en op een rijtje te krijgen. Het is met het oog daarop dat [appellant] niet begonnen is met een dagvaarding maar met een verzoek om getuigenbewijs te mogen leveren van hetgeen hij in een procedure zou moeten stellen en bewijzen.
Verder oordeelt de rechtbank met zoveel woorden dat tal van zaken niet vast zouden staan en niet bewezen zijn. Ook zouden diverse dingen te vaag omschreven zijn enz. Welnu, daarom is nu juist dit gevraagde getuigenverhoor geïndiceerd, namelijk om de leemten aan te vullen en de vaagheden op te klaren enz. De rechtbank keert de zaak precies om. Onduidelijkheden vragen nu juist om (aanvullend) getuigenbewijs. Zie ook de twijfelvragen die de rechtbank aanwezig acht met betrekking tot de verkoopovereenkomst van 21 juli 2019. Deze open stukken zijn nu juist een indicatie voor een getuigenverhoor namelijk om opheldering te verkrijgen.
Ten onrechte overweegt de rechtbank voorts dat [BV 1] thans niet aan de orde kan zijn omdat [BV 2] juridisch eigenaar zou zijn betreffende het stuk grond. Ook dat doet niet ter zake. In de eerste plaats niet omdat [BV 2] en [BV 1] grotendeels uit dezelfde mensen
bestaan en in hetzelfde pand zijn gehuisvest. Feit is verder nu eenmaal, dat de overeenkomst van 15 november 2017 kennelijk en duidelijk is gesloten tussen [appellant] en [BV 1] . Deze brengt verplichtingen mee voor [BV 1] waar [appellant] [BV 1] op aan wenst te spreken. Hoe [BV 1] zich verder gaat verhouden tot [BV 2] , regardeert [appellant] niet. [BV 1] kan zich niet wegtoveren door [BV 2] in het verhaal te betrekken. Overigens is ook [BV 2] als gerekwestreerde in het verzoek opgevoerd.
De rechtbank gaat er in de beschikking ten onrechte vanuit, dat de gemeente Loon op Zand ook partij zou zijn in het bestreden vonnis. Weliswaar is de gemeente ook als
gerekwestreerde partij opgevoerd door [appellant] (indien en voor zover nodig), dit neemt niet
weg dat de gemeente bij de behandeling van het verzoek zich geheel afzijdig heeft gehouden. De gemeente heeft zich niet gesteld, doch laat verstek gaan.
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte voorbij gezien aan de leeftijd van [appellant] (90). Zoals
aangegeven is de getuigenis van [appellant] nauw verweven met de verklaringen van diverse
anderen, die ook als getuigen worden gehoord. De verklaring van [appellant] is daarbij cruciaal
en staat in het midden. De hoge leeftijd van [appellant] maakt daarom een voorlopig
getuigenverhoor temeer gewenst. Wanneer het op een enquête aankomt na een
tussenvonnis, kan dat wellicht nog heel lang duren. [appellant] is nu nog zeer vitaal en helder
van geest. Daarom dient nu die gelegenheid te baat worden genomen. Het is immers niet
te zeggen hoe zijn conditie zich zal ontwikkelen. De hoge leeftijd maakt het dringend om [appellant] thans onverwijld zijn verklaring te laten afleggen.
- Dhr. [betrokkene 8] te [plaats] ;
- Mevr. [betrokkene 9] te [plaats] ;
- [betrokkene 10] te [plaats] .