Voorts stelt [appellant] in zijn tweede grief dat de rechtbank ten onrechte heeft
overwogen dat de VvE mocht beslissen tot vervanging van de intercom door een videofoon.
[appellant] voert aan, zo begrijpt het hof, dat er geen sprake is van een vervanging van de
bestaande intercominstallatie, maar van een vernieuwing nu de nieuwe installatie, in
tegenstelling tot de vorige dan wel huidige installatie, ook beschikt over een
videocomponent. Tevens voert [appellant] aan dat de huidige installatie, kortgezegd, nog prima
voldoet althans dat hieraan nog nooit enig onderhoud heeft hoeven plaats te vinden en dat de
VvE ook niet heeft onderbouwd waarom de huidige installatie vervangen zou moeten
worden.
Indien [appellant] heeft willen betogen dat een vervanging door middel van een item met meer dan
wel modernere mogelijkheden geen vervanging is maar een vernieuwing kan het hof hem
daarin niet volgen. Het hof is hierbij van oordeel dat bij het vervangen van enig elektronisch
apparaat van enkele jaren oud het ook welhaast onontkoombaar is dat het nieuwe(re)
apparaat over meer en/of betere (technische) mogelijkheden en voorzieningen beschikt. Nu
naar het oordeel van het hof derhalve niet valt in te zien waarom in onderhavige zaak geen
sprake van vervanging zou zijn faalt ook de tweede grief van [appellant] . De VvE/ALV mocht
wel degelijk beslissen zoals zij gedaan heeft. Het enkele feit dat in de vervangende
apparatuur beeld (niet van de bewoner) wordt toegevoegd maakt dit niet anders. Naar het
oordeel van het hof heeft de VvE - na deugdelijke besluitvorming - het recht om alle
intercoms gelijktijdig te willen vervangen los van de vraag naar de staat van die voorziening.