Daarmee is niet gezegd dat de deur voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. Er dient ook aandacht te worden besteed aan de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht. De glaspanelen moeten een bepaalde sterkte hebben zodat zij niet breken op het moment dat daar een bepaalde kracht op wordt uitgeoefend.
Hoe sterk de floating glaspanelen zijn en bij welke mate van krachtsuitoefening de panelen breken, is door [appellant] niet gesteld. Zijn stelling is dat de glaspanelen kunnen breken met als gevolg dat er (scherpe) glasscherven ontstaan en dat zij om die reden niet voldoen aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden. Het hof verwerpt deze stelling. Niet iedere kans op schade verplicht tot het treffen van voorzorgsmaatregelen.
Partijen discussiëren over de toedracht van het ongeval. [appellant] stelt dat het gaat om het tegenhouden van een, als gevolg van tocht dichtslaande deur terwijl [woningstichting] aangeeft dat [appellant] mogelijk door de deur is gevallen/gestruikeld, mogelijk als gevolg van een vechtpartij. Feit is dat [appellant] met zijn gehele rechterarm door de bovenste glasplaat is gegaan en dat een glasscherf (die waarschijnlijk nog in het kozijn hing) in zijn oksel terecht is gekomen met als gevolg dat een of meerdere zenuwen zijn geraakt. De toedracht kan van invloed zijn op de mate van krachtsuitoefening die op de glaspanelen heeft plaatsgevonden. Zoals hiervoor onder rov. 3.5.1. is aangegeven, dient het hof naar objectieve maatstaven de vraag te beantwoorden of de deur voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Daarbij is mede van belang hoe groot de kans is dat de glaspanelen bij het stoten ertegen breken en daarvoor is van belang hoe sterk het glas is en bij het uitoefenen van welke kracht de panelen breken. Vervolgens moet dan worden beoordeeld hoe groot de kans is dat een dergelijke kracht op de glaspanelen als gevolg van onvoorzichtig of onoplettend handelen wordt uitgeoefend.
[woningstichting] heeft onbetwist gesteld dat zij ongeveer 4.800 woningen in bezit en beheer heeft en dat een aanzienlijk deel van deze woningen voordeuren heeft met floating glas. Bij haar heeft zich niet eerder een soortgelijk incident voorgedaan. Het hof stelt vast dat [appellant] , zoals de rechtbank heeft overwogen, geen cijfers heeft overgelegd van ongevallen waarbij het enkel glas in voordeuren van woningen is gebroken. [appellant] heeft zijn stelling dat de de kans op verwezenlijking van het gevaar, zijnde het breken van de glasplaten, aanzienlijk of groot is, onvoldoende onderbouwd in het licht van het verweer. Deze gestelde grootte van de kans staat dus niet vast.
Daarbij komt dat volgens [woningstichting] de onderhoudskosten die verbonden zouden zijn aan het vervangen van het floating glas door veiligheidsglas in alle voordeuren voor [woningstichting] een aanzienlijke kostenpost zou opleveren. [woningstichting] becijfert dit op basis van de door [appellant] aangegeven kostenpost per woning van € 180,00, op minimaal € 864.000,00. [appellant] heeft dit niet betwist. Nu de gestelde grootte van de kans niet vaststaat, kan evenmin worden vastgesteld dat dat deze veiligheidsmaatregelen redelijkerwijs gevergd kunnen worden van [woningstichting] , zoals [appellant] stelt. Dit kan immers niet worden afgewogen tegen (onder meer) die gestelde grootte van de kans.