Patiënte is overleden door een hartstilstand als complicatie van een myocarditis opgetreden als een ernstige onbedoelde bijwerking (serieus adverse event) van het gebruik van clozapine.
Bijwerkingen
Eosinofilie: Met name in tweede maand, bij ca. 5-50% van de patiënten. Meestal voorbijgaand, zeldzaam voorafgaand aan complicaties (o.a. myocarditis, agranulocytose).
Myocarditis/cardiomyopathie: Bij klachten als koorts, en griepachtige verschijnselen met dyspneu, pijn op de borst, hartfalen of aritmie in de eerste weken na start: CAVE myocarditis. Ter uitsluiting kunnen eosinofielen, C-reactive protein (CRP), creatininekinase-mb (CK-MB) en troponine worden bepaald en/of verwijzing naar de cardioloog worden overwogen. Bij ernstig beeld directe verwijzing naar cardioloog.
Toelichting bij de richtlijn
Indicaties:
Het bijwerkingenprofiel en de risico’s maken clozapine ongeschikt als middel van eerste keuze. Het wordt daarom alleen ingezet als andere behandelstrategieën falen.
Interacties en bijwerkingen:
Myocarditis, pericarditis, cardiomyopathie
Indien myocarditis/cardiomyopathie optreedt, is dit in 80% van de gevallen tijdens de eerste behandelingsmaand met clozapine. De symptomen van myocarditis kunnen bestaan uit: tachycardie (46% van de myocarditisgevallen bij clozapine), dyspneu d’effort (27%), pijn op de borst (32%), aritmie, koorts (49%),
leukocytose (28%), verzwakking en duizeligheid281,282. Een ECG en cardiologisch consult moeten bij deze klachten tijdens de eerste maand op clozapine worden overwogen. De behandeling van myocarditis bestaat uit staken van de clozapine en supportieve maatregelen.
16. Het geschrift, zijnde het overzicht voortgang/contacten cliënt 70904 [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] (
het hof begrijpt: het elektronisch patiënten dossier)
, d.d. 17 juni 2013, p. 93-140, voor zover inhoudende:
25-4-2013 13.30 uur – [FACT-psychiater] (GZ-psycholoog) – systeemcontact
Door: [FACT-psychiater] op 25-4-2013 14.39
Eerste keer dat ik cl spreek. Cle is net overgedragen vanuit ander FACT-team. Neiging zorg te mijden. Diagn. chronische paranoidie in kader van schizofrenie. Vraag van cliënte clozapine starten. Ik stel voor dit klinisch te doen om meer zicht te hebben op (start)effecten bij deze zorgmijdende vrouw. Opnamemogelijkheid vandaag half 4 afd Spoedeisende psychiatrie.
25-4-2013 13.00 uur – [getuige 1] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 1] op: 25-4-2013 22.05
Mw. wordt om 15.30 uur op vrijwillige basis opgenomen. Het doel van de opname is klinisch omzetten van medicatie. Risperdal afbouwen en Leponex opstarten.
27-4-2013 17.23 uur – [naam AIOS 1] (arts, waaronder Agio/Agnio) – voortgang
Door: [naam AIOS 1] op 27-4-2013 17.30
Cliënt bouwt de risperdal af. De clozapine starten per vandaag.
Diff geen afwijkingen en chemie verstoorde verhouding asat alat wrs leverontregeling maar slechts zeer licht verhoogd. Glucose nuchter was wel 10.2. Dus bij volgend lab Hba1c aanvragen en maandag bloedsuikerspiegels gaan prikken.
Vandaag zat 27 april een t van 4 mg om 17 h en 0.5t clozapine 25 mg (dus 12.5 mg) om 22h. Zondag 28 april 1 t van 2 mg risperdal om 12 h. (afbouwschema) en 2dd0.5t clozapine om 8h en 22h. Maandag verhogen naar 25 mg 2dd1t als alles goed gaat. Donderdag prikken.
29-4-2013 10.15 uur – [psychiater 1] (psychiater) – vergadering
Door: [getuige 6] op 29-4-2013 11.15
Zorglijn. Clozapine verder opbouwen, vandaag 15 mg. Overleg achterwacht hoe risperdal af te bouwen.
29-4-2013 16.41 uur – [naam AIOS 1] (arts, waaronder Agio/Agnio) – voortgang
Door: [naam AIOS 1] op 29-4-2013 16.49
Cliënt gaat in opbouw van clozapine vandaag naar 2dd1t25 mg. Morgen naar 2dd1t 25 mg. Morgen naar 2dd1t van 50 mg en dit tot en met woensdag, donderdag wederom met 25 mg per gift ophogen en donderdag spiegel en diff prikken.
2-5-2013 15.40 uur – [naam AIOS 1] (arts, waaronder Agio/Agnio) – voortgang
Door: [naam AIOS 1] op 2-5-2013 16.31
Cliënte heeft een goede labwaarden enige zorg is haar glucose, HbA 1c is verhoogd, alsook de cholesterol spiegels schommelen rond grenswaarden. Medicatie zojuist opgehoogd naar 2dd3t van 25 mg clozapine. Maandagochtend meteen over naar 2dd4t clozapine en weer lab prikken en nadrukkelijk de differentiatie vragen, nu nog niet in de PC.
6-5-2013 07.00 uur – [getuige 3] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 3] op 6-5-2013 13.07
Mw. is veel op haar kamer. Leponex gaat vandaag volgens opbouwschema verder omhoog.
6-5-2013 13.00 uur – [getuige 7] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 7] op 6-5-2013 22.46
Mw. is niet gekomen voor medicatie. Hierdoor medicatie (100 mg clozapine) van 17.00 uur niet gehad.
7-5-2013 07.00 – [getuige 8] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 8] op 7-5-2013 14:30
Mevrouw is veel op haar kamer. Is niet gekomen voor medicatie, bij aanbieden neemt zij deze wel. Mw zei tijdens dit moment dat zij duizelig was.
8-5-2013 07.00 uur – [getuige 3] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 3] op 8-5-2013 13.48
Mevrouw is veel op haar kamer. Leponex gaat verder omhoog.
8-5-2013 13.00 uur – [getuige 9] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 9] op 8-5-2013 22.12
Mevr heeft zich alleen met eten op de afdeling laten zien. Ze heeft haar avondmed. gehad, die van de ochtend zaten nog in het bakje.
10-5-2013 13.00 uur – [getuige 5] – dagrapportage
Door: [getuige 5] op 10-5-2013 21.43
Mevr. zit erg veel op kamer. Is dan ook weinig in beeld.
11-5-2013 07.00 uur – [getuige 10] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 10] 11-5-2013 13.36
Collega had mw. vanmorgen uitgenodigd voor haar medicatie, echter rond de middag nog niet uit bed geweest. Haar nogmaals opgezocht op haar kamer. Lag overgeefsel naast haar bed. Weigerde ook de medicatie.
12-5-2013 07:00 - [getuige 11] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 11] op 12-05-2013 11:58
Bij navraag wat er bij haar bed lag gaf mevr aan dat ze zich ziek voelde.
13-5-2013 10.15 uur – [psychiater 1] (psychiater) – vergadering
Door: [getuige 6] 21-5-2013 11.07
Therapietrouw wisselend. Weigert te worden geprikt.
14-5-2013 07.00 uur – [getuige 12] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 12] op 14-5-2013 14:34
Haar zus is in overleg met verpleging vanmiddag ipv vanavond op bezoek geweest. Zus kwam melden dat mw. flink moest braken en dat het bed vol diarree lag. Een vlekje diarree zichtbaar. Kamer in geheel vooral vervuild. Coassistent heeft mw onderzocht en metingen verricht.
14-5-2013 13.00 uur – [getuige 5] – dagrapportage
Door: [getuige 5] op 14-5-2013 21.16 uur
Mevr. heeft heel de avond op bed gelegen. Geeft aan buikgriep te hebben.
16-5-2013 7.00 uur – [getuige 10] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 10] op 16-5-2013 14.06 uur
Liet na aandringen bloed afnemen voor de leponexspiegel. Kamer is één grote puinhoop. Afgesproken is dat mw. verhuisd van kamer in de high care unit.
16-5-2013 13.00 uur – [getuige 8] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 8] op 16-5-2013 22.04 uur
Bij binnenkomst op de kamer ligt mevrouw op bed, erlangs ligt een grote plas braaksel. Heeft de medicatie van de ochtend en avond in een keer genomen.
17-5-2013 17.23 uur - [naam AIOS 1] (arts, waaronder Agio/Agnio) – voortgang
Door: [naam AIOS 1] op 17-5-2013 17.23
Cliënt gesproken en vader teruggebeld. Overleg met dr. [psychiater 3] over waarde van de spiegel.
Lab [getuige 13] belde naar de verpleegpost om te melden dat de spiegel boven de normale max spiegel zit. Normaal is tussen 350 en 650 mcg/l. [slachtoffer] heeft nu 788 mcg/l. Client is psychisch aan het opknappen. Dit bij inname van 200 mg/d gedurende 10 dagen. In principe mag er vanaf een stabiel klinisch beeld en goede spiegel weer naar beneden gegaan worden met de dosis. Echter omdat het klinisch pas een week beter lijkt te gaan de dosering nu niet wijzigen. Dinsdag opnieuw lab. Diff en spiegel en op geleide van de spiegel en de kliniek dan iom eigen PSA wijzigen. Let op: als de cliënte bijwerkingen krijgt, kunnen zijn koorts, verwarring, convulsies, hypotensie, delirium, hartklachten, serieus nemen en bij de minste twijfel overleg met dd klin voorwacht.
18-5-2013 7.00 uur – [getuige 14] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 14] op 18-5-2013 14.45
Mw. is door collega opgezocht op haar kamer. Is uitgenodigd om te komen eten. Mw. zei eraan te komen, echter niet op de groep gezien.
18-5-2013 13.00 uur – [getuige 15] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 15] op 18-5-2013 22.37 uur
Voelt zich lichamelijk nog niet heel lekker.
19-5-2013 7.00 uur – [getuige 7] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 7] op 19-5-2013 13.41
Niet in beeld.
20-5-2013 7.00 uur – [getuige 15] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 15] op 20-5-2013 13.39
Mw. vanochtend geprobeerd te motiveren uit bed te komen en zich te verzorgen voor de maaltijd. Geeft hier echter geen gehoord aan. Is blijven liggen.
21-5-2013 07.00 uur – [getuige 3] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 3] op 21-5-2013 13.48 uur
Met fam teruggekeken op afgelopen week waarin het een en ander niet helemaal netjes is verlopen. En daarin hebben wij het boetekleed aangetrokken. Wat betreft smerige kamer en te weinig ondersteuning bij verzorgen mevrouw tijdens buikgriep.
21-5-2013 07.45 uur – [getuige 16] (soc. psych. verpleegkundige) - systeemcontact
Door: [getuige 16] op 21-5-2013 16.51 verontruste mail van ouders
Van: [benadeelde partij 2] ]
Verzonden: donderdag 16 mei 2013 22:50
Aan: [getuige 16] ·
Onderwerp: Spoedberaad [slachtoffer]
(…)
-Daarna nadat de medicatie begon dat was zondag of maandag hebben ze vanaf dinsdag of woensdag geen Risperdal meer gegeven. Zomaar mee gestopt. Terwijl ons is verteld/uitgelegd door [psychiater 6] , [FACT-psychiater] en [psychiater 7] , allemaal psychiaters, dat dit medicijn langzaam afgebouwd diende te worden en het andere medicijn langzaam opgebouwd.
- [slachtoffer] kreeg daarop volgend verschrikkelijke psychoses die wij al jaren niet meer hebben meegemaakt. We weten dat het niet goed ging maar dit was niet meer om aan te zien. Hoe kan dat?
- Gevolg afkickverschijnselen angstaanvallen, psychose, braken en diarree. Buikgriep? Want wat ze dronk kwam er weer even hard uit tegelijkertijd met van achteren de diarree.
(…)
- Nu blijkt zelfs na het gesprek met [naam zus] vanmiddag dat ze denken dat [slachtoffer] het overgeven simuleert en wordt er bevestiging op gezocht (nou dat is dus echt niet waar want zoals ik al zei was [slachtoffer] echt ziek!).
21-5-2013 10.15 uur – [psychiater 1] (psychiater) – vergadering
Door: [getuige 6] op 21-5-2013 11.23
Cliënt lijkt het erg goed te doen op een lage dosering clozapine. Echter wel hoge spiegels. Hierover werd gebeld door het lab.
23-5-2013 07.00 – [getuige 12] (verpleegkundige) – dagrapportage
[getuige 12] op 23-5-2013 14.22
Mw. gewekt voor bloedprikken, wilt hiervoor niet uit bed komen. Wanneer ze niet komt, toch naar haar kamer gegaan, komt dan aan bedrand en laat bloedprikken zonder problemen toe. Komt vervolgens op mijn uitnodiging ontbijten. Daarna al snel weer terug in bed. Wanneer zus belt wilt ze niet uit bed komen, aangegeven dat zus haar vanmiddag op wilt komen halen, akkoord, en wil vervolgens weer verder slapen.
24-5-2013 07:00 uur – [getuige 15] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door [getuige 15] op 24-5-2013 16.01
Mw. laat zichzelf niet motiveren om uit bed te komen.
24-5-2013 13.00 uur – [getuige 5] – dagrapportage
Door: [getuige 5] op 24 mei 2013 21.39
Mevr. is vanavond in de avond opgehaald door vader en is hiermee gaan zwemmen. Arts belde ivm lichamelijk onderzoek dat ze vanmiddag heeft gehad. Arts wilde graag dat er bij mevr. iedere dag temperatuur wordt gemeten en de bloeddruk. Dit omdat mevr. leponex slikt en haar waardes hoog zijn en er een kleine ontsteking in het bloed zou zitten. Arts zou graag willen dat mevr. meer gemotiveerd wordt om op de groep te zitten zodat er een beter beeld komt hoe het met mevr. gaat.
Vader belde in de avond was erg bezorgd over lichamelijke toestand van mevr. vader is bang dat mevr. iets lichamelijk mankeert, Dhr. zegt dat mevr. met momenten minder goed adem kan halen en wit weg trekt.
24-5-2013 16.10 uur – [naam AIOS 1] (arts, waaronder Agio/Agnio) – voortgang
Door: [naam AIOS 1] op 24-5-2013 16.10
Vader gesproken tel. FO doen ivm verhoogde inf parameters en eosinofielen.
25-5-2013 07.00 – [getuige 11] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 11] op 25-5-2013 14.11
Mevr. temp 37,5 polsslag 84 om 09.00 uur in de ochtend. Vader heeft gebeld met vraag hoe het met mevr. is.
25-5-2013 13.00 uur – [getuige 5] (verpleegkundige) – dagrapportage
Door: [getuige 5] op 26-5-2013 16.38
Mevr. meteen na de overdracht opgezocht (tijdstip ongeveer 16.00 uur) omdat medeclient had aangegeven dat mw. lag te huilen. Mevr. lag op bed en zag er niet goed uit. Collega heeft pols gevoeld en ademhaling gecontroleerd. Er was geen ademhaling en geen pols voelbaar. Arts van reanimatieteam heeft de dood vastgesteld, tijdstip 16.38 uur.
27-5-2013 14.21 uur - [naam AIOS 1] (arts, waaronder Agio/Agnio) – voortgang
Door: [naam AIOS 1] op 27-5-2013 14.21
Rapportage post factum vrijdag (het hof begrijpt: 24-5-2013):
Zoals gezegd in mijn eerdere rapportage heb ik [slachtoffer] fysiek onderzocht. De cliënte is daartoe naar de onderzoekskamer gewandeld. Hierbij viel een zekere kortademigheid op. In het lab van donderdag (het hof begrijpt: 23-5-2013) kwam een lichte verhoging van de WBC aan het licht. Hierop besloot ik FO te doen om een haard van infectie uit te sluiten. Hartslag normaal ritme 76/min. Bloeddruk 140/80 li arm. Ik heb de cliënte gevraagd om meer op de groep te zijn omdat dit voor mij als behandelaar extra informatie oplevert over de effectiviteit van de behandeling met dit nieuwe middel. Cliente wil nadrukkelijk niet op de groep zijn. Na het onderzoek was ik gerustgesteld, maar de labwaarden waren nog niet verklaard. Daarom gaf ik aan de verpleging telefonisch opdracht mw. dit WE dagelijks op temperatuur, bloeddruk en hartslag te controleren.
17. Het geschrift, zijnde een e-mailbericht van [getuige 3] aan [geneesheer-directeur 1] d.d. 20 juni 2013, met als onderwerp ‘medicatielijsten uitleg [slachtoffer] .’, p. 197-198, voor zover inhoudende:
Hoi [geneesheer-directeur 1] ,
Ik heb de medicatielijsten van [slachtoffer] proberen te verklaren.
[slachtoffer] medicatie die afgetekend/ ingenomen/geweigerd is
26-4 risperidon 7mg om 8 uur alles ingenomen
27-4 risperidon 4mg om 17 uur alles ingenomen
clozapine 12.5mg om 22.00 uur ingenomen (8.00u staat een leeg vakje op de medicatie lijst, in de rapportage van [naam AIOS 1] 27-4 is te tezen dat deze 's avonds pas gestart is)
28-4 risperidon 2mg om 12 uur alles ingenomen
clozapine 12.5mg om 8.00 + 22.00 uur alles ingenomen
29-4 risperidon stop
clozapine 25mg 2x1, 12,5mg om 8.00 uur en 25 mg om 22.00 uur ingenomen
30-4 clozapine 25mg 2x2 volgens oude lijst 25mg om 8.00 en 22.00 uur niets,
volgens nieuwe lijst om 8.00 uur 50mg + om 22.00 uur 50mg
1-5 clozapine 25mg 2x2 alles ingenomen
2-5 clozapine 25mg 2x2 alles ingenomen
3-5 clozapine 25mg 2x3 om 8.00 uur 2 + om 22.00 uur 3 ingenomen
4-5 clozapine 25mg 2x3 alles ingenomen
5-5 clozapine 25mg 2x3 alles ingenomen
6-5 clozapine 25mg 2x4 onduidelijk afgetekend (volgens oude lijst 3
ingenomen = 75mg om 17.00 en 100mg om 22.00 uur
7-5 clozapine 25mg 2x4 onduidelijk afgetekend (op oude lijst staat de gift
van 8.00 uur door een andere verpleegkundige afgetekend als op de nieuwe lijst) Dus onduidelijk of mw 2 of 3 keer 100mg heeft ingenomen.
8-5 clozapine 25mg 2x4 1x4 om 17.00 uur ingenomen
9-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
10-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
11-5 clozapine 100mg 2x1 1x1 om 17.00 uur ingenomen
12-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
13-5 clozapine 100mg 2x1 1x1 ingenomen om 08.00 uur
14-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
15-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
16-5 clozapine 100mg 2x1 1x2 ingenomen
17-5 clozapine 100mg 2x1 1x2 ingenomen
18-5 clozapine 100mg 2x1 1x2 ingenomen
19-5 clozapine 100mg 2x1 1x2 ingenomen
20-5 clozapine 100mg 2x1 1x2 ingenomen
21-5 clozapine 100mg 2x1 1x2 ingenomen
22-5 clozapine 100mg 2x1 weigerde om 8.00 uur, om 17.00 uur is niet
afgetekend dus onduidelijk of dit geweigerd is
23-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
24-5 clozapine 100mg 2x1 alles ingenomen
18. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2016, p. 770-772 (met een tweetal bijlagen, te weten vijf laboratorium aanvraagformulieren en vijf laboratorium uitslagformulieren, p. 773-791), voor zover onder meer inhoudende:
Bevel tot vordering Laboratorium aanvraagformulieren
Op 7 september 2016 werden alle laboratorium aanvraagformulieren (lab briefjes) welke door de [verdachte] werden aangevraagd, in de periode van 25 april 2013 tot en met 25 mei 2013, voor de patiënte [slachtoffer] , gevorderd en verkregen bij Diagnostiek voor U.
Resultaat laboratorium aanvraagformulieren
Uit de laboratorium aanvraagformulieren blijkt dat er op vijf verschillende datums bloed is geprikt bij [slachtoffer] , namelijk op 26 april 2013 en op 2, 8, 16 en 23 mei 2013. Ik zag dat op het aanvraagformulier van 26 april 2013 alleen het vakje ‘Opname (nuchter)’ was aangekruist.
Ik zag dat op het aanvraagformulier van 2 mei 2013 diverse vakjes waren aangekruist, waaronder het vakje ‘bloedbeeld’. Ik zag dat naast dit vakje de tekst ‘I.V.M. instellen Leponex + agranulocytose’ was bijgeschreven.
Ik zag dat alleen op de aanvraagformulieren van 8, 16 en 23 mei 2013 het vakje ‘Clozapine (Leponex) instelprotocol (inclusief Clozapine onderhoud protocol) (nuchter)’ was aangekruist.
Ik zag dat op het aanvraagformulier van 16 mei 2013 ook het vakje ‘Clozapine (Leponex) onderhoud protocol’ was aangekruist.
Ik zag dat op het aanvraagformulier van 23 mei 2013 de tekst ‘dinsdag evt. Cito’ stond geschreven. Ik zag dat op dit formulier niets was doorgestreept of iets dat er op wees dat er een wijziging op het formulier was aangebracht. Wel zag ik dat er een ! was geschreven achter het vakje ‘Clozapine (Leponex) instelprotocol (inclusief Clozapine onderhoud protocol) (nuchter)’.
Geneesmiddelspiegels
Ik zag dat het kopje ‘Geneesmiddelspiegels’ op geen enkel aanvraagformulier van
[slachtoffer] was ingevuld.
Resultaat laboratorium uitslagen
Op het uitslagformulier van (het hof begrijpt: de bloedafname van het slachtoffer op) 16 mei 2013 staat vermeld: ‘Clozapine: spiegel hoog. Patiënt klachten. Ook koorts gehad. Mogelijk verklaring voor hoge spiegel. Overweeg dosering tijdelijk te verlagen> Dinsdag nieuwe spiegel Doorgebeld. [initialen] 170513’.
Bijlage 2: vijf laboratorium uitslagformulieren
Opmerking hof: omwille van de leesbaarheid van dit bewijsmiddel heeft het hof de laboratoriumuitslagen hieronder opgenomen overeenkomstig de tabel onder andere als bijlage 2 gevoegd bij het vastgestelde rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (bewijsmiddel 12). De daarin opgenomen waarden zijn – tenzij anders vermeld – overeenkomstig de laboratoriumuitslagen op pagina’s 783-791, met dien verstande dat uit het laboratorium uitslagformulier op pagina 788-789 blijkt dat de bloedafname op 16 mei 2013 heeft plaatsgevonden in plaats van op 17 mei.
Laboratorium uitslagen
De afwijkende waarden worden vetgedrukt in onderstaande tabel weergegeven:
Datum
|
26/4
|
2/5
|
8/5
|
17/5 (
het hof: 16 mei 2013)
|
23/5
|
Normale waarde
|
Glucose nuchter
|
10,2
|
5,7
|
6,0
|
7,7
|
6,8
|
4,5-4,6
|
Cholesterol/HDL ratio
|
ng
|
7,3
|
ng
|
ng
|
ng
|
4,5
|
LDL-Cholesterol
|
ng
|
3,93
|
ng
|
ng
|
ng
|
3,00
|
HDL-Cholesterol
|
ng
|
0,74
|
ng
|
ng
|
ng
|
1,20
|
Cholesterol totaal
|
4,8
|
5,40
|
5,0 (het hof: 5,16)
|
4,2
|
4,91
|
5,00
|
Kalium
|
4,1
|
ng
|
3,7
|
3,4
|
4,4
|
3,5-5,0
|
ALAT/SGPT
|
62
|
80
|
97
|
49
|
24
|
<34
|
ASAT/SGOT
|
32
|
ng
|
45
|
29
|
20
|
<31
|
Eosinofielen totaal
|
0,16
|
ng
|
0,23
|
0,60
|
1,8
|
0,10-0,50
|
Neutrof granul absoluut
|
4,6
|
ng
|
5,7
|
7,6
|
9,8
|
1,5-7,5
|
Leukocyten
|
8,2
|
10,3
|
9,6
|
10,5
|
14,7
|
4,0-10,0
|
HbA1c
|
ng
|
45
|
ng
|
ng
|
ng
|
20-42
|
Clozapine
|
ng
|
ng
|
ng
|
788
|
ng
|
350-600
|
ng = niet gemeten
19. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 september 2016, met bijlagen, p. 792-807, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 17] :
Vraag: Hoe vaak kwam Diagnostiek voor U, in 2013, op de afdeling spoedeisende psychiatrie (SPQR) van de [verdachte] , om bloed te prikken van patiënten?
Antwoord: Wij komen daar meerdere keren per week.
Vraag: Hoe vaak kwam het voor dat Diagnostiek voor U, uit eigen initiatief bloed prikte bij patiënten? Dus zonder dat daarvoor een laboratorium aanvraag was ingediend.
Antwoord: Nooit. Wij hebben daar een aanvraag van een arts voor nodig.
Vraag: Is het nu nog mogelijk om te achterhalen naar wie de laboratorium uitslagen van [slachtoffer] , in de periode van 25 april t/m 25 mei 2013, zijn verstuurd?
Antwoord: Ja, deze zijn ter beschikking gesteld aan [psychiater 1] . Hij was in alle gevallen de aanvrager.
Op 23 mei 2013 was het geen CITO-aanvraag.
Vraag: Wat houdt een CITO-aanvraag in?
Antwoord: Een CITO-aanvraag houdt in dat de uitslag dezelfde dag, voor 17 .00 uur bekend is en wordt doorgegeven.
Vraag: Hoe wordt bij Diagnostiek voor U een CITO-aanvraag gedaan? Op wat voor formulier?
Antwoord: Dit wordt gedaan door op het reguliere aanvraagformulieren het vakje ‘Uitslag voor 17:00 uur’ aan te kruisen.
Vraag: Op de laboratorium uitslag van donderdag 16 mei 2013 (het hof begrijpt: het laboratorium uitslag formulier op dossierpagina 789) staat de volgende tekst opgenomen: ‘Clozapine: spiegel hoog. Patiënt klachten. Ook koorts gehad. Mogelijk verklaring voor hoge spiegel. Overweeg dosering tijde te verlagen> dinsdag nieuwe spiegel. Doorgebeld. [initialen] 170513’.
Hoe komt deze tekst daar vermeld?
Antwoord: Deze tekst is vermeld door de ziekenhuisapotheker, [getuige 13] . Zij heeft het resultaat beoordeeld en voorzien van extern commentaar. Hierin staat ook omschreven dat de uitslag doorgebeld is.
20. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 12 oktober 2017 (losbladig), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 13] :
U zegt dat ik hier uitgenodigd ben omdat mijn initialen voorkomen op een document op pagina 789 (het hof begrijpt: het laboratorium uitslag formulier n.a.v. de bloedafname van het slachtoffer op 16 mei 2013). Dat kan kloppen, ik gebruik altijd de initialen [initialen] . Mijn werkzaamheden bestaan uit medicatiebegeleiding voor patiënten in het [ziekenhuis] en de advisering over geneesmiddelenspiegels voor een aantal instellingen, waaronder het [verdachte] .
De officier van justitie wijst op mijn opmerking op pagina 789 en vraagt hoe zij deze moet interpreteren. Wij bespreken met de behandelaar of bij deze gemeten concentratie een verlaging moet volgen.
21. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 juni 2016, p. 607-614, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [FACT-psychiater] :
V: Wat was uw functie in april/mei 2013 en waar was u werkzaam?
A: Ik werkte bij de [verdachte] team FACT [plaats 4] als psychiater.
V: Wanneer heeft u voor het eerst contact gehad met [slachtoffer] ?
A: Dat was op 25 april 2013. Dat was de eerste dag dat ik haar zag en sprak. Dat was ook de dag dat ze werd opgenomen. Ik heb haar samen met haar moeder en casemanager [getuige 16] gesproken. Het was een hele gerichte vraag voor een behandeling met een bepaald medicijn. We hebben het gehad over het instellen op het medicijn clozapine.
V: Wat zijn de specifieke indicaties om het middel clozapine te gaan gebruiken?
A: Therapie resistente psychose. Iemand met een psychotische stoornis ondanks 2 antipsychotica nog steeds niet klachtenvrij is en daar last van heeft. Dan is clozapine een middel wat meer kans geeft op verbetering. Zij hadden van een psychiater uit Groningen dit gehoord. Er zijn specifieke indicaties voor dit middel. Ik zag dat die wel aanwezig waren. In haar geval, omdat zij vaak zorg meed en we geen goed beeld hadden, vond ik dat het in haar geval klinisch, dus met opname, moest gebeuren. Haar moeder en [slachtoffer] stemden daarmee in.
V: Hoe is het daarna verlopen na het gesprek op 25-4-2013?
A: Ik heb nog telefonisch contact gehad met de arts assistent. Dat was [naam AIOS 1] .
V: Kunt u samenvatten wat u heeft besproken in het telefoongesprek met [naam AIOS 1] ?
A: Ik heb verteld dat het instellen op het medicijn clozapine ging en het afbouwen van Risperdal. Ook het gedrag van [slachtoffer] van zorg mijden. Ik heb besproken dat er schema’s voor zijn voor het opbouwen van het middel clozapine. lk heb niet specifiek de risico’s benoemd. Er zijn een aantal controles die uitgevoerd moeten worden zoals bloedcontroles.
V: Door wie werd dat bij [slachtoffer] gedaan?
A: Ik niet, maar dat ligt dan bij de arts in de klinische zorg waar zij was opgenomen. Daar worden dan concrete afspraken met haar gemaakt hierover en wanneer ermee gestart wordt.
V: Bent u na de overdracht daarna nog op enige wijze betrokken bij de behandeling?
A: Ik heb zelf nog 1 keer telefonisch contact gehad met [naam AIOS 1] telefonisch. Over het gebruik van de clozapine. Of cliënt nog gemotiveerd is om het medicijn in te nemen. De vraag was wat er zou gebeuren als cliënt geen clozapine meer wilde innemen. lk gaf toen aan dat ze dan terug zou moeten naar Risperdal en dan weer in de ambulante zorg bij ons terug zou komen.
22. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 mei 2013, p. 407-410, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [naam zus] :
Ik ben [naam zus] en ik ben de zus van [slachtoffer] (het hof begrijpt: het slachtoffer).
We zijn terechtgekomen bij de [verdachte] aan [adres 2] . Daar is een intake geweest en [slachtoffer] zou daar vanaf 25 april 2013 voor drie weken opgenomen blijven om van medicijnen te wisselen.
Ik ben natuurlijk vaak op bezoek gegaan bij [slachtoffer] , zeker ook de eerste twee weken want toen waren mijn ouders op vakantie, en het viel me op dat [slachtoffer] steeds erg moe was. In die periode was [slachtoffer] ook lichamelijk ziek geworden. Ze kreeg last van overgeven en diarree. Het leek op een flinke buikgriep. In de tijd dat ze zo ziek was is er ook een arts geweest, hij heette [naam coassistent] of zoiets. Het was een arts in opleiding. Hij vroeg naar hoe lang ze zich al zo ziek voelde en [slachtoffer] zei al drie dagen. [slachtoffer] zei dat ze pijn had aan haar rug, buikpijn had en dat ze ruis op haar hart had. Het was mij opgevallen dat ze ook veel hoestte. De arts heeft haar onderzocht en gezegd dat het een virus leek. Dat zou na 4 tot 6 dagen wel over moeten zijn.
Op 16 mei 2013 kreeg [slachtoffer] een andere kamer. Het is mij opgevallen dat [slachtoffer] nog steeds heel moe was en veel last had van haar rug en heel snel buiten adem was. Ook moest ze nog steeds erg veel hoesten en soms gaf ze dan ook over. Dit gebeurde afgelopen maandag (het hof begrijpt: 20 mei 2013) nog. Ook zei [slachtoffer] dat ze ruis op haar hart had. Afgelopen dinsdag (het hof begrijpt: 21 mei 2013) hebben mijn ouders en ik nog een gesprek gehad met dr. [naam AIOS 1] , verpleegster [naam] en de casemanager [getuige 16] ofzo, onder andere over haar lichamelijke gezondheid. Tijdens dit gesprek kregen we excuses aangeboden voor de gang van zaken en werd beterschap beloofd. Er werd letterlijk gezegd dat ze steken hadden laten vallen.
Afgelopen donderdag (het hof begrijpt: 23 mei 2013) heb ik [slachtoffer] omstreeks 16.00 uur opgehaald. Ze zei nog een keer dat ze ruis op haar hart had. Omstreeks 17.15 uur leek [slachtoffer] ineens heel moe en zuchtte een paar keer. Ze vroeg of we konden gaan. Ik heb haar toen weer terug gebracht. Het zat me niet lekker dat [slachtoffer] zo moe was en snel buiten adem, eigenlijk haar hele lichamelijke situatie. Dat ze lichamelijk zo slecht voelde en ziek was, was echt iets van de laatste weken.
23. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 mei 2013, p. 411-413, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [benadeelde partij 1] :
Ik ben [benadeelde partij 1] en ben de vader van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft nu ongeveer 7 à 8 jaar last van psychoses. Zij gebruikte als medicijn Risperdal. [psychiater 7] van het Universiteit Ziekenhuis Groningen heeft verteld dat het mogelijk beter was als [slachtoffer] een ander medicijn zou gaan gebruiken. Dit medicijn is genaamd Leponex. Het overzetten van de medicijnen moest worden gecontroleerd en daarvoor zou [slachtoffer] vrijwillig opgenomen worden bij [naam] in het gebouw naast het [ziekenhuis] . De opname is op 25 april 2013 geweest. Al snel hoorden wij van [slachtoffer] dat zij zich niet goed voelde, geestelijk en lichamelijk niet. [slachtoffer] heeft ook een buikgriep gekregen terwijl zij daar opgenomen was. In die week waren wij op vakantie en is [naam zus] daar meer geweest. [naam zus] constateerde dat het niet goed ging met [slachtoffer] en heeft daar ook meerdere keren de verpleging over aangesproken. Afgelopen week constateerde ik dat het lichamelijk niet goed ging met [slachtoffer] .
Afgelopen vrijdag (het hof begrijpt: 24 mei 2013) ben ik naar haar toegegaan samen met [naam zus 2] om [slachtoffer] mee te nemen om te zwemmen. Toen wij bij [slachtoffer] op de kamer kwamen was ze net klaar met eten en plofte ze op bed neer. Ik merkte aan [slachtoffer] dat het allemaal te veel was en ze zei ook tegen mij dat ik maar even weg moest gaan. Ik heb samen met [naam zus 2] op de gang staan wachten tot [slachtoffer] weer naar buiten kwam. [slachtoffer] is toen samen met mij en [naam zus 2] gaan zwemmen bij [zwembad] . Voor het zwemmen merkte ik al aan [slachtoffer] dat ze moe was en dat alles haar veel energie koste. We hebben ongeveer een half uur à drie kwartier in het water wat gezwommen en ontspannen. Hierna is [slachtoffer] zich gaan douchen en omkleden. Voor het omkleden zag ik al dat [slachtoffer] op een verwarmingselement was gaan zitten. Ik zag dat het niet goed ging met [slachtoffer] en dat ze kortademig was. [slachtoffer] gaf ook aan dat ik maar even weg moest gaan. Gedurende de vrijdagavond heeft ze dit een keer of drie à vier gehad. Na het zwemmen heb ik [slachtoffer] nog mee naar huis genomen in [plaats 3]
om even bij haar hond te zijn en even thuis te zijn. Hier heeft ze ook zo’n moment
van kortademigheid gehad. Ik zag dat [slachtoffer] dan ook met haar hand over haar
hartstreek en hals wreef als zijnde dat ze het benauwd had. [slachtoffer] gaf iedere keer
aan dat het niet goed met haar ging en heeft ook gezegd dat ze dood ging. Dat was
tijdens zo’n moment van kortademigheid. Ook zei ze dan dat ze een ruis op haar hart had.
Die vrijdagavond tussen 22.00 en 23.00 uur heb ik [slachtoffer] weer teruggebracht naar
Eindhoven. Toen wij door de draaideur kwamen van het gebouw is [slachtoffer] meteen in de ontvangsthal weer op een stoel gaan zitten omdat ze heel moe was. Ik heb vervolgens op het belletje geduwd om verder te kunnen in het gebouw en heb [slachtoffer] naar haar kamer begeleid. [slachtoffer] ging meteen op bed liggen en vertelde tegen mij dat ik weg moest gaan. Vervolgens heb ik tegen de dienstdoende begeleider, zijnde een ervaringsdeskundige (het hof begrijpt: [getuige 5]), gezegd dat het niet goed ging met [slachtoffer] en dat ze een paar keer wit weggetrokken was en dat ze tegen mij verteld had dat ze een hartaanval had. Uiteindelijk ben ik naar huis gegaan, maar omdat ik er geen goed gevoel bij had, heb ik onderweg naar huis nog een keer gebeld naar de [verdachte] om aan te geven dat ik me echt zorgen maakte en dat het niet goed ging met [slachtoffer] . Ik heb diezelfde man aan de lijn gehad die ik net daarvoor had gesproken. Hij vertelde mij dat hij het zou noteren en dat ze [slachtoffer] in de gaten zouden houden en dat het goed was dat ik daarvoor gebeld had. Zaterdagmorgen (het hof begrijpt: 25 mei 2013) heb ik nog gebeld om te vragen hoe het ging met [slachtoffer] . Ik hoorde dat men mij vertelde dat er ‘s ochtends iemand bij [slachtoffer] was geweest om haar bloeddruk en hartslag te meten.
24. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juli 2016, p. 622-633, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
V: Wat was uw functie in april/mei 2013 en waar was u werkzaam?
A: Ik was toen locatiecoördinator. Meewerkend coördinator.
V: Wat is uw dienstverband bij [verdachte] ?
A: Ik ben in loondienst.
V: Kunt u een omschrijving geven van uw functie bij de [verdachte] ?
A: Ik stond dicht bij de cliënten, dichtbij het personeel en bij het management. Je bent uitvoerend van de centrummanager. Je maakt de vertaling naar de werkvloer. Je praat met de manager en het personeel.
V: Wat kunt u verklaren over de werkdruk op de afdeling Spoedeisende Psychiatrie rond en voorafgaand aan april/mei 2013?
A: Die was hoog. We zijn van een bezetting van 5 naar 4 gegaan in de ochtend. Er moest bezuinigd worden. We mochten kiezen waar er iemand af ging. ‘s Nachts vonden we het onveilig en ‘s avonds ook omdat we van het terrein af zaten. We hebben gekozen met het team voor overdag 1 iemand minder. Dat was vanaf begin 2013. Het team gaf aan dat het soms druk was en het zo niet langer ging. Dat is gemeld en besproken met [centrummanager] . Het was niet mogelijk om daar iets in aan te passen. Ik kan me herinneren dat ik dat een paar keer heb besproken dat het zo niet ging. Ik merkte dat we dingen over het hoofd zagen en dat het moeite kostte om het
overzicht te houden.
V: Is dit besproken in overleggen (met leidinggevenden)?
A: Ja. Ik heb dat meerdere keren aangegeven bij [centrummanager] en persoonlijk met hem besproken.
V: Waren uw leidinggevende(n) op de hoogte van de werkdruk op de afdeling?
A: [centrummanager] , centrummanager. De programmamanager was ook op de hoogte, dat was [psychiater 2] . Ik ben met hem ook in gesprek gegaan omdat het niet goed ging met de arts-assistent. Hierboven staat de geneeskundig directeur, die was ook op de hoogte. Ik ben eerst in gesprek gegaan met de psychiater, omdat ik de arts-assistent niet goed vond functioneren. Zij was chaotisch, vergat dingen en fladderde met momenten op de afdeling. Ik heb daar met meerdere mensen over gesproken, ook met haarzelf. De programmamanager en psychiater hebben aangegeven dat ze meer begeleiding zou krijgen en dat het goed zou komen. Daarna ben ik nog een keer erover in gesprek gegaan omdat ik het nog steeds niet goed vond gaan. Ze gaven aan dat ze ermee bezig waren dus dan liet ik het daarbij.
V: Wat deden zij met deze wetenschap?
A: Er was mij toegezegd dat de arts-assistent, [naam AIOS 1] meer begeleiding zou krijgen.
V: Is die begeleiding er ook gekomen?
A: De psychiater is toen heel veel ziek geweest. Dat is [psychiater 1] . [psychiater 2] zou daar op toe moeten zien. De geneeskundig directeur was daar ook van op de hoogte en zou er iets aan gaan doen. Meer kon ik niet doen. Medisch kon ik er niks meer doen. Ik vroeg wel hoe ze het gingen oplossen. Ik kreeg toezeggingen waar ik vanuit ging dat het gedaan werd. Ik ging dat niet controleren. Ik had genoeg andere dingen te doen en het was ook niet mijn taak. Uiteindelijk is de geneeskundig directeur eindverantwoordelijk.
V: Hoe lang bestond deze situatie?
A: Ik weet dat het vanaf maart 2013 speelde. Ik weet dat ik met [centrummanager] ben gaan zitten en het heb gemeld. Ik heb toen de werkdruk en daardoor de situatie op de afdeling met hem besproken.
V: Kunt u [slachtoffer] nog voor de geest halen als cliënt?
A: Jazeker. Het was iemand die zich heel vaak terug trok, was veel op haar kamer en lag veel op bed. Ze kwam weinig op de afdeling.
V: Kon er gedurende de periode dat [slachtoffer] verbleef op de afdeling (25-4-2013 tot 25-5-2013) gesproken worden van verpleegkundige onderbezetting?
A: Dat was met name overdag.
V: Hoe was de sfeer in het team doordat er sprake was van onderbezetting?
A: We hebben een jaar ervoor te horen gekregen dat we mogelijk dicht zouden gaan. Dat heeft wel een tikje gegeven. Er heerste onzekerheid. De motivatie zakte wel wat weg. Het is niet voor niks dat ik naar de manager ben gegaan. Ik merkte wel dat mensen soms minder konden hebben en soms dingen over het hoofd zagen. Het is inherent aan de afdeling dat het soms druk is, maar je merkte wel dat het drukker was.
V: Was u bekend met de onvolledige verslaglegging in het medisch- en/of verpleegkundige dossier, bij [slachtoffer] of andere cliënten? Zo ja, welke acties heeft u ondernomen om te zorgen dat er adequate verslaglegging plaatsvond?
A: Dat het zo ernstig was, was mij niet bekend. Dan had ik er zeker wat aan gedaan.
V: Wat is uw mening met betrekking tot de kwaliteit van zorg in het geval van [slachtoffer] ?
A: Als de onderzoeken uitgevoerd waren die je hoort te doen dan had je meer geweten. Vanuit medisch oogpunt vond ik de zorg achteraf onvoldoende. Dan heb ik het niet over een behandelplan, maar over de controles. Eigenlijk stop je met Leponex bij een lichte verhoging van de bloedwaardes, maar als je doorgaat moet je wel goed controleren. In de uitvoering in de zorg van de vrijdag en zaterdag vind ik het onvoldoende. [naam AIOS 1] constateerde het e.e.a. Ze heeft met de
ervaringsdeskundige overlegd en niet met een verpleegkundige. Ze heeft toen o.a. gezegd dat de bloeddruk gemeten moest worden en dat is niet gebeurd.
V: Wat is de gezagsrelatie tussen het management (directeur-geneesheer en raad van bestuur) en het team van artsen/verpleegkundigen?
A: In principe spreken we de persoon direct aan. Als ik, op medisch gebied, herhaaldelijk iets heb gezegd en er gebeurt niks dan ga ik bijvoorbeeld naar [psychiater 1] . Daarna naar [psychiater 2] . Ik heb meerdere malen uitgesproken dat ik het chaotische gedrag en fladderen van de AIOS onverantwoord vond. Ze zeiden dat ze ermee bezig waren, maar ik heb wel uitgestraald dat het zo niet langer kon. Het gaat hier dan over [naam AIOS 1] . Ik ben locatiecoördinator, maar heb op dat gebied geen bevoegdheden. Ik heb gedaan wat ik kon doen en de hiërarchische lijnen gevolgd. Dat koppelde ik terug naar het team. De signalen kreeg ik ook van het team.
25. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2016, p. 572-583, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
V: U hebt eerder een verklaring afgelegd bij de politie omtrent wat zich op de dag van overlijden van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Wat voor dienstverband had u bij [verdachte] ?
A: Ik had een vast dienstverband.
V: Wat hielden uw taken en verantwoordelijkheden in als verpleegkundige?
A: Het begeleiden van psychiatrische patiënten, het begeleiden van leerlingen, het opstellen en uitvoeren van verpleegplannen, de sfeer in de groep bevorderen,
onderhouden van contacten met familieleden, rapporteren naar anderen, samenwerken met andere beroepsbeoefenaren (psycholoog, psychiater, laboranten, apotheek). Medicatie toedienen.
V:Wie hield er toezicht of de protocollen/richtlijnen werden nageleefd?
A: Daar werd niet structureel toezicht op gehouden. Dat komt aan de orde als er iets mis is gegaan.
V: Wat was de geldende norm destijds op de afdeling daar waar het gaat om contactmomenten per dag met cliënten?
A: ‘s Morgens wek je iemand. Dan nodig je iemand uit om te komen ontbijten. In het geval van [slachtoffer] wilde ze op haar kamer eten, maar dan moet ze het wel zelf komen halen. Om 8 uur wordt standaard iedereen gewekt. Dat is standaard. Om 9 uur begint therapie, maar dat was voor haar niet van toepassing. Je nodigt iemand
uit om koffie te drinken. Dat zijn momenten dat je iemand ook kunt beoordelen hoe het gaat. Maar dat deed [slachtoffer] niet.
V: Wordt deze norm gehaald op een drukke/chaotische dag met de contactmomenten?
A: Dat kan dat het niet gehaald (het hof begrijpt: “Dat kan dat het dan niet wordt gehaald”). Bijvoorbeeld de drukste mensen krijgen alle aandacht.
V: Hoe was de verpleegkundige bezetting op de afdeling spoedeisende psychiatrie?
A: Zwaar beneden pijl. Dan komen de mensen die het hardste schreeuwen, zoals de dag dat [slachtoffer] is overleden. Twee mensen die manisch zijn die schreeuwen dan krijgen die de aandacht.
V: Waren die problemen bij de leiding bekend?
A: Ja, zelfs bij de Raad van Bestuur. Daar is dat gemeld maar die dachten daar anders over. De leiding vond dat allemaal niet aan de orde was en dat er voldoende personeel was. Er is naderhand na dit incident wel wat veranderd. Er zijn extra mensen bijgekomen.
V: Wat kunt u verklaren over de werkdruk op de afdeling spoedeisende psychiatrie rond en voorafgaand aan april/mei 2013?
A: Daar heb ik geen details over, maar het was wel frustrerend. Ik wilde mijn werk goed doen maar dit kon niet goed volgens de normen. Ik was er wel gefrustreerd door, doordat ik niet goed de zorg kon verlenen en mensen te helpen. Ik merkte wel dat er tijd te kort was. Als iemand een aantal weken is opgenomen dan kwam dat er extra bij. In die tijd was er niet alleen druk op de afdeling maar er werden ook een aantal nieuwe dingen geïntroduceerd. Er waren heel veel nieuwe ontwikkelingen. Alles wat nieuw was daar werd bij ons mee gestart.
V: In hoeverre waren uw leidinggevende(n) op de hoogte van de werkdruk op de afdeling?
A: Die waren daar heel goed van op de hoogte. Tijdens functioneringsgesprekken is dat benoemd, maar ook tussendoor is dat benoemd. Ook tijdens het introduceren van nieuwe dingen is dat ook aangegeven dat we dat er niet ook nog bij konden hebben.
V: Wat deden zij met deze wetenschap?
A: Niks. Er werd niks toegezegd. Er was voldoende personeel of er was geen geld voor. Er kwam ook nog bij dat er de vraag kwam of de afdeling nog zou voortbestaan. In het achterhoofd speelde ook dat mee dat de afdeling misschien op zou houden te bestaan. Bijvoorbeeld wat het voor zin heeft om je bovenmatig in te zetten als het toch zou ophouden te bestaan. Ik heb me nooit gesteund gevoeld door leidinggevenden.
V: Hoelang bestond deze situatie?
A: Ik schat in dat dit wel een jaar heeft geduurd.
26. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 juli 2016, p. 639-648, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
V: Wat voor dienstverband had u bij [verdachte] ?
A: Een vast dienstverband sinds 2004. Altijd als verpleegkundige. Ik sta ook als zodanig geregistreerd in het BIG-register.
V: Wat hielden uw taken en verantwoordelijkheden in als verpleegkundige in april mei 2013?
A: Van alles, van behandelplannen maken tot agenda's plannen. Deelnemen aan het multidisciplinaire Overleg. Het begeleiden van leerlingen. Het uitvoeren van de verpleegtechnische handelingen. Ik gaf DOG-training, dit houdt in omgaan met agressie. Zowel fysiek en communicatietraining.
V: Hoe zat het in die periode met de werkdruk?
A: De werkdruk zat hem toentertijd vooral enorm in het registreren. Rapportages, lijstjes, van die kwaliteit van zorgmetingen. Zo veel dat ik wel eens dacht ga ik nog een patiënt zien vandaag.
V: Kunt u verklaren over de verpleegkundige bezetting op de afdeling spoedeisende psychiatrie?
A: Drie verpleegkundigen in de vroege dienst, drie in de late dienst en drie in de nacht. En 1 psychiater en toen 1 AIOS. Soms hadden wij er 2, AIOS, maar toen 1. Soms had je ook coassistenten, maar deze wisselden maandelijks.
V: Voldeed deze bezetting naar uw oordeel?
A: Ja soms wel, soms niet. Het gevoel van “ik heb niet veel rugdekking” was voor sommigen wel lastig. Wij zaten namelijk op een andere locatie dus het duurde soms even eer er hulp kwam, als je op je pieper drukte.
V: Is er wel eens geklaagd op de werkvloer over een structureel te hoge werkdruk?
A: Ja. Er werd veel geklaagd, maar er werd weinig constructief mee gedaan. Uiteindelijk is dat wel gebeurd. Toen hebben ze er een poppetje bij gekregen. Dit was pas na het incident met [slachtoffer] .
27. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 juni 2016, p. 615-621, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
V: Werkt u nog steeds bij de [verdachte] ?
A: Ja, ik werk daar nog steeds.
V: Hoe lang doet u dat werk al?
A: lk doe dit werk als sinds 2007.
V: Wat hielden uw taken en verantwoordelijkheden in als verpleegkundige?
A: Je bent onderdeel van een behandelend team, observeren, controleren, structureren en signaleren, hulp bieden, en zorg dragen, alarmeren, zorgbeleid uitvoeren.
V: Hoe zat het in die periode (het hof begrijpt: omstreeks april 2013) met de werkdruk?
A: Het was toentertijd al langer zo dat er geklaagd werd over te weinig personeel. Er was een behoorlijke werkdruk.
28. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juni 2016, p. 594-598, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 5] :
U wordt in beginsel als getuige gehoord. U hoeft geen vragen te beantwoorden die voor u belastend zijn en waardoor u mogelijk verwijten kunnen worden gemaakt die te maken hebben met het overlijden of zorg van [slachtoffer] .
V: Wat kunt u zich herinneren over deze zaak?
A: lk weet nog dat ik in dienst was en dat ik mevrouw aantrof op haar kamer, toen ik na de overdracht een ronde liep.
V: Wat hielden uw taken en verantwoordelijkheden in als ervaringsdeskundige?
A: Ik heb gesprekken met cliënten over herstel.
V: Wat voor dienstverband had u bij [verdachte] ?
A: Ik had een leer-arbeidsovereenkomst en daarna een arbeidscontract voor onbepaalde tijd.
V: Kunt u verklaren over de verpleegkundige bezetting op de afdeling spoedeisende psychiatrie?
A: De werkdruk was heel hoog. Het was prettig geweest als we meer personeel hadden gehad.
V: Waar bleek dat uit?
A: Dat je soms te maken had met agressie-incidenten en dat de cliënten veel zorg nodig hadden, waardoor de werkdruk voor mijn gevoel heel hoog was.
V: Heb je daar toen wel eens over gesproken?
A: Ja, met collega’s en de laag daarboven.
V: Met wie? De Raad van Bestuur?
A: Nee, de laag die tussen de collega’s en de Raad van Bestuur zit.
V: En wie zitten in die laag?
A: [centrummanager] .
V: Werd de werkdruk ook door andere collega’s als hoog ervaren?
A: Ja, er werd door collega’s geklaagd over de hoge werkdruk.
V: Waren uw leidinggevende(n) op de hoogte van de werkdruk op de afdeling?
A: Ja.
V: Wie was jouw directe leidinggevende in die tijd?
A: Dat was [getuige 3] .
V: Wist [getuige 3] ook dat jij die werkdruk als hoog ervaarde?
A: Ja, dat heb ik gezegd. Volgens mij heeft [getuige 3] daar ook wel wat mee gedaan. Die heeft ook een signaal afgegeven.
V: Hoelang bestond deze situatie?
A: Een tijdje.
29. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 12 oktober 2017 (losbladig), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Raadsvrouw vraagt wat voor dienst ik had op de dag voor het overlijden van [slachtoffer] (het hof: [slachtoffer] ). Ik meen van 14.30 tot 23.00 uur, ik had in ieder geval avonddienst. Raadsvrouw zegt dat ik de vader van [slachtoffer] heb gesproken. Ik weet het moment nog. Raadsvrouw toont mij een document op pagina 99 (het hof begrijpt: de aantekening uit het elektronisch patiëntendossier d.d. 24 mei 2013, 21.39 uur). Raadsvrouw zegt dat ze in de laatste kolom in het zevende vakje van boven mijn naam ziet staan. Dat klopt. De notitie daarachter heb ik ingevoerd. Raadsvrouw vraagt of ik mij de laatste alinea van die notitie kan herinneren. Ja, ik weet van het bellen.
30. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 juni 2013, p. 431-433, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 11] :
V: Wat zijn uw werkzaamheden bij de [verdachte] ?
A: Ik ben tweedejaars leerling verpleegkundige MBOV.
V: Waaruit bestaan uw werkzaamheden?
A: De begeleiding van cliënten en onder andere het uitdelen van de medicatie aan hen.
V: Hoe laat bent u zaterdag 25 mei 2013 begonnen?
A: Ik begon die dag om 07.30 uur. Ik hoorde toen tijdens de overdracht dat ik bij [slachtoffer] de temperatuur moest opnemen en haar pols.
V: Hebt u [slachtoffer] ook bezocht tijdens die dienst?
A: Ja, ik heb bij haar aan de deur geklopt en gevraagd of ik binnen mocht komen.
Dit was rond 10.00 uur die ochtend. Ik heb haar pols en temperatuur opgenomen. Het was op zich maar een korte ontmoeting, ik denk maar een minuut of tien.
V: Wat gebeurde er daarna?
A: Ik ben weer gegaan en heb aan [slachtoffer] gevraagd of ik de deur weer af moest sluiten. Dat wilde ze wel dus ik heb de deur weer afgesloten.
V: Tot hoe laat werkte u die dag?
A: Ik werkte die dag tot 16.00 uur. Het was een zaterdag en we hebben enorme
hectiek gehad op de afdeling. Op zaterdag gaat alles toch wel wat anders dan
doordeweeks. Normaal gesproken maken we vaker nog wel eens een ronde bij cliënten, maar daar kwam nu niets van. Er waren allerlei problemen met andere cliënten.
V: Hoeveel personeel was er?
A: We waren met zijn drieën, [namen verpleegkundigen] . Zij zijn
verpleegkundigen.
V: Is één van hen nog bij [slachtoffer] geweest ?
A: Nee, dat is niet gelukt. We zijn de hele tijd bezig geweest met alle onrust op
de afdeling.
31. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 12 oktober 2017 (losbladig), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 10] :
Ik heb vanaf 1 juni 1999 tot 15 augustus 2017 bij de [verdachte] gewerkt als verpleegkundig begeleider. Raadsvrouw vraagt of de naam [slachtoffer] mij iets zegt. Ja. Raadsvrouw toont mij pagina 106 en wijst op een aantekening van mij in het tweede vakje van boven, achteraan (het hof: een aantekening in het elektronisch patiënten dossier d.d. 16-5-2013, 14.06 uur). Raadsvrouw vraagt mij wat de reden was voor de verhuizing (het hof begrijpt uit de aantekening op dossierpagina 106: de verhuizing van kamer van [slachtoffer] in de high care unit). De kamer van [slachtoffer] was een puinhoop. Er lag braaksel en ze heeft dingen laten lopen.
32. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juli 2016, p. 649-651, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [psychiater 3] :
V: Zoals wellicht bij u bekend onderzoeken wij de zaak met betrekking tot het overlijden van [slachtoffer] , Wat kunt u zich herinneren over deze zaak?
A: Ik weet dat [slachtoffer] opgenomen is op [adres 2] om ingesteld te worden op Leponex. Ik weet dat zij onder behandeling was van dokter [psychiater 1] en [naam AIOS 1] , waarbij [naam AIOS 1] de arts-assistent van de afdeling was.
V: Wat is precies uw functie?
A: Ik ben psychiater van destijds de crisisdienst. Destijds was ik één van de drie
psychiaters.
V: Wanneer was u betrokken bij [slachtoffer] ?
A: Ik ben vrijdag 17 mei 2013 gebeld door [naam AIOS 1] , met de vraag wat zij moest doen met de dosering Leponex. Mijn advies was om de dosering te handhaven en zo snel mogelijk een nieuwe spiegelbepaling te doen en die voor te leggen aan haar begeleider dokter [psychiater 1] .
V: Wat wordt er dan bedoeld met ‘zo spoedig mogelijk’?
A: Een paar dagen later. In dit geval zou dat de eerstvolgende dinsdag (het hof begrijpt: 21 mei 2013) geweest moeten zijn, in verband met het Pinksterweekend.
V: Waarom belde [naam AIOS 1] u?
A: Zij was gebeld door het laboratorium dat de spiegel te hoog was en zij vroeg zich af of zij die kon handhaven of dat ze een andere dosis moest geven.
V: Waarom benaderde ze u en niet dokter [psychiater 1] ?
A: Omdat dokter [psychiater 1] op die dag afwezig was.
V: Waarom besloot u om de dosering te handhaven?
A: Ze was voor het eerst toegankelijker en minder verward. De verhoogde spiegel was mogelijk te verklaren door een maagdarmontsteking die gemeld werd. Deze verhoogde spiegel kan later ook weer afnemen, als de infectie voorbij is. Daarom kan dit even aangekeken worden.
V: Heeft u verder nog contact gehad met [naam AIOS 1] ?
A: Exact een week later, vrijdag de 24e, werd ik weer door haar gebeld. Zij vertelde dat de patiënte kortademig leek te zijn en dat zij van plan was om lichamelijk onderzoek te doen bij haar.
V: Wat houdt zo’n lichamelijk onderzoek dan precies in?
A: Je hebt een algemeen lichamelijk onderzoek, wat je leert in de medische opleiding. In dit geval was het onderzoek vooral gericht op de longen en het hart.
V: U geeft aan dat er onderzoek gedaan zou worden naar de longen en het hart, wordt hier ook mee bedoeld het afnemen van bloed?
A: Nee.
V: Werd er toen ook gesproken over een mogelijke myocarditis?
A: Het is een heel zeldzame aandoening, dus ik heb niet specifiek gezegd dat zij dat moest doen. Zeker gezien het feit dat zij al volleerd huisarts was, ik ging er dan ook uit vanuit dat zij hierin bekwaam was.
V: Wat is er toen verder nog besproken? .
A: Ik heb tegen haar gezegd dat ik het een goed plan vond en heb haar gevraagd om mij terug te bellen als ze iets zou vinden waarvan ze dacht dat het niet pluis was of waar ze over twijfelde.
V: En is er daarna nog contact geweest tussen [naam AIOS 1] en u over de patiënt?
A: Nee.
33. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 augustus 2016, p. 652-679, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam AIOS 1] :
Algemene informatie
V: Wat voor dienstverband had u bij [verdachte] ?
A: Dit was een dienstverband voor bepaalde tijd, voor de duur van de opleiding van 4,5 jaar. Dit was voor 48 uur per week. Ik werkte in principe meer dan 48 uur, maar niet volgens het contract.
V: U volgde een opleiding bij de [verdachte] , welke opleiding?
A: Dit was opleiding tot psychiater. Ik ben daar als AIOS begonnen.
V: Onder wiens toezicht werkte u als AIOS (arts in opleiding tot specialist)?
A: Onder toezicht van de heer [psychiater 1] . Ook onder de [geneesheer-directeur 1] .
V: Wie was uw supervisor?
A: Dit was [psychiater 1] . En de drie verschillende andere artsen [psychiater 2] , [psychiater 3] en [psychiater 8] .
V: Wat hielden uw taken en verantwoordelijkheden in als AIOS?
A: Als AIOS was mijn taak om de patiënten te zien, de intakes te doen, als het mogelijk was dan deed ik dat samen met een supervisor, maar dat was vaak niet mogelijk. Het opmaken van een behandelplan, opnameverslag en medicatie geven behoorden tot mijn taken. Vragen beantwoorden van het verpleegteam. Het was belangrijk dat ik de cliënten fysiek onderzocht. Het was belangrijk dat ik de coassistent en het verpleegkundig team aanstuurde. Het beleid bijvoorbeeld van medicatie stemde ik altijd af met een supervisor.
V: Wat waren de taken en de verantwoordelijkheden van de begeleider-supervisor?
A: Dat was superviseren, zicht houden op wat en hoe ik het deed. Hij zou mij
opdrachten moeten geven.
V: Welke afspraken waren er gemaakt tussen u en uw begeleider-supervisor de heer [psychiater 1] ? (werkafspraken-overleg studieafspraken-overleg verdeling patiënten- overleg vervanging i.v.m. vakantie, ziekte)
A: Op dag 1 was er een probleem dat mijn collega [naam AIOS 2] (ook AIOS) werd weg gebeld door [opleider] , de opleider. Hij belde naar [psychiater 1] . [naam AIOS 2] moest toen naar een andere locatie gaan, terwijl hij eigenlijk bij mij zou blijven op de afdeling. We zouden eigenlijk met tweeën op de afdeling zijn en als arts-assistent gaan werken. Uiteindelijk werd ik dus alleen geplaatst. [psychiater 1] heeft mij toen de werkwijze van de afdeling uitgelegd. De werkafspraken die ik gemaakt had met [psychiater 1] waren de navolgende:
- dat als ik een opname had van een patiënt en deze zonder hem zag, dat ik dan met hem mijn diagnose en behandeling besprak.
- als [psychiater 1] er niet was, wat heel veel voorkwam, dan kon ik terecht bij
[psychiater 2] of de andere psychiaters van de crisisdienst, waarbij ze dan de cliënt moesten zien.
- we hebben een afspraak gemaakt om op dinsdagochtend een uur begeleidingsgesprekken samen te hebben waarin ik casussen kon bespreken en eventueel cliënten kon zien. Ik vond dat weinig maar hij gaf aan weinig tijd te hebben.
- als ik vragen had dan kon ik bij hem terecht, maar hij had dit het liefst bij het
MDO.
V: Op welke wijze werkte u binnen de instelling samen met de verpleegkundigen?
A: Dit was een hecht team dat zich bij aanvang al negatief uitliet over andere arts-assistenten. Het was niet prettig omdat ik het zelf ook was. Ik probeerde met hen
samen te werken en heb getracht om mijn werkwijze over te brengen. [psychiater 1]
volgde standaard de adviezen van de verpleegkundigen van zijn afdeling. Ik vond het bijzonder dat mijn mening niet gevraagd werd. Er was wel eens discussie tussen mij en het verpleegkundig team over onze meningen.
V: Wat kunt u verklaren over uw werkdruk?
A: Die was heel hoog. Het was een hele drukke afdeling.
V: Waar bleek dat uit?
A: Ik kreeg het werk niet af. Ik ging in de avond pas rond zeven uur naar huis. Er was te weinig personeel. Sowieso die andere arts-assistent was natuurlijk al door de
opleider weggehaald.
V: Aan wie heeft u dat aangegeven?
A: Ik heb dat niet de eerste 3 weken aangegeven. Daarna tijdens mijn werk bij de
[verdachte] heb ik het aangegeven aan alle vier mijn supervisors. Dit waren [psychiater 1] , [psychiater 2] , [psychiater 8] en [psychiater 3] . De supervisoren waren allemaal overbelast. Zij hadden het zelf ook heel druk. [psychiater 1] zat zelf ook steeds te klagen over de werkdruk. Ik vond de afdeling chaotisch en het was geen werkbare situatie op die afdeling.
V: Wat kunt u verklaren over de medische bezetting op de afdeling Spoedeisende
Psychiatrie? Voldeed deze naar uw oordeel?
A: De heer [psychiater 1] werkte 24 uur op de spoedeisende en ook nog enkele uren bij [andere werkzaamheden] , dus de medische bezetting kwam fulltime op mij neer. [psychiater 1] was er op maandag, dinsdag woensdag in principe de hele ochtend en donderdag ochtend. Hij was echter altijd om kwart voor vijf weg. De medische bezetting voldeed mijns inziens niet.
Opname [slachtoffer]
V: U bent behandelaar geworden van [slachtoffer] . Hoe is dat gegaan?
A: Ik kreeg eerst te horen via [psychiater 1] dat er een opname zou komen. [slachtoffer] kwam omdat ze ingesteld moest worden op Leponex. [FACT-psychiater] , de FACT-psychiater, heeft mij volgens mij nog gebeld. Daarna heb ik [slachtoffer] met haar vader ontvangen, [getuige 1] was daarbij.
V: Wat voor afspraken zijn er gemaakt tussen u en de heer [psychiater 1] over de behandeling van [slachtoffer] ?
A: Er moest een bloedafname gebeuren voordat we een behandeling met clozapine
konden beginnen. Hij heeft gezegd dat risperdal afgebouwd moest worden. Hij heeft niets gezegd over hoe en welke tijd. Ik moest ook met [psychiater 2] gaan overleggen, want [psychiater 1] zou er de dag daarna niet zijn. Er is in deze casus niet gesproken over de verantwoordelijkheid tussen [psychiater 1] en mij. Hij is wel eindverantwoordelijk. Aangezien ik geen ervaring had met risperdal en clozapine wilde ik overleg met [psychiater 1] . Dit gebeurde echter tussen neus en lippen door omdat hij geen tijd had op donderdagmiddag. Hij moest weg. Hij heeft wel gezegd dat de bloedafname belangrijk is en ik het labformulier moest invullen en aankruisen ‘instellen op clozapine’. Dan zou alles vanzelf gaan lopen. Hij heeft niet gezegd: “Zoek dat op.”
V: Wat was uw eerste indruk van [slachtoffer] ?
A: Dat ze een ernstig psychotisch beeld had.
V: Wat zijn de voorschriften voor een opnamegesprek?
A: Dat je zorgt dat je goed geïnformeerd bent. Bij voorkeur schriftelijke overdracht
(dossier). Desnoods stuur je mondeling de overdracht en later kan het dan schriftelijk. Tijdens de opname van [slachtoffer] heb ik dat niet geëist omdat ik dat later pas geleerd heb.
V: Gebeurde het vaker dat er patiënten voor medicatie omzetting op de afdeling
geplaatst werden?
A: Ik had er voor [slachtoffer] opname geen ervaring mee.
V: Wat zou uw taak daarin zijn m.b.t [slachtoffer] ?
A: Mijn taak was om eerst het bloedbeeld af te wachten en dan pas te beginnen met het middel clozapine. Het bloedbeeld heb ik bekeken en dat was in orde. Volgens mij was het op 27 april 2013 dat [slachtoffer] met het middel clozapine gestart is. Ook is het een taak om zicht te houden op de patiënt [slachtoffer] , Ik wist op dat moment niet dat er dagelijkse controles moesten komen van bloeddruk, temperatuur en hartritme.
Zowel [psychiater 2] als [psychiater 1] waren op de hoogte dat [slachtoffer] afwijzend was en moeilijk benaderbaar.
V: Hoe reageerde [psychiater 1] toen u het aan hem had aangegeven?
A: [psychiater 1] reageerde van: ja, ja meer van het zelfde. Een andere keer heeft [psychiater 1] gezegd dat als mevrouw niet meewerkt we het niet gaan redden met de opname. Hoe moest het dan straks verder thuis. Hij heeft mij gezegd dat ik dat moest gaan bespreken met de ouders.
V: Uit rapportage en verklaringen blijkt dat er bij een opname een somatische controle gedaan wordt. Is dit bij [slachtoffer] ook het geval geweest?
A: Nee, dat heeft ze geweigerd.
V: Wie draagt de zorg voor een opnameverslag?
A: Gezamenlijk. Ik heb het gesprek met [slachtoffer] gedaan. Ik zou dat verslag moeten
maken en in het EPD moeten zetten en de eindverantwoordelijke psychiater moet er op toezien dat het gebeurde. In het geval van [slachtoffer] is het misgegaan.
V: Wie was de waarnemend supervisor?
A: Dat waren de drie verschillende psychiaters van de crisisdienst die ik al benoemd
heb. De supervisors waren nauwelijks beschikbaar voor de afdeling. Ik kon ze bellen, maar hun bereikbaarheid was niet altijd voldoende.
V: Wie was belast met de coördinatie van de verpleging?
A: [getuige 1] .
V: Op welke wijze werd de kwaliteit van zorg voor de individuele cliënt dan
gewaarborgd (gelet op de werkdruk)?
A: Door de samenwerking van verpleegkundigen en artsen.
V: Is de [adres 2] wel capabel geweest om deze kwaliteit te
waarborgen?
A: Nee.
Verslaglegging
V: Wie moet er zorgdragen voor een behandelplan?
A: De artsen.
V: Is dat gebeurd bij [slachtoffer] ?
A: Nee
V: Waarom is dat niet gebeurd?
A: Ik wist niet dat ik dat moest doen.
V: Kunt u verklaren waarom de registratie van metingen van vitale functies niet waren opgenomen in het dossier van [slachtoffer] ?
A: Er zijn heel weinig metingen verricht. Het lichamelijk onderzoek gebeurde vaak door een coassistent. Ik heb achteraf niet gecontroleerd of dat het vastgelegd was. Dat had ik misschien wel moeten doen. Het blijft staan dat er niet veel metingen bij [slachtoffer] zijn verricht.
Begeleiding
V: Wat waren uw beperkingen toen u stage kwam lopen?
A: Deze afdeling was hectisch. Ik werd niet ingewerkt door de supervisor [psychiater 1] , daar had hij geen tijd voor als hij er al überhaupt was. De andere supervisors deden weinig moeite om mij te leren kennen en in te werken.
V: Hoe vaak had u overleg met uw supervisor [psychiater 1] (omdat hij er maar 8 x was)?
A: Ik denk maar eenmaal over [slachtoffer] .
V: Hoe vond u uw begeleiding?
A: In het begin kwam het in tijd, aandacht en kwaliteit tekort. Ik ben eigenlijk
verwaarloosd. Ik ben niet goed begeleid geweest.
V: Voelde u zich bekwaam om [slachtoffer] medisch te behandelen?
A: Ja, mits goed gesuperviseerd, waarmee ik wil zeggen dat de supervisie zeer
gebrekkig was en om die reden aan mij zo’n patiënte niet toebedeeld had moeten
worden.
Medisch onderzoek
V: Hebben verpleegkundigen aan u gemeld dat [slachtoffer] op 13 mei 2013 braakte en diarree had?
A: In het MDO is daar twee keer melding van gemaakt.
V: Volgens het verslag van de tuchtcollege heeft een verpleegkundige aantekeningen gemaakt. Ze stelde dat [slachtoffer] zich niet goed voelde op 18 mei (de dag nadat het lab gebeld heeft voor de verhoging in het bloed). Van 18 mei tot en met 23 mei 2013 zijn er geen aantekeningen in het dossier te zien dat pols, temperatuur en bloeddruk zijn gemeten. Kunt u dit uitleggen?
A: Nee dat kan ik niet.
V: Waarom niet?
A: Omdat ik niet weet waarom dit niet gebeurd is. Ik heb daar 17 mei 2013 wel
opdracht toe gegeven. Dat staat in het medisch dossier. Ook heb ik gezegd dat ze extra alert moesten zijn op bijwerkingen zoals koorts, verwarring en dergelijke.
V: U had eerder aangegeven dat de verpleegkundige uw opdrachten niet uitvoerde.
Welke opdrachten niet?
A: Somatische controles. Dat deden ze ook bij andere patiënten niet. Ik gaf dan opdrachten tijdens het MDO, maar dat deed het verpleegkundig team niet.
V: Heeft u hierover contact gehad met uw begeleider?
A: Ja, aan de heer [psychiater 1] heb ik dat wel aangegeven. Ook in deze casus. Ik had in het weekend gebeld, dat ze extra somatische controles moesten doen. Dat hadden ze
wederom niet gedaan.
V: Had u [slachtoffer] eerder lichamelijk onderzocht?
A: Ik heb haar nek, buik en benen onderzocht op haar verzoek.
V: U was voor aanvang van u AIOS plaatsing bij de [verdachte] werkzaam als somatisch arts (huisarts). Waarom heeft u, met deze ervaring, [slachtoffer] niet vaker en grondiger onderzocht?
A: Het lichamelijk onderzoek had achteraf gezien wel moeten gebeuren. [slachtoffer] had grondiger onderzocht moeten worden. De supervisor had zelf moeten ingrijpen.
V: Op dinsdag 21 mei 2013 zou u tegen de verpleegkundige en de ambulant casemanager, hebben gezegd dat u dezelfde dag nog actie zou ondernemen. U zou
onderzoeken uitvoeren en een specialist raadplegen. Vervolgens is dat niet gebeurd.
Waarom is dit niet gebeurd?
A: Ik zou die dag onderzoek middels het lab doen, dat is een vorm van lichamelijk onderzoek.
V: U was voor aanvang van u AIOS plaatsing bij de [verdachte] werkzaam als somatisch arts(huisarts). Waarom heeft u, met deze ervaring, [slachtoffer] niet vaker en grondiger onderzocht?
A: Ik werkte al anderhalf jaar niet als regulier huisarts maar als basisarts. [slachtoffer] weigerde lichamelijk onderzoek. In mijn ervaring als huisarts dien je te respecteren als iemand geen lichamelijk onderzoek wenst te ondergaan.
V: We hebben het er eerder over gehad als iemand niet wil en het is nodig wat er dan gedaan moet worden.
A: Ja, dan moet er overlegd worden. Het lichamelijk onderzoek had achteraf gezien wel moeten gebeuren. [slachtoffer] had grondiger onderzocht moeten worden. De supervisor had zelf moeten ingrijpen.
Clozapine
V: Welke kennis had u over clozapine?
A: Nauwelijks kennis.
V: Wat zijn de richtlijnen volgens u bij de opnames van patiënten die omgezet werden op clozapine?
A: Daar wist ik weinig van.
V: Was u voor of ten tijde van de behandeling van [slachtoffer] op de hoogte van de interne [verdachte] richtlijn clozapine of de landelijke richtlijn clozapine?
A: Ik wist dat pas toen ik bij de raad van bestuur zat, na het overlijden van [slachtoffer] .
Op maandag 27 mei 2013.
V: Is aan u uitgelegd hoe het middel clozapine werkt?
A: Nee
V: Was u op de hoogte dat er een clozapine protocol aanwezig was en dat u deze moest volgen?
A: Nee.
V: Is het gebruikelijk dat er een medicijn wordt voorgeschreven waarmee u als arts niet bekend bent?
A: Ja.
V: Wat is dan de verantwoordelijkheid van u als arts daarin?
A: Om mij te vergewissen van mogelijke effecten en bijeffecten.
V: Op een gegeven moment bemerkte [psychiater 1] dat de clozapine/ medicatieomzetting bij [slachtoffer] niet volgens het protocol was opgebouwd. Volgens [psychiater 1] bent u hierop
aangesproken. Hij heeft u gezegd dat u het protocol moest volgen. Weet u nog
wanneer dit was?
A: Ik heb geen enkel inhoudelijk gesprek met [psychiater 1] gehad over de werking van het middel clozapine of over het clozapine protocol.
V: Wat zijn eosinofielen?
A: Bloedcellen die aanwezig zijn bij allergische activiteit.
V: Op 17 en 23 mei waren deze bij [slachtoffer] met 0.6 en 1.8 duidelijk verhoogd. Wat
heeft u daarmee gedaan?
A: Op 17 mei heb ik t.a.v. de eosinofielen niets gedaan. Op 24 mei zag ik die verhoging pas op 23 mei in de avond (het hof begrijpt: op 24 mei zag ik pas in de avond de verhoging van 23 mei). Toen was de uitslag er pas. Ik zat toen behoorlijk in de rats met de casus. Ik heb wederom met [psychiater 3] gebeld over de hoogte van de eosinofielen. [psychiater 3] gaf aan dat ik lichamelijk onderzoek moest doen. Ik heb met [slachtoffer] in de gang gelopen. Ik vond haar kortademig. Ik heb daarop lichamelijk onderzoek gedaan. Vanwege die kortademigheid vond ik dat ze in beeld moest blijven. Ook omdat ik geen clozapinespiegel had.
V: Wat zijn leukocyten?
A: Dat zijn witte bloedcellen.
V: We weten dat de normale waarden liggen tussen de 4.0 en 10.0. Bij [slachtoffer] was
deze op 23 mei 2013 14.7. Wat zegt dat?
A: Dat kan duiden op een infectie, maar het kan ook op heel veel anderen dingen
duiden, zoals een allergische reactie of een ontsteking.
V: Heeft u dit met iemand besproken?
A: Nee, maar ik weet wel dat [psychiater 3] heeft gevraagd of het totaal aantal witte bloedcellen gestegen of normaal was. Toen ik dat had gezegd, zei ze dat het
geruststellend was. Ik heb tegen haar gezegd dat ik het opgezocht had. Ik had gezien dat het meestal goedaardig was maar dat het ook kon wijzen op myocarditis. Ze gaf aan dat ik lichamelijk onderzoek moest doen en als er iets afwijkends was dan moest ik haar maar terug rapporteren.
V: U wist dus dat er kans was op myocarditis?
A: Ja, ik had het genoemd aan [psychiater 3] .
Bloedspiegel
V: Volgens het IGZ-rapport zijn de bloedspiegelbepalingen te laat en te weinig bepaald. Hoe komt dit?
A: Daar heb ik geen verklaring voor. Ik vind het zelf ook rijkelijk laat.
V: U was daar toch verantwoordelijk voor. Op 16 mei 2013 (het hof begrijpt: 17 mei 2013) belt het lab naar u en geeft aan dat er hoge uitslagen zijn van het bloed. U beslist hierop om voor dinsdag een bloedprik aan te vragen met eventueel cito. Op de 21ste mei geeft u aan dat [slachtoffer] het goed doet op lage dosering clozapine, echter wel hoge spiegels. U was dus op de hoogte van de hoge spiegels. Wat is er naar aanleiding van deze informatie besloten?
A: In overleg met [psychiater 3] hebben we de dosis gelijk gehouden en een extra spiegel geprikt.
V: Wat we niet begrijpen is het navolgende. Op 26/4, 2/5, 8/5 werd er bloed geprikt.
Op 2 mei werden er verhoogde leukocyten gezien maar er werd niet geprikt op
clozapine. Op 17 mei wel en dan ziet men dat het verhoogd is en vervolgens op 23 mei wordt er wederom niet geprikt op clozapine. Het klopt dus niet dat er extra spiegel is geprikt. Hoe kunt u dit verklaren?
A: Doordat ik niet wist dat ik dat apart moest aankruisen clozapine spiegel.
We hebben een MDO gehad met een supervisor. Deze wist dat er verhoogde
bloedspiegel was. Ik ben minder bekwaam in behandeling met clozapine. Ik heb
geluisterd naar het oordeel van de supervisoren. [psychiater 3] wist er van. Ze had aangegeven dat ik gewoon door moest gaan. Niemand van hen, ik bedoel [psychiater 3] of [psychiater 2] hebben de cliënt [slachtoffer] gezien.
V: Gelet op de symptomen en de lab uitslagen had myocarditis (ontsteking hartspier) vermoed moeten worden door de behandelaars. Wat had er dan gedaan moeten worden als behandeling?
A: Clozapine had moeten worden gestopt, [slachtoffer] had direct naar een cardioloog
gestuurd moeten worden.
V: Waarom is dat niet gebeurd?
A: Ik had er over gelezen, maar had zelf niet genoeg kennis. Ik heb het met [psychiater 3]
overlegd maar ze ging daar niet op in. Ik had gelezen dat het van voorbijgaande aard
kan zijn. En dan speelt mijn gebrek aan ervaring. Ik ging er vanuit dat [psychiater 3] de
informatie over de casus serieus nam.
V: Wie is daar verantwoordelijk voor volgens u?
A: Ik denk mijn supervisors omdat zij ook alle symptomen kenden. Zij moesten mij
vanuit hun positie met alle informatie aansturen. Ook ligt de
verantwoordelijkheid een stuk bij mij. Ik had moeten vragen om naar [slachtoffer] te gaan en haar persoonlijk te zien.
Overlijden
V: Hoe was de medische zorg m.b.t. [slachtoffer] door de verpleegkundige?
A: Die schoot tekort.
V: Hoe zag het toezicht uit in de dagdagelijkse structuur?
A: Minimaal 7 x per dag contactmoment tussen verpleging en patiënt.
34. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 oktober 2016, p. 808-823, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam AIOS 1] :
V: Kunt u nog eens aangeven hoe uw verantwoordelijkheden en de supervisie met dr. [psychiater 1] afgesproken waren?
A: Ik had wekelijks een uur met hem om vragen te stellen, supervisie te krijgen. Ik kon hem altijd bellen en vragen stellen. In de praktijk was hij heel druk en hij was vaak afwezig. Er was dan een drempel. Als ik iets vroeg dan was hij vaak toch onbeschikbaar. Ik vond het MDO geen heel open overleg wat uitnodigde tot het stellen van veel vragen. Dat moest snel. Als ik lang aan het woord was, werd iedereen ongeduldig en moest het snel. Dit was zo in mijn beleving. Het was geen uitnodiging voor mij, want [psychiater 1] was vrij kort van stof. Je krijgt dan niet de indruk dat hij er plezier aan beleeft om vragen te beantwoorden. En dan ga je je inhouden.
V: Kunt u ons nogmaals toelichten hoe het kan dat u niet bekend was met het protocol en de richtlijn clozapine?
A: Ik ben er niet op gewezen. Of niet duidelijk genoeg op gewezen. Niemand heeft mij ernaar gevraagd: “Heb je het al gezien?”
V: Wanneer nam u kennis van het clozapine protocol?
A: Op 27 mei.
V: Wij hebben een aantal getuigen gehoord en gevraagd naar uw functioneren. Hieruit kwam bij meerdere getuigen naar voren dat ze u o.a. chaotisch vonden. Wat vindt u hiervan? Herkent u zich hierin?
A: Het was een moeilijke afdeling om te begrenzen. Daar heb ik wel last mee gehad. Het was soms lastig af te maken wat je af moest maken omdat er continu door anderen prioriteiten aan mij werden opgelegd.
V: In hoeverre werd gedurende het verblijf van [slachtoffer] in de gaten gehouden of zij last zou hebben van mogelijke bijwerkingen?
A: Dat was heel moeilijk. Zij lag hele dagen op bed en werkte niet mee aan lichamelijk onderzoek en anamnese.
V: Kunt u hier wat voorbeelden van herinneren en noemen?
A: Heb jij gebraakt [slachtoffer] ?
Nee ik heb helemaal niet gebraakt.
Heb jij diarree?
Nee ik heb geen diarree. lk ben niet ziek. Dit terwijl hier wel sporen van waren. Een intoxicatie heeft bijna dezelfde bijwerkingen als een buikgriep.
V: Bij de opname van iedere patiënt is het gebruikelijk om bloed af te nemen om zo informatie te hebben over de algehele gezondheid. Tevens wordt er lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Wie heeft het lichamelijk onderzoek bij de opname van [slachtoffer] uitgevoerd?
A: Dit is niet uitgevoerd.
V: Wiens taak/verantwoordelijkheid was. dit?
A: Dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik kan de coassistent vragen het te doen. Als een patiënt weigert is het belangrijk dit te noteren.
V: Waarom heeft u niet in het EPD genoteerd dat lichamelijk onderzoek niet is gebeurd?
A: Dat weet ik niet.
V: Wat kunt u zich herinneren van de lichamelijke onderzoeken die u had uitgevoerd?
A: Dat ik haar vroeg bepaalde bewegingen te maken met haar hoofd omdat zij aangaf te denken dat haar nek gebroken was. Volgens mij heb ik buikonderzoek gedaan, omdat ik hoorde dat zij braakte. Dit mocht dan heel eventjes, dat was al moeilijk. Verder weet ik het niet meer precies. Volgens mij had zij geklaagd over de benen en heb ik hier naar gekeken. lk maakte gebruik van deze klachten door dan het moment te benutten haar te onderzoeken maar halverwege was het over, zei zij dan en dan moest ik stoppen.
Het team klaagde erover dat zij het braaksel en diarree moesten opruimen. Zij hebben het braken en de diarree gemeld. Ook ik heb het braaksel en de diarree gezien. Het was een indrukwekkende vieze kamer, in korte tijd. Het was opgeruimd en het was direct weer vies. Uitwerpselen op de tegels van de badkamer, braaksel op een hoopje kleding.
V: Welke labaanvraag formulieren gebruikte u bij de [verdachte] ? Had u, uw eigenste of gebruikte u die met de naam van dhr. [psychiater 1] erop?
A: De labformulieren van Diagnostiek voor U. Ik gebruikte die van [psychiater 1] .
V: 23-5-2015 - clozapine instelprotocol aangekruist met uitroepteken. En op het formulier geschreven ‘dinsdag evt. cito’. Door wie is dit ingevuld?
A: Deze heb ik ingevuld.
V: Bij de inspectie verklaarde u o.a. meerdere laboratorium onderzoeken te hebben aangevraagd, maar dat u er pas na een aantal weken achter kwam dat u apart de clozapinespiegel had moeten aankruisen. Daardoor kreeg u niet de correcte informatie. Hoe kwam u er uiteindelijk achter dat u het labaanvraag formulier niet juist had ingevuld?
A: Doordat ik op die donderdag, vrijdag wat was het, 24 en 25 mei geen spiegel kreeg. Als ik een spiegel wil, dan moet ik de geneesmiddelspiegel hier clozapine invullen.
35. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 november 2016, p. 824-834, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam AIOS 1] :
V: Op het labaanvraagformulier van 23 mei stond bijgeschreven ‘Dinsdag evt CITO’. Echter verklaarde u op 25 juli 2016 dat het een CITO aanvraag betrof. Het hokje was niet aangekruist en op het aanvraagformulier stond slechts een aantekening in plaats van een opdracht. Daarbij verklaarde Nabbe dat er niet gekeken wordt naar bijschriften.
A: Ik heb gezien op de aanvraag dat er geen kruisje stond. Dat ben ik dan vergeten. Ik dacht dat het volstond om er groot CITO op te zetten en het te zeggen tegen de verpleging. De verpleging was ook op de hoogte van de te hoge spiegel bij [slachtoffer] . Daardoor verwachtte ik dat dit goed zou gaan en iedereen eraan mee zou werken.
V: U heeft meerdere malen verklaard dat u het belang van de controles op de bloedwaarden is medegedeeld, U verklaarde dat u op de hoogte was van het belang van de bloedwaardes, u had immers het Farmacotherapeutisch Kompas gelezen met betrekking tot het gebruik van clozapine. Sterker nog, [psychiater 3] heeft u op 17 mei 2013 medegedeeld dat er extra clozapinespiegel geprikt moest worden, Hoe kan het dan dat u het labaanvraagformulier niet juist heeft ingevuld. Het instelprotocol was wel aangekruist maar de clozapine spiegel niet terwijl die juist van heel groot belang was. Waarom is het dan niet juist ingevuld?
A: Dat weet ik niet. Ik dacht het gaat naar het lab. Het lab heeft gebeld over de te hoge spiegel. Ze zit in het instelprotocol. Ik dacht dat dat volstond. Ik had de vorige keer ook een spiegel gekregen terwijl ik dat niet had ingevuld. Het was heel druk en ik stond er alleen voor. Ik verwachtte ook een soort samenwerking met het lab.
V: U verklaarde eerder dat u niet wist dat er speciale [verdachte] protocollen waren met betrekking tot clozapine. Op 27 mei 2013 bent u pas op de hoogte van de [verdachte] protocollen. Welk protocol bedoelde u hiermee?
A: Ik bedoel daarmee het clozapine protocol wat te vinden is op het internet en intranet. Het interne protocol komt overeen met het externe protocol.
36. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 augustus 2016, met bijlagen, p. 680-743, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [psychiater 1] :
Werk:
V: Wat voor dienstverband had u in 2013 bij [verdachte] ?
A: Een contract van 36 uur waarvan ik daadwerkelijk 32 uur werkte bij de [verdachte] .
V: Hoe was dit dienstverband vastgelegd?
A: Ik had een vast contract.
V: Wat waren uw verantwoordelijkheden?
A: Psychiatrische medische zorg leveren aan patiënten.
V: Hoeveel psychiaters waren er werkzaam in die tijd op de afdeling?
A: Voor de spoedeisende hulp afdeling was er één en dat was ik. Ik heb meerdere malen aangegeven aan de leiding dat het te weinig was. Tevens waren er voor overdag psychiaters van de crisisdienst aanwezig. Dat waren [psychiater 3] , [psychiater 2] en [psychiater 8] . De afspraak was dat als ik er niet was, dat [psychiater 2] als eerste de afdeling runde en als ik en [psychiater 2] er niet waren dat [psychiater 8] of [psychiater 3] dit zouden doen.
V: Op welke wijze werkte u samen met artsen?
A: Ik werkte samen met arts-assistenten in opleiding. Toen [naam AIOS 1] (het hof begrijpt: [naam AIOS 1]) in dienst kwam toen zou ik eigenlijk twee arts-assistenten in opleiding krijgen, waaronder dus [naam AIOS 1] , maar één arts-assistent werd weggeroepen door de opleider. In december 2012 heb ik aangegeven dat ik het niet werkzaam vond hoe het op dat moment ging. Ik voelde mij gebruikt door de ambulante psychiaters doordat ze cliënten dropten bij mij op de afdeling en er verder niet naar omkeken. Ik heb de werkdruk aangegeven en bepaalde ontbrekende faciliteiten zoals de beschikbaarheid van de somatische ondersteuning. Ik heb dit allemaal gezegd in een functioneringsgesprek. Dit heb ik toen gevoerd met [psychiater 2] en [naam voorganger] (de voorganger van [centrummanager] ). Na dit functioneringsgesprek heb ik met [geneesheer-directeur 1] , [vertegenwoordiger van de verdachte] en nog een directielid waarvan ik de naam niet meer weet gesproken daarover. [naam voorganger] was daarbij. Het was ergens in januari/februari 2013 geweest.
V: Wat kunt u verklaren over de werkdruk op de afdeling spoedeisende psychiatrie rond en voorafgaand aan april/mei 2013?
A: Voordat het signaal kwam dat de afdeling werd opgeheven was het een goedlopend team. Later is door de bezuinigingen wel minder personeel gekomen. Toen kwam er wel werkdruk. Dat is in 2012 begonnen.
V: Wat kunt u verklaren over uw werkdruk?
A: Die ervaarde ik als enorm hoog. Ik had doorgaans 20 patiënten. En daarbij [andere werkzaamheden] . De organisatie had gevraagd of ik daarnaast ook een opleiding wilde geven. Dit was een opleiding in het doen van lichamelijk onderzoek. Dit was 4 uur in de week. Toen ik nog twee arts-assistenten had, kon ik dat stukje er wel bij doen. Ik deed het ook graag. Vanaf 1 april 2013 had ik alleen [naam AIOS 1] als arts-assistent in opleiding.
V: Waar bleek uw hoge werkdruk uit?
A: Ik kon mijn rapportages niet afkrijgen, ik kon de afsluitbrieven niet op tijd af krijgen. Ik zag mijn patiënten maar één keer per week. Dat was het minimale. Als ik vrij was, werd ik eigenlijk daarna er voor gestraft omdat het werk bleef liggen. Op een gegeven moment verzuip je in het werk. Ik kon zelf door de werkdruk niet naar scholingsdagen en daardoor dreigde ik verplichte accreditatie punten niet halen.
Mijn werkweek was als volgt. Van maandagmorgen 07.30 uur tot 12.30 uur werkte ik op de afdeling spoedeisende hulp. Daarna gaf ik de opleiding in de middag. Dinsdag om 07.30 uur was ik weer op de afdeling tot 16.00. Daarna ging ik tot 17.30 uur naar [andere werkzaamheden] . Woensdag was ik de gehele dag op de afdeling. Donderdag begon ik om 07.30 uur op de afdeling, maar daarna ging ik direct door naar [andere werkzaamheden] en om 10.15 uur was ik dan weer terug tot 12.30 uur. Donderdagmiddag was ik vrij en de vrijdag de gehele dag ook. Op vrijdagochtend werkte ik 2 uurtjes in mijn eigen praktijk. Op de donderdagmiddag en de vrijdagmiddag was ik niet bereikbaar voor de arts-assistente maar wel op de maandagmiddag tijdens de opleiding.
Aanmelding [slachtoffer]
V: Hoe is [slachtoffer] bij u terecht gekomen?
A: [naam AIOS 1] zou deze opname doen en [psychiater 2] zou achterwacht zijn.
V: Wist [naam AIOS 1] wat ze moest doen bij een opname?
A: Ja. Ze wist bij vragen dat ze bij [psychiater 2] terecht kon. Ik ging er vanuit dat [psychiater 2] met haar het beleid zou maken.
V: Hoe is dat toen verder gegaan met de opname van [slachtoffer] ?
A: Dat weet ik niet, want ik ben daarna naar huis gegaan en vervolgens ben ik tot 6 mei 2013 vrij geweest. Ook kan ik mij herinneren dat ik na mijn vakantie gezien had dat er niet geprikt was op de clozapinespiegel. Dat had ik toen ook aan haar gevraagd. Je moet op de clozapinespiegel elke week prikken. Ik wist dat omdat ik de richtlijnen kende en ik al vaker patiënten op clozapine heb ingesteld.
V: [naam AIOS 1] gaf aan dat u gezegd had dat ze een labformulier moest invullen met instellen op clozapine.
A: Bloedprikken was standaard maar ik ging er bij deze opname vanuit dat [psychiater 2] dit zou regelen en heb dus naar mijn weten haar daar niet op gewezen.
V: Wat zou uw taak daarin (het hof: bij plaatsing op de afdeling voor instelling op clozapine) zijn?
A: Mijn taak zou zijn om [slachtoffer] een keer te spreken. Ik heb haar een keer gezien.
V: Wie was de waarnemend behandelaar ten tijde van uw afwezigheid?
A: Dat is dus heel verschillend. Op de vaste doordeweekse werkdagen de bekende drie. In eerste instantie [psychiater 2] en bij zijn afwezigheid [psychiater 8] of
[psychiater 3] .
Verslaglegging
V: Wat zijn de afspraken met betrekking tot de verslaglegging van de opname?
A: Een opnamegesprek moest vastgelegd worden door de medicus die de patiënt zou begeleiden.
V: Wie moest daar op toezien dat het gebeurd?
A: De supervisor-psychiater. Dat was [psychiater 2] . Tijdens mijn afwezigheid hield mijn controle op.
V: Kunnen we er dan vanuit gaan dat er geen zicht was op de verslaglegging van [naam AIOS 1] op het moment dat er opnames waren tijdens uw afwezigheid?
A: Dat zou kunnen.
V: Uit onderzoek is gebleken dat de verslaglegging onvoldoende was. Wat kunt u
hierover zeggen?
A: Op wat ik baseer op wat ik gezien heb van [slachtoffer] na haar overlijden, dan zeg ik
slecht. Ook de verslaglegging van de verpleging was slecht.
Begeleiding AIOS
V: Sinds wanneer kwam [naam AIOS 1] bij u op de afdeling werken?
A: Sinds 1 april 2013.
V: Welke verantwoordelijkheden kreeg [naam AIOS 1] ?
A: Ze kreeg eigenlijk alle verantwoordelijkheid maar dan onder supervisie.
V: Wie was de supervisor van [naam AIOS 1] ?
A: Ik.
V: Volgens getuigenverklaringen ( [getuige 3] en [getuige 1] ) hebben ze aangegeven dat de arts-assistent (in dit geval [naam AIOS 1] ) niet functioneerde. Wat kunt u zich
daarover herinneren?
A: Dat klopt. De klacht was met name de communicatie en de hooghartige houding
alsof ze het wel wist en de verpleging voelde zich niet serieus genomen door haar. Ze hebben dit beiden aan mij aangegeven. Er waren ook andere verpleegkundigen die dat aangaven. Ik heb dit in een overleg met [psychiater 2] , [psychiater 8] en [psychiater 3] besproken en die waren dezelfde mening toegedaan dat ze niet functioneerde.
V: Wat zijn daar de afspraken over geweest?
A: Ik heb het met de opleider besproken. Ook heb ik met haar besproken dat ze meer zaken met mij moest overleggen en niet op eigen houtje moest handelen. Ik had namelijk vanuit het team gehoord dat ze zomaar wat deed. Ze was heel erg chaotisch. Er zat geen lijn in. Dat vond ik zelf. Ook als je bijvoorbeeld zegt ga dat opzoeken dan deed ze dat niet. [psychiater 2] , [psychiater 8] en [psychiater 3] gaven aan dat de informatie niet goed doorkwam. Bijvoorbeeld als de informatie van de psychiater doorgegeven moest worden aan het medisch team kwam dit door [naam AIOS 1] niet goed door. [psychiater 3] gaf mij aan dat [naam AIOS 1] alles draaide wat in haar voordeel was. Ze zal alles doen om haar gelijk aan te tonen. Ik vond haar van de hak op de tak. Ze was dan met het een bezig en dan begon ze al met iets anders.
V: Uit de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 1] blijkt dat ze al van het disfunctioneren voor het overlijden van [slachtoffer] dit aangegeven hebben. Hoe zat het met de begeleiding dan na dit gesprek in elkaar?
A: Ik was er toen weinig, maar [psychiater 2] was op de hoogte van haar disfunctioneren.
V: In die periode was u veel afwezig, wie zou er volgens u op haar toezien?
A: De eerste zorgen om haar waren meer omdat ze niet goed met de systemen kon
werken, maar later kwamen er pas zaken naar voren op medisch gebied. Het niet goed somatisch onderzoeken en vastleggen daarvan.
V: Volgens getuige [getuige 3] , zou dhr. [psychiater 2] hier op toe moeten zien
tijdens uw afwezigheid. Klopt dat?
A: Ja.
V: Is dat ook gebeurd?
A: Weet ik niet.
V: In uw verweer bij het college geeft u aan dat u tekort bent geschoten qua
begeleiding aan [naam AIOS 1] . Klopt dit?
A: Puur op de letter gezien ben ik tekort geschoten, maar qua tijd kon het niet anders dan de manier waarop ik het gedaan had.
V: Wat had u anders kunnen doen, achteraf gezien?
A: Ik had er veel meer boven op moeten zitten of [naam AIOS 1] aan het handje houden.
Clozapine
V: Is aan [naam AIOS 1] uitgelegd hoe het middel clozapine werkt?
A: Dat weet ik niet. In ieder geval niet door mij.
Verhoging bloed
V: Waarom is er niet gestopt, terwijl er sprake was van het niet trouw innemen van
medicatie, niet meewerken aan lichamelijk/somatisch onderzoek, verschillende waardes wat op een ontsteking duidt, braken, diarree en daarbij de verhoogde eosinofielen wat als maat is voor cardiomyopathie?
A: Ik was niet op de hoogte, maar er had gestopt moeten worden. Ze had met die
uitslagen doorgestuurd moeten worden naar de cardioloog en dan was ze misschien
gered geweest.
37. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juli 2016, met bijlagen, p. 744-769, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [psychiater 2] :
Werk
V: Wat voor dienstverband had u in 2013 bij [verdachte] ?
A: Ik had een vast dienstverband.
V: Wat waren uw werkzaamheden?
A: Mijn hoofdtaak was crisisdienst psychiater van maandag tot en met donderdag.
Daarnaast was ik programmamanager, dat was een neventaak. Ik was ook de link tussen de werkvloer en de directie. Ik deed dit samen de centrummanager. Ik was programmamanager van de crisisdienst, opname afdeling en de psychiatrische thuiszorg.
V: Hoe zag de waarneming er precies uit dan als u dit deed voor de afdelingspsychiater?
A: Het komt er in principe op neer dat ik beschikbaar was voor de arts-assistent, maar ook voor de verpleging als ze me nodig hadden dan kon ik komen.
V: Wat voor afspraken had u met de heer [psychiater 1] gemaakt hoe die waarneming eruit zou zien?
A: Gewoon beschikbaar zijn.
V: Waren er nog andere dagen dat u de heer [psychiater 1] structureel verving want de heer [psychiater 1] was er wel vaker niet bijvoorbeeld op vrijdag?
A: Ik verving hem alleen op de donderdagmiddag want ik werk als sinds oktober 2012 niet meer op vrijdag. Op vrijdag nam een collega van de crisisdienst voor [psychiater 1] waar.
V: Wat kunt u verklaren over de werkdruk op de afdeling spoedeisende psychiatrie rond en voorafgaand aan april/mei 2013?
A: Het is een afdeling met een hoge werkdruk. Er was veel in- en uitstroom van cliënten.
V: Was het bestuur op de hoogte van de werkdruk?
A: Ik denk dat ik met de heer [psychiater 1] over de werkdruk heb gesproken. Ik heb ook gesproken met de directie mevrouw [naam] en de heer [geneesheer-directeur 1] . We hadden samen met de centrummanager eenmaal in de maand gesprekken over diverse thema’s waaronder ook de werkdruk. Ik weet dat de eerste week van mei een erg drukke week was want ik nam de spoedeisende afdeling waar en ook mijn twee collega’s van de crisisdienst.
Aanmelding [slachtoffer]
V: Hoe is [slachtoffer] bij u terecht gekomen?
A: Ik heb haar nooit gezien. Ik heb drie maal contact gehad telefonisch met mevrouw [naam AIOS 1] . De eerste keer was volgens mij donderdagmiddag of begin avond ergens eind april. Op 25 april 2013 toen ik [naam AIOS 1] belde zat ik op de fiets naar huis en het is dan onlogisch om dan uitgebreid medicatieschema’s te bespreken.
V: Uit de stukken blijkt dat de opname van [slachtoffer] donderdag 25 april 2013 was.
A: Ja dat kan wel kloppen. Ik heb [naam AIOS 1] toen gebeld volgens mij was het na vijf uur. Ze vertelde dat er een opname was. De ambulant psychiater had mevrouw aangemeld en [naam AIOS 1] zei dat er duidelijke afspraken waren over de opname instellen op Leponex.
V: [naam AIOS 1] is AIOS. Wanneer is ze begonnen?
A: Ik denk 1 april maar dat weet ik niet zeker. Ik weet wel dat ze er niet zo lang was
nog.
V: Wat dacht u toen nadat u gebeld had met [naam AIOS 1] ?
A: Ik dacht toen wel daar moet vrijdag naar gekeken worden door de waarnemer van vrijdag. Ik nam aan dat [naam AIOS 1] dit met de waarnemer van vrijdag zal
kortsluiten en dat deze naar haar zou kijken omdat er een nieuwe opname was.
V: Hoeveel ervaring had u met Leponex?
A: Mijn ervaring was op dat moment beperkt. Omdat ik vooral werkte als crisisdienst psychiater. Daar gebruikte we geen Leponex.
V: Waarom niet?
A: Tijdens de crisisdienst heb je te maken met personen die zich niet aan afspraken houden. Ik weet middels de richtlijnen Leponex dat je elke week geprikt moet worden en dat is voor de cliënten van de crisisdienst ondoenlijk.
V: Ik hoor u net zeggen dat u ook wel eens AIOS begeleidt. Wat wordt er dan van een AOIS verwacht met betrekking tot de richtlijnen?
A: Dat ze zelf iets opzoekt, maar ook met de werkbegeleider zaken bespreekt.
V: Als u een opname heeft gedaan als waarnemend arts, wie is er dan behandelend psychiater daarna?
A: In principe is dat de afdelingspsychiater. Ik nam alleen de donderdagmiddag waar en die donderdagmiddag ben ik dan eindverantwoordelijk als de afdelingspsychiater er niet is, maar daarna neemt de afdelingspsychiater het gewoon weer over. Op de momenten dat er wordt waargenomen is de waarnemend arts eindverantwoordelijk, maar daarna de afdelingspsychiater.
V: Hoe gaat de terugkoppeling en overdracht in zijn werk?
A: Het gaat voornamelijk via de AIOS of via de EPD.
V: Zijn er richtlijnen voor het afbouwen van Risperdal en opbouwen van clozapine?
A: Er is inderdaad een protocol waar het beschreven wordt.
V: Was u ook op de hoogte van de interne protocollen?
A: Nee, dat was ik niet.
Verslaglegging
V: Wat zijn de afspraken met betrekking tot de verslaglegging van de opname?
A: Wat ik weet is dat bij de opname een opname gesprek en verslag moet komen. Ook maakt de verpleging en de arts-assistent in opleiding die bij het gesprek is, een
verslag.
V: Wie moet daar op toezien dat het gebeurd?
A: In het algemeen is het de werkbegeleider die toeziet op deze opnameverslagen.
Begeleiding AIOS
V: Wat waren de afspraken tussen u en [naam AIOS 1] ?
A: De afspraak was dat als ze vragen had, ze mij kon bellen. Ik weet niet of ik heel formeel heb gezegd om dat terug te koppelen naar mijzelf. Ik ben er vanuit gegaan dat ze dat terug moet koppelen naar de volgende waarnemend arts.
V: Heeft u ook gecontroleerd dat [naam AIOS 1] de afspraak had nageleefd, bijvoorbeeld het stoppen van Risperdal?
A: Nee, dat heb ik niet gecontroleerd of ze bijvoorbeeld ook daadwerkelijk zo heeft
afgebouwd als we besproken hadden.
V: Welke verantwoordelijkheden kreeg [naam AIOS 1] ?
A: Ze heeft een eigen verantwoordelijkheid maar er wordt wel verwacht dat ze overleg pleegt.
V: Was u er zich van bewust dat ze pas 3 weken daar was?
A: Ja
V: Op het moment dat u waarnemend psychiater bent, bent u dan ook niet meteen waarnemend supervisor?
A: Ja, dat klopt daarom heb ik haar ook gezegd dat ze bij vragen bij mij kan komen. Ik heb [naam AIOS 1] niet vaak gezien.
V: Volgens getuigenverklaring ( [getuige 3] en [getuige 1] ) hebben ze aangegeven dat de arts-assistent (in dit geval [naam AIOS 1] ) niet functioneerde. Wat kunt u zich daarover herinneren?
A: Ik vind het lastig om er over te praten maar ik vond dat ze niet goed de hoofd en bijzaken kon scheiden met als gevolg dat ze chaotisch is. Ik bemerkte dat ze aanmatigend kon zijn. Dat betekent dat ze een beetje kon overkomen alsof ze het minstens evengoed wist.
V: [naam AIOS 1] geeft aan dat ze van tevoren geen begeleiding had.
A: Dat weet ik niet.
V: In die periode was [psychiater 1] veel ziek, wie zou er volgens u op toezien tijdens uw
afwezigheid?
A: De opleider en arts-assistenten en de centrum- en de programmanager. Ik vind persoonlijk dat ik niet de enige ben die daarop moet toezien.
Clozapine
V: Is aan [naam AIOS 1] door u uitgelegd hoe het middel clozapine werkt?
A: Nee, ik ging er van uit dat het duidelijk afgesproken was en geregeld.
V: Door iemand anders dat u weet?
A: Dat weet ik dus feitelijk niet.
V: Was [naam AIOS 1] op de hoogte dat er een protocol aanwezig was en dat ze deze moest
volgen?
A: Ik ben er van uit gegaan dat ze dat besproken had met [psychiater 1] en/of [FACT-psychiater] . [naam AIOS 1] zei dat alles geregeld was. Ik heb daar niet op doorgevraagd.
Verhoging spiegel
V: Wij tonen u een schema met de laboratoriumwaarden van [slachtoffer] . Waar let u op?
A: Op de leukocyten in eerste instantie. Ik zie alleen op 17 mei 2013 een relatief hoge clozapine spiegel.
V: In het geval van [slachtoffer] op 23 mei staat er een duidelijke verhoging van de drempelwaarde namelijk 14,7. Wat betekent dat?
A: Dat zou een infectie kunnen zijn.
V: Heeft u deze lab uitslagen van [slachtoffer] eerder gezien?
A: Nee.
V: Wat zijn eosinofielen?
A: Daar kan ik geen duidelijk antwoord op geven.
V: Ik heb opgezocht wat eosinofielen zijn en dat wat ik er van heb gevonden is dat het bepaalde witte bloedcellen zijn en dat die gemeten worden bij clozapine voor de bijwerking van cardiomyopathie
A: Ik wist dat cardiomyopathie een zeer zeldzame bijwerking was van clozapine. Ik wist echter niet dat je dat via de eosinofielen kon zien.
V: Op 23 mei wordt er uiteindelijk pas bloed geprikt terwijl op 17 mei bij [naam AIOS 1] al bekend is dat er een verhoogde spiegel is. Kunt u dit uitleggen?
A: Het is aan de late kant.
V: Is het mogelijk om het eerder te doen?
A: Ja, je kan een cito-aanvraag doen, dat betekent een spoedaanvraag.
V: Wat we niet begrijpen is het navolgende. Op 26/4, 2/5, 8/5 werd er bloed geprikt.
Op 2 mei werden er verhoogde leukocyten gezien, maar er werd niet geprikt op
clozapine. Op 17 mei wel en dan ziet men dat het verhoogd is en vervolgens op 23 mei wordt er wederom niet geprikt op clozapine. Hoe zou u dit kunnen verklaren/uitleggen?
A: Ik heb daar geen verklaring voor. Ik zelf zou de medicatie hebben verlaagd en op
korte termijn de spiegel laten bepalen.
V: Wie is volgens u de verantwoordelijke psychiater ten tijde dat [slachtoffer] bij de
spoedeisende hulp op de afdeling verbleef?
A: De heer [psychiater 1] .
V: Als u de uitslagen en de klachten had geweten wat had u dan vermoed wat er aan de hand was?
A: Als ik geweten had van de klachten die u net benoemt, namelijk braken, moe zijn, kortademig zijn hartklachten en de resultaten van het lab zou ik toch denken aan intoxicatie.
V: Gelet op de symptomen en de lab uitslagen had myocarditis (ontsteking hartspier) vermoed moeten worden door de behandelaars. Wat had er dan gedaan moeten worden als behandeling?
A: Dan had ze ingestuurd moeten worden naar een cardioloog in ieder geval naar
ziekenhuis.
V: Wie is daar verantwoordelijk voor volgens u?
A: Dat is toch de afdelingspsychiater en als hij er niet is de vervanger. De arts-assistent zelf heeft daar ook een verantwoordelijkheid in.
Overlijden
V: Hoe had het overlijden van [slachtoffer] volgens u voorkomen kunnen worden?
A: Ik ken niet alle omstandigheden, maar door wat u mij vertelt dan zou ze ingestuurd moeten worden naar een cardioloog.
V: De heer [psychiater 1] hebben we gehoord en die gaf aan dat hij er vanuit ging dat u als
waarnemend psychiater er op toezag dat [naam AIOS 1] het opnameverslag zou maken.
A: Ik vind het een verantwoordelijkheid van [naam AIOS 1] zelf.
38. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 januari 2017, p. 885-891 voor zover inhoudende als verklaring van [opleider] :
V: Wat voor dienstverband had u in 2013 bij [verdachte] ?
A: Full time, verdeeld over verschillende taken. lk viel rechtstreeks onder de Raad van Bestuur. Ik was hoofd opleiding van de psychiatrie opleiding. Dit is de opleiding tot psychiater. Dit is een specialisten opleiding.
V: Wat waren uw werkzaamheden als hoofd opleiding?
A: Zorgen dat de opleiding goed liep. De werkbegeleiding van een opgeleidene viel onder de stafpsychiater van de betreffende afdeling.
V: Dus [psychiater 1] was de werkbegeleider van [naam AIOS 1] ?
A: Als hij de hoofdpsychiater was van de afdeling waarop [naam AIOS 1] werkte, dan klopt dit.
V: Komt het clozapine protocol ook aan de orde tijdens het cursorisch onderwijs?
A: Dit kan aan de orde komen. Clozapine is een middel dat behoorlijk wat bijwerkingen geeft als je het niet goed doseert. Daarom zijn er protocollen en is er een dosering schema. Ook staat beschreven hoe vaak je die bijwerkingen moet monitoren. De werkbegeleider is de persoon die, naar mijn mening, de AIOS moet wijzen op het clozapine protocol. Zeker als de AIOS in het begin van haar opleiding is. En het is de taak van de instelling om te zorgen dat die protocollen er zijn en dat men zich daar aan houdt.
V: En bijvoorbeeld als een AIOS zegt dat zij het protocol wel volgt, omdat zij dit doet naar haar idee. Hoe wordt er gecontroleerd dat het protocol juist wordt gevolgd?
A: Dat moet een werkbegeleider, zeker aan het begin van de opleiding van de AIOS in de gaten houden.
39. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juni 2016, p. 599-603, voor zover inhoudende als verklaring van [centrummanager] :
V: Wat was uw functie in april/mei 2013 en waar was u werkzaam?
A: Ik was centrummanager, werkzaam bij de [verdachte] . Dat betekent dat ik leiding gaf aan 7 afdelingen. De [adres 2] werd als 7e afdeling toegevoegd in januari van dat jaar. lk was medio april/mei 2013 dus een paar maanden leidinggevende van de locatie aan [adres 2] .
V: Wat is uw dienstverband bij [verdachte] ?
A: Ik had een vast dienstverband.
V: Kunt u een omschrijving geven van de functie centrummanager en uw verantwoordelijkheden bij de [verdachte] ?
A: Vooral verantwoordelijk voor de aansturing van het grotere geheel. Financieel, de productie, de kosten en de inkomsten moesten met elkaar in evenwicht zijn. Ik ben meer verantwoordelijk voor de onderlinge samenwerking tussen de teams. [adres 2] werd aan mijn team toegevoegd om meer samenwerking te krijgen tussen de spoedeisende psychiatrie en op de crisisafdeling op de [naam] . Vanaf 1 januari moest er meer samenwerking tussen deze twee afdelingen komen. De crisisafdeling hoorde bij divisie 2 en de opname afdeling van de [adres 2] hoorde bij divisie 1.
Er was een locatiecoördinator op de [adres 2] . Hij heet [getuige 3] zeg ik dat goed?
A: [getuige 3] denk ik ja. [getuige 3] was direct onderdeel van het team, hij was ook in de uitvoerende zorg betrokken. [getuige 3] is ook verpleegkundige.
V: Welke signalen bereikten u over de afdeling aan de [adres 2] ?
A: Als ik nu terug denk, hebben [getuige 3] en ik wel gesproken over de bezetting van het aantal psychiateruren en over de werkdruk op de afdeling.
40. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 december 2016, p. 862-884, voor zover inhoudende als verklaring van [voorzitter Raad van Bestuur] :
V: Wat is uw huidige functie bij de [verdachte] ?
A: Ik ben voorzitter van de Raad van Bestuur.
V: Hoe lang werkt u al in deze functie?
A: Sinds 2006 ben ik benoemd als voorzitter.
V: Wat voor dienstverband had u in 2013 bij [verdachte] ?
A: Vast dienstverband.
V: Wat waren uw werkzaamheden in 2013?
A: De bestuurlijke eindverantwoordelijkheid vorm geven.
V: Wat waren uw verantwoordelijkheden?
A: De bestuurlijke eindverantwoordelijkheid. Ik ben de hoogste baas. De belangrijkste taak is leiding geven aan de [verdachte] . Toezien en voorwaarden creëren op een zo goed mogelijke uitvoering van de zorg aan mensen met vaak zware psychische problemen. Dat je het beleid voorbereidt, uitvoert en ervoor zorgdraagt dat zoveel mogelijk de juiste mensen belast worden met de uitvoering van de taken die ook conform de statuten van de [verdachte] zijn vastgelegd.
V: Welke personen maakten deel uit van de Raad van Bestuur in april/mei 2013?
A: [lid Raad van Bestuur] en ik. Het is een tweehoofdige Raad van Bestuur. Zij is lid van de Raad van Bestuur en ik ben voorzitter.
V: Welke taakverdeling was er tussen de leden?
A: We zijn gezamenlijk verantwoordelijk.
V: Hoe was de structuur van de organisatie in 2013?
A: Deze bestaat uit de Raad van Bestuur. Daaronder zat een directie team wat leiding gaf aan 3 divisies. Elke divisie had een algemeen directeur en een behandel directeur. Onder de divisies had je diverse afdelingen die elk aangestuurd werden door een algemeen manager en een programmamanager. De programmamanager was meer inhoudelijk en de algemeen manager meer beleidsmatig. Er waren drie geneesheer directeuren. Deze waren belast met het toezicht en uitvoering van de BOPZ maatregelen. In deze structuur was de behandeldirecteur van de divisie ook belast met de taak van geneesheerdirecteur. [geneesheer-directeur 1] was voorzitter van het college geneesheer-directeuren.
Opname [slachtoffer]
V: Wat weet u nog over de casus [slachtoffer] ?
A: Ik weet er nog heel veel van. We hebben toen aansluitend een intern onderzoek gelast. Nadat we dat ook met de inspectie hadden kort gesloten. De uitslag van dat onderzoek was voor de Raad van Bestuur aanleiding om met de direct betrokkenen in gesprek te gaan. En ook de vertaling van de conclusies van het interne onderzoek mede te delen. Dat heeft geleid tot een aantal berispingen. En een aantal consequenties m.b.t. dienstverbanden en uiteindelijk ook beëindigen van 1 opleidingssituatie. We als Raad van Bestuur hebben de aanbevelingen die uit het interne onderzoek naar voren zijn gekomen en de conclusies respectievelijk overgenomen en uitgevoerd. Het rapport is naar de inspectie gestuurd en door de inspectie beoordeeld.
V: Volgens het rapport van de interne onderzoekscommissie is de overdracht van
[slachtoffer] mondeling gegaan. Is dit gebruikelijk?
A: Dat is een van de punten die wij achteraf hebben geconstateerd. Hieruit bleek dat de overdracht onzorgvuldig is geweest. Het had ook schriftelijk vastgelegd moeten
worden.
V: Is daar een bepaalde termijn voor?
A: Zo snel mogelijk. Als er te lang tussen zit dan is de overdracht te onzorgvuldig of te beperkt.
Verslaglegging
V: Uit onderzoek is gebleken dat de verslaglegging in de casus van onvoldoende was. Wat kunt u hierover zeggen?
A: Dat het niet conform de richtlijnen is gebeurd en dit wel had moeten gebeuren.
V: Wat was de richtlijn?
A: Er dient een schriftelijk intake verslag te zijn, een schriftelijke overdracht van
gegevens, er moet een persoonlijk begeleider aangewezen zijn, overdracht van
begeleiderschap dient schriftelijk overgedragen te worden. Dat laatste is niet gebeurd in de casus van [slachtoffer] . Rond die overdracht is gebleken dat deze ook op onderdelen onzorgvuldig is geweest. De intake is ook niet schriftelijk vast gelegd.
Wij constateren dat onprofessioneel handelen en handelen van de opleideling die
uiteindelijk niet geschikt is gebleken in combinatie met een aantal communicatie
stoornissen uiteindelijk tot onzorgvuldig handelen heeft geleid.
V: [psychiater 1] werkte al heel lang binnen de instelling en heeft ruime ervaring op die
afdeling. Dat is toch bijzonder dat het zo is gelopen.
A: Op de afdeling waar dhr. [psychiater 1] werkte was er sprake van hectiek die bij hem geleid heeft tot een verhoogde werkdruk. Hij was vaker ziek en hij kon het toch wat moeilijker bolwerken allemaal.
V: Was dat voor [slachtoffer] overlijden ook zo?
A: Mij staat het beeld bij dat hij ook toen al vaker ziek was. De opleideling heeft een aantal essentiële dingen niet goed gedaan. Daar is niet goed op toegezien.
Begeleiding AIOS
V: Hoe was de waarneming geregeld als de vaste supervisor van een AIOS vrij of ziek was?
A: Dat wordt gebruikelijk aan de supervisor overgelaten om dit zelf te regelen. Deze
draagt dit zelf over en regelt zelf vervanging. Ik heb gezien/gelezen dat de verwachtingen tussen de psychiaters onderling verschillend waren. De verwachting was dat als je een taak uitvoert en je uitvalt, je dit zelf overdraagt. Ik weet niet hoe men dat toen onderling regelde.
Kwaliteitssystemen patiënten veiligheid en zorg
A: In het geval van [slachtoffer] is gebleken van een samenloop waarbij meerdere personen op meerdere momenten ten aanzien van één situatie niet goed gehandeld hebben.
V: Wat is na het overlijden van [slachtoffer] veranderd?
A: Het interne rapport is naar de inspectie is gestuurd. Daar hebben we met de inspectie afgesproken dat wij de aanbevelingen breed zouden gaan uitvoeren. De
inspectie heeft dat ook gecontroleerd en het bleek verbeterd.
V: Welke punten waren dat?
A: Bij wijze van voorbeeld: aspecten rond de overdracht, rond vastlegging en het volgen van het specifieke clozapine protocol. De overdracht van de persoonlijk begeleider was ook een aandachtspunt.
V: Wat is het beleid van de [verdachte] op de locatie [adres 2] met
betrekking tot het aantal contactmomenten dat een patiënt moet krijgen op een dag. V: Wij hebben begrepen dat het 7 contactmomenten per dag zijn.
A: Dat is een soort minimum.
V: Wiens verantwoordelijkheid is om die taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (goed) te beschrijven zodat deze duidelijk zijn voor een ieder op de werkvloer?
A: De geneesheerdirecteur en de behandeldirecteur. Wij zijn als Raad van Bestuur
eindverantwoordelijke.
V: De onderzoekscommissie [verdachte] concludeert dat het op haar overkomt dat deze (het hof begrijpt: de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden)
onvoldoende beschreven was (het hof begrijpt: waren). Wat is daarop uw reactie?
A: Die conclusie hebben wij kennis van genomen en daar zijn aanvullende beschrijvingen uit voortgekomen.
41. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2016, p. 836-861, voor zover inhoudende als verklaring van [geneesheer-directeur 1] :
Algemeen
V: Wat is momenteel uw functie binnen de [verdachte] ?
A: Ik ben psychiater en geneesheer-directeur.
V: Hoe lang werkt u als geneesheer-directeur bij de [verdachte] ?
A: Sinds september 1990 werk ik bij de [verdachte] , sinds 2010 als geneesheer directeur
V: Wat voor dienstverband had u in 2013 bij [verdachte] ?
A: Vast dienstverband.
V: Wat waren uw werkzaamheden?
A: Ik was toen, in 2013, ook psychiater, directeur behandelzaken en ik was toen al
benoemd als geneesheer directeur. Toen waren er 3 geneesheerdirecteuren. De heer [vertegenwoordiger van de verdachte] en [geneesheer-directeur 2] waren toen ook geneesheerdirecteur. Er zijn 3 divisies. Elke divisie heeft een Divisiedirecteur, die verantwoordelijk is voor het
reilen en zeilen van de divisie, en een directeur behandelzaken, die over de inhoud
van de behandelingen ‘gaat’. Ik was sinds 1 januari 2013 directeur behandelzaken van de divisie kinderen, jeugd en volwassenen waaronder ook de crisisafdeling viel waar [slachtoffer] was opgenomen.
V: Wat waren uw verantwoordelijkheden?
A: Kort gezegd: zorgen dat het ziekenhuis goed draait maar dat doe ik niet alleen. Dat doe je met het hele ziekenhuis.
Opname [slachtoffer]
V: Wat was er binnen de [verdachte] afgesproken hoe de opname vastgelegd diende te
worden?
A: Er is een opname protocol. Het opnameverslag is het verslag van het opnamegesprek. Dit verslag en de bevindingen van het lichamelijk onderzoek vormen mede de basis voor de behandelovereenkomst en moeten vastgelegd worden in het EPD. Ook wijzigingen in het behandelplan worden vastgelegd in het EPD.
Somatische zorg
V: Wat waren de regels met betrekking tot het screenen en monitoren van de
somatische conditie van patiënten?
A: Dat is ook weer redelijk standaard. Inventarisatie van lichamelijke problemen. Lichamelijk onderzoek vindt bij opname plaats, waaronder bloedafname en eventueel aanvullend onderzoek. Het is de bedoeling dat tijdens de opname de relevante somatiek wordt gemonitord en waar mogelijk worden behandeld.
V: Ziet u de somatische zorg als een onderdeel van de verantwoordelijke
zorgverlening?
A: Ja.
Verslaglegging
V: Wat voor signalen kreeg u door in 2013 m.b.t. de afdeling?
A: De afdeling had het jaar ervoor gehoord dat deze mogelijk zou moeten sluiten. Dit veroorzaakte sterke onrust. De psychiater heeft mij laten weten dat hij het erg zwaar had. Dat signaal heb ik ook gekregen van de arts-assistent. Ze heeft aangegeven dat ze het erg zwaar vond op de afdeling om haar werk goed te kunnen doen. Hoewel het lang geleden is, is het mij goed bij gebleven dat ze het beiden erg zwaar hadden. Het oplossen van dat probleem was erg moeilijk want ook in die tijd was er al een groot psychiater tekort. Ik heb achteraf gezien de ernst van het signaal onvoldoende waargenomen. Dat was relatief kort voor het overlijden van [slachtoffer] .
V: Wat is de gebruikelijke bezetting?
A: Zeg maar een psychiater met 2 arts assistenten. Tijdens de opname van [slachtoffer] was er 1 arts assistent minder door uitval. De aanwezigheid van 2 psychiaters (in deeltijd) heeft de voorkeur, omdat je zo makkelijker vakanties en dergelijke kunt opvangen.
Ik heb achteraf beschouwd de signalen van de psychiater en arts-assistent niet goed geïnterpreteerd. De formatie was krap en het was hard werken, waarbij onderling goede afspraken moesten worden gemaakt.
V: Wat is er veranderd in de organisatie na het overlijden van [slachtoffer] m.b.t. de verslaglegging?
A: Ik weet dat een aantal punten zijn opgepakt. Het hele team is uit elkaar gehaald en de verslaglegging is behoorlijk in de aandacht gekomen. Het was in ieder geval een signaal dat organisatiebreed is opgepakt.
Begeleiding AIOS
V: Welke afspraken zijn er binnen de [verdachte] gemaakt omtrent de waarneming van de vaste supervisor van een AIOS, als deze vrij of ziek is?
A: De afspraak is dat er altijd een vaste waarnemer is. Ik ging er vanuit dat de
crisispsychiaters voor [psychiater 1] waar zouden nemen als hij er niet was. Het ligt niet echt vast.
Clozapine
V: [naam AIOS 1] is huisarts. Wordt zij getoetst op kennis van de richtlijnen van o.a.
clozapine als huisarts?
A: Nee. Clozapine is een specifiek middel binnen de psychiatrie. Zij was 3 weken in
opleiding en was hier niet op afgetoetst.
Verklaring [psychiater 1]
V: We hebben het verweer van de heer [psychiater 1] n.a.v. de tuchtprocedure ingezien. Daarin stelt hij dat hij niet alleen verwijtbaar is, maar dat ook een deel van de
verwijtbaarheid ligt bij de eindverantwoordelijke van de [verdachte] , namelijk de directie (het college van Geneesheer-directeuren) Hoe kijkt u daar tegenaan?
A: Het uiteindelijk overlijden van [slachtoffer] is het gevolg van opeenstapeling van grotere en kleinere fouten die als de keten was doorbroken mogelijk niet tot haar overlijden hadden geleid. Er is sprake van een stapeling van verantwoordelijkheden waarbij ik mijn positie als directeur behandelzaken ook voel en serieus neem.
V: U zegt als de keten was doorbroken. Kunt u ook aangeven op welk punt dat dan had gemoeten?
A: Dat had op vele punten kunnen gebeuren. Of het nu gaat om het maken van een
ECG, bloedafnames, het contact met de familie, de zorg voor patiënte, het signaleren van de somatische problematiek. Op vele plaatsen had de noodlottige keten doorbroken kunnen worden, maar dat is niet gebeurd.
Verweer
A: Een aantal facetten van de zorg zijn niet goed gegaan. Terugkijkend denk ik dat er met name op communicatief gebied veel is mis gegaan. De start van de behandeling ging meteen eigenlijk niet goed. De doelstelling van omzetting van medicatie leidde tot geheel verschillende verwachtingen tussen het behandelteam en patiënte. Er is sprake van moeilijke communicatie tussen de arts-assistent en haar werkbegeleider, [psychiater 1] . Naderhand is ook duidelijk geworden dat de communicatie tussen [naam AIOS 1] en het verpleegkundig team niet goed is gelopen en de communicatie binnen het verpleegkundig team onderling niet goed was. [slachtoffer] trok zich veel terug op haar kamer, hetgeen de communicatie bemoeilijkte. Er was sprake van veel onderlinge irritatie tussen de teamleden. Daarmee bedoel ik tussen [slachtoffer] en het team, tussen de ouders en het team, tussen de artsen onderling en tussen [naam AIOS 1] en het team. Door een stapeling van onvrede gecombineerd met hectiek van de opname afdeling is het verloop van de behandeling niet goed gemonitord door zowel verpleging als artsen. Afspraken rondom de somatische controles zijn niet goed gevolgd. U vraagt
mij door wie. Ik kan u daarop antwoorden door de artsen, verpleging en door [slachtoffer] zelf doordat zij niet mee wilde werken aan onderzoeken. Vanuit deze situatie is de somatische problematiek niet tijdig herkend en adequaat ingegrepen.
42. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in eerste aanleg van de rechtbank Oost-Brabant op 26 maart 2019, voor zover inhoudende als verklaring van [geneesheer-directeur 1] :
U zegt mij dat de AIOS wel degelijk klaagde en zei dat ze het niet aan kon en dat klagen zou ze tegenover mij hebben gedaan. Ik herken de situatie als zodanig ook. Het was fijn geweest als er nog een psychiater was. Vanuit kwaliteitsperspectief had ik het graag anders gewild en had ik graag een tweede psychiater en ondersteuning voor de assistent beschikbaar gehad.
De verbeterplannen (het hof begrijpt: naar aanleiding van het intern onderzoek en het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg) waren:
- Het verpleegkundig team anders samenstellen;
- De teamcoördinator is elders gaan werken;
- De cultuur moest verbeterd worden;
- Er moest een arts-assistent bij komen net als een extra psychiater;
- Er is een bijscholing met betrekking tot clozapine gegeven. Dit is een aantal keer herhaald;
- De organisatie rondom het instellen van clozapine is beter geregeld; er is een clozapine-poli opgezet.
In 2013 was het convenant zodanig dat 30% van de capaciteit afgebouwd moest worden. Het leek toen niet mogelijk om deze stand alone afdeling te laten bestaan, maar we konden deze ook niet missen.
43. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting op 1 februari 2023, voor zover inhoudende als verklaring van [vertegenwoordiger van de verdachte] , geneesheer directeur en vertegenwoordiger van de verdachte:
Alle medewerkers (het hof begrijpt: de medewerkers van de verdachte) die wij hebben gesproken (het hof begrijpt: in het kader van het intern onderzoek dat ten grondslag ligt aan de rapportage ‘intern onderzoek met betrekking tot [slachtoffer] ’ d.d. 9 juli 2013) waren in loondienst. Er was geen sprake van ZZP’ers. Alle personen die destijds bij de zorg van het slachtoffer (het hof begrijpt: de zorg voor [slachtoffer] binnen [verdachte] in de tenlastegelegde periode) waren betrokken, waren in loondienst.