“(…) Ten vierde: Ik bepaal dat hetgeen mijn dochter, mevrouw [erflaatster] , zowel krachtens het hiervoor staande uit mijn nalatenschap verkrijgt als bij mijn overlijden na mijn echtgenote of bij een gelijktijdig overlijden met elkaar, door haar wordt verkregen onder de last om datgene wat door haar van het verkregene onvervreemd en onverteerd wordt nagelaten, uit te keren:
- aan mijn echtgenote en voor het geval die is vooroverleden, of als er sprake is van een gelijktijdig overlijden met elkaar aan de volgende instellingen:
1. Stichting Het Nationaal Reumafonds te 's-Gravenhage;
2. de Vereniging Het Nederlands Kankerinstituut, te Amsterdam;
3. Het Leger des Heils, stichting William Booth, te Amsterdam,
tezamen en voor gelijke delen.
welke onder 1 tot en met 3 genoemde verwachters tevens tezamen en voor gelijke delen als verwachters zullen optreden indien mijn echtgenote als verwachtster vóór de bezwaarde erfgename overlijdt.
Ten vijfde: Ten aanzien van dit fideï-commis de residuo geldt het volgende:
1. Tot het fideï-commissair vermogen behoren de goederen en/of rechten die bij vervreemding van de oorspronkelijke vermogensbestanddelen en/of door wederbelegging daarvoor in de plaats zijn getreden.
2. De bezwaarde erfgename is verplicht het fideï-commissair vermogen afzonderlijk van haar overige vermogen te administreren en te beleggen.
3. Het is de bezwaarde erfgename verboden bij wege van schenking over bestanddelen van het fideï-commissair vermogen te beschikken.
4. Vermogensvermeerdering bij de bezwaarde erfgename ten laste van het fideï-commissair vermogen leidt tot een vergoedingsplicht van de bezwaarde erfgename jegens de verwachters.
5. Het recht van de bezwaarde erfgename op het fideï-commissair vermogen eindigt ingeval van haar faillissement, als ook door afstand of door haar overlijden.
6. De bezwaarde erfgename is niet verplicht haar eigen vermogen te verteren voordat zij inteert op het fideï-commissair vermogen.
7. Bij het einde van het bezwaar rust op de bezwaarde erfgename casu quo haar erfgenamen de verplichting om aan te tonen wat van het fideï-commissair vermogen vervreemd of verteerd is.”