[geïntimeerde] is strafrechtelijk vervolgd op basis van de tenlastelegging van poging tot
doodslag, dan wel zware mishandeling, dan wel poging tot zware mishandeling dan wel
mishandeling. Bij vonnis van 4 oktober 2019 is [geïntimeerde] door de rechtbank Limburg vrijgesproken van al het tenlastegelegde. De rechtbank heeft in verband hiermee overwogen:
“Met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel
dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft
gemaakt aan een poging tot doodslag of het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk
letsel. De rechtbank acht evenmin bewezen dat de verdachte heeft gepoogd om aan [appellant] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of dat de verdachte hem heeft mishandeld. De rechtbank gaat hierbij uit van de juistheid van de verklaring van de verdachte dat hij op
27 december 2017 tijdens het uitlaten van zijn hond aangever [appellant] tegenkwam, hij de
confrontatie met aangever niet aan wilde gaan uit angst voor [appellant] vanwege een eerder
incident tussen hen en dat hij om die reden in een andere richting is gelopen. Op dat
moment - zo verklaart ook [appellant] - ging [appellant] verdachte achterna om bij verdachte
verhaal te halen over een eerder financieel conflict. Ook over hetgeen vervolgens heeft
plaatsgevonden verklaren verdachte en [appellant] nagenoeg hetzelfde, namelijk dat verdachte
een mes trok en dat voor zich uit hield en dat [appellant] hierdoor niet achteruit is gedeinsd, maar juist naar voren, richting verdachte, bewoog en deze tegen de grond wilde werken.
Dan vallen beide mannen op de grond, met [appellant] bovenop.
Verdachte heeft met klem ontkend [appellant] te hebben willen steken of vermoorden. Hij wilde [appellant] op afstand houden door het mes te trekken. Pas enige tijd later, als [appellant] met
klachten van kortademigheid naar het ziekenhuis wordt gebracht, blijkt dat het mes hem in
zijn linkerborst heeft geraakt. Uit de verklaring van [appellant] en verdachte en uit de overige
stukken in het dossier is onvoldoende enige vorm van opzet te destilleren van de zijde van
verdachte om [appellant] daadwerkelijk te willen verwonden met het mes. De verdachte moet daarom van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde
worden vrijgesproken.”.