In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
4.1.1.
[persoon A] (hierna: [persoon A] ) was eigenaar van verschillende percelen grond in de gemeente Veere. Op 7 september 2004 tekende hij een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente. De gemeente ondertekende die samenwerkingsovereenkomst in februari 2005. In deze overeenkomst zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder de gemeente bereid was medewerking te verlenen aan het realiseren van een landgoed (als bedoeld in de Natuurschoonwet) op de percelen.
4.1.2.1. Artikel 2 van de samenwerkingsovereenkomst gaat over de aard en omvang van de door [persoon A] aan te leggen voorzieningen van openbaar nut. Lid 3 van dit artikel bepaalt:
“[ [persoon A] ] draagt zorg voor een zodanige aanleg en onderhoud van paden dat die paden geschikt zijn voor het beoogde doel, te weten openbare wandelroute(s).
[ [persoon A] ] dul[d]t dat de in het plan aan te leggen paden zijn opengesteld voor het publiek.”
4.1.2.2. Artikel 7 handelt over kwalitatieve verplichtingen en bepaalt onder meer in lid 1:
“1a. Het landgoed (..) omvat minimaal 5,55 ha grond, waarvan minimaal 5 ha uit bos bestaat (..)
1b. Bij verkoop dient ten minste een oppervlakte van 5,55 ha te worden overgedragen, waarbij de verplichting geldt dat 90% van het perceel, zijnde het bos, wordt opengesteld voor het publiek (..)
1c. Bij (gedeeltelijke) verkoop is de goedkeuring vereist van burgemeester en wethouders van Veere.
1d. Burgemeester en wethouders van Veere stemmen in met (gedeeltelijke) verkoop als aan de voorwaarde zoals genoemd onder 1b van dit artikel als mede aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2 is voldaan.”
4.1.2.3. Artikel 8 gaat over overdracht en kettingbeding. Lid 1 daarvan bepaalt onder meer:
“[ [persoon A] ] verbindt zich de op hem als wederpartij rustende verplichtingen jegens de gemeente (..) bij elke gehele of gedeeltelijke overdracht van het gebied (..) bij wijze van kettingbeding aan zijn rechtsopvolger(s) te zullen opleggen en te zullen bedingen ten behoeve van de gemeente, zulks in geval van achterwege laten van dit kettingbeding op straffe van verbeurte door [ [persoon A] ], respectievelijk iedere rechtsopvolger (..) van € 500.000,-- (..).”
4.1.3.1. Op 23 mei 2005 verzond de gemeente een brief aan [persoon A] , waarin zij haar goedkeuring onthield aan de verkoop van een gedeelte van het perceel door [persoon A] aan [persoon B] . De gemeente voerde daartoe onder meer aan dat de minimaal te verkopen oppervlakte van 5,5 ha niet werd bereikt.
4.1.3.2. Tussen partijen staat vast dat de gemeente op enig tijdstip ná deze brief alsnog toestemming heeft gegeven voor de verkoop.
4.1.4.1. Op 5 december 2005 heeft [persoon A] een deel van de hem toebehorende percelen ter grootte van ongeveer 2.5 hectare, gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: het perceel), verkocht en geleverd aan [persoon B] .
4.1.4.2. In de notariële akte waarbij het perceel aan [persoon B] is geleverd is onder meer het volgende opgenomen:
“LEVERING, REGISTERGOED, GEBRUIK:
(..)
Het verkochte maakt deel uit van een registergoed dat thans kwalificeert als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet.
(..)
Ten aanzien van dit gebruik van het verkochte heeft verkoper het volgende meegedeeld:
hem is niet bekend dat dit gebruik op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan.
(..)
ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
1. Met betrekking tot erfdienstbaarheden, kwalitatieve verplichtingen en/of bijzondere
verbintenissen verklaart verkoper:
in voorgaande eigendomsbewijzen zijn deze niet vermeld.”
4.1.4.3. Onder VESTIGING KWALITATIEVE VERPLICHTING staat vermeld:
1. a Koper verbindt zich jegens verkoper, het verkochte registergoed in stand te laten conform de bestemming en de inrichting en aanleg daarvan als landgoed zoals bedoeld in de samenwerkingsovereenkomst met de Gemeente Veere getekend respectievelijk september tweeduizend vier en februari tweeduizend vijf en zich voorts te onthouden van initiatieven en activiteiten die aan het bovenstaande karakter van het als landgoed ingerichte registergoed afbreuk doen casu quo leiden tot een mogelijke aantasting van bedoeld karakter welk "niet doen" door verkoper bij deze wordt aanvaard.
b. Gemeld “niet doen" wordt bij deze gevestigd als een kwalitatieve verplichting
zoals opgenomen in artikel 252 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek met de bedoeling dat de kwalitatieve verbintenissen zullen overgaan op diegenen die het gemelde betreffende registergoed onder bijzondere titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn, degenen, die van de rechthebbende (koper in casu) een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen.
2. KETTINGBEDING
Koper verbindt zich jegens verkoper, die dit voor zich aanvaardt, het sub 1 tot en met 4 in deze kwalitatieve verplichting bij geheel of gedeeltelijke vervreemding van de hiervoor vermelde onroerende zaak, alsmede bij elke verlening van enig goederenrechtelijk of persoonlijk gebruiks- of genotsrecht, aan de nieuwe eigenaar. beperkt gerechtigde of gebruiker ten behoeve van verkoper op te leggen, die ten behoeve van deze aan te nemen en, in verband daarmede, sub 1 tot en met 4 in deze kwalitatieve verplichting bepaalde, in de akte tot levering, vestiging van beperkt gebruiks- of genotsrecht of verlening van een persoonlijk gebruiks- of genotsrecht woordelijk op te nemen, behoudens de vervanging van de naam van koper door die van de nieuwe (gebruiks-of genotsgerechtigde).
3 BOETE
Bij niet nakoming van de hiervoor sub 1 en 2 door koper of diens verkrijger zoals hiervoor bedoeld, overeengekomen verplichtingen is koper of diens verkrijger een direct opeisbare boete verschuldigd van één miljoen euro (€ 1.000.00,00) ten behoeve van verkoper of diens rechtsopvolger, met bevoegdheid voor deze daarnaast nakoming en/of de eventueel meer geleden schade van koper te vorderen.
4 VERZUIM
(..)”