Het gaat – kort weergegeven – om het volgende.
- -
[verweerster 1] , [verweerster 2] , [verzoekster] en [belanghebbende] zijn overeengekomen om gezamenlijk twee halfafzinkbare kraanschepen te kopen en te exploiteren.
- -
De afspraken over deze samenwerking zijn vastgelegd in de Joint Venture Agreement van 6 juli 2016 (JVA), zoals aangepast in het addendum bij de JVA van 25 juli 2016.
- -
Op de JVA is Nederlands recht van toepassing.
- -
In artikel 2.3 van het addendum bij de JVA is een arbitraal beding opgenomen.
- -
Tussen [verweerster 1] en [verweerster 2] enerzijds en [verzoekster] en [belanghebbende] anderzijds is een conflict ontstaan dat heeft geleid tot een arbitrageprocedure.
- -
[verweerster 1] c.s. hebben gesteld dat [verzoekster] en [belanghebbende] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de JVA en/of bepaalde wettelijke verplichtingen en hebben schadevergoeding gevorderd en zijn een arbitrageprocedure gestart.
- -
De arbiters benoemd conform de Arbitration Rules van het Singapore International Arbitration Centre (hierna SIAC) hebben op 21 maart 2023 een arbitraal vonnis gewezen tussen partijen.
Arbiters hebben primair – blijkens de beëdigde vertaling als overgelegd door [verzoekster] (productie 6 bij verzoek) – een verklaring afgegeven inhoudende dat [belanghebbende] de joint-ventureovereenkomst van 6 juli 2016, zoals gewijzigd, wezenlijk heeft geschonden en dat er sprake is van een opzeggingsgrond ten aanzien van [belanghebbende] . Daarnaast hebben arbiters een verklaring afgegeven dat [verzoekster] de JVA wezenlijk heeft geschonden en dat er sprake is van een opzeggingsgrond ten aanzien van [verzoekster] .
- -
Voorts hebben arbiters geoordeeld dat [belanghebbende] is gehouden tot betaling aan [verweerster 1] c.s. met betrekking tot de spoedarbitrages van SGD 49.421,63, EUR 328.783,46 en GBP 6.220,50 en SGD 75.044,00, verminderd met de door [belanghebbende] gestorte waarborgsommen voor de honoraria en kosten van de EA, ten bedrage van SGD 30.000,00 en (ii) met betrekking tot het verzoek tot het stellen van zekerheid voor de kosten, SGD 27.526,75 en EUR 47.025,74 vermeerderd met rente daarover vanaf de datum van het arbitraal vonnis tegen het percentage als bepaald in artikel 20 van de Singapore International Arbitration Act 1994.
- -
Arbiters hebben ook bepaald dat [verweerster 1] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn om aan [verzoekster] te vergoeden GBP 414.800,- en EUR 200.000,- (inclusief toepasselijke rente vanaf de datum van het arbitrale vonnis), welke vordering direct opeisbaar is.
- -
Ten aanzien van de (proces)kosten van de arbitrage hebben arbiters voorts bepaald dat [verzoekster] daarvan 10% moet vergoeden aan [verweerster 1] c.s. (ad SGD 125.603.44,- inclusief toepasselijke rente vanaf de datum van het arbitrale vonnis), welke vordering eveneens direct opeisbaar is.
- -
Arbiters hebben verder [belanghebbende] – als gehouden 40% van de arbitragekosten te vergoeden – veroordeeld tot betaling van SGD 395.391,82, EUR 375.809,20 en GBP 6.220,50 aan proceskosten aan [verweerster 1] c.s.
- -
Arbiters hebben ten slotte bepaald dat behoudens het voorgaande partijen hun eigen kosten dragen en dat alle overige vorderingen en tegenvorderingen worden afgewezen.
- -
Tegen het arbitrale vonnis is krachtens artikel 32.11 van de SIAC-regels geen hoger beroep mogelijk.
- -
[verzoekster] en [belanghebbende] hebben deze proceskostenveroordeling tot op heden niet voldaan. [verweerster 1] c.s. hebben tot op heden, ondanks de sommatie van [verzoekster] daartoe, niet aan het arbitraal vonnis voldaan.