6.1.
RD Systems voert zeven grieven aan en vordert, na eiswijziging, vernietiging van het eindvonnis van 16 november 2022 en:
- alsnog afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] ;
- hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] om binnen zeven dagen na het te wijzen arrest een bedrag van € 21.929,86 (€ 11.750,67 aan vergoeding voor meerwerk en
€ 10.179,19 aan depotbedrag) te betalen, te vermeerderen met contractuele rente, dan wel de wettelijke rente;
- hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] om een bedrag van € 2.195,99 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel BIK te betalen;
- veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten, de kosten van het deskundigenbericht en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
6.4.
Met grief I komt RD Systems op tegen de vernietiging door de rechtbank van de artikelen 9.1 en 10.9 Algemene Voorwaarden II en artikel 5.4.8 Algemene Voorwaarden I op de grond dat deze bedingen onredelijk bezwarend zijn.
6.5.1.
Het hof stelt voorop dat de bedingen waarop RD Systems zich beroept vallen onder de werking van Richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen (hierna: de Richtlijn). Het gaat namelijk om bedingen die door een professionele partij (hier: RD Systems) worden gebruikt in overeenkomsten met consumenten (hier: [geïntimeerden] ), terwijl het geen kernbedingen zijn en over de bedingen niet is onderhandeld.
6.5.2.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Het gaat hierbij vooral om de vraag of de bedingen, waarop RD Systems zich beroept, wijziging brengen in wat zonder de bedingen volgens de nationale regels tussen partijen zou gelden en of de bedingen [geïntimeerden] als consumenten in een juridisch zodanig minder gunstige positie brengen dan die zij zouden hebben op grond van de nationale regels dat om die reden kan worden gesproken van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht (de zgn. vergelijkingstoets, zie onder meer HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800, r.o. 3.8.2 en HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830, r.o. 3.2.3).
6.5.3.
Artikel 6:233 BW is door de Hoge Raad aangemerkt als implementatie van de Richtlijn. Volgens artikel 6:233, aanhef en onder a BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijdse kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Een richtlijnconforme uitleg van deze bepaling brengt mee dat de Nederlandse rechter ambtshalve moet onderzoeken of de bedingen waarop RD Systems zich beroept voor [geïntimeerden] op basis van de Richtlijn oneerlijk zijn (zie HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, r.o.3.5.2-3.6.3 en HR 10 februari 2023, ECLI:HR:NL:2023:198, r.o. 3.8.3). Als die bedingen oneerlijk in de zin van de Richtlijn zijn, zullen zij, ook ambtshalve, buiten beschouwing moeten worden gelaten (zie HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1-3.7.3).
6.5.4.
RD Systems stelt dat het bestreden vonnis van de rechtbank alleen al moet worden vernietigd, omdat de rechtbank partijen niet in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over haar voorgenomen beslissing om de bedingen te vernietigen en daarmee het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Het hof volgt RD Systems hierin niet. Aan RD Systems kan worden toegegeven dat de rechter die ambtshalve onderzoek over de oneerlijkheid van bedingen in algemene voorwaarden overweegt, partijen in de gelegenheid moet stellen zich over dat onderzoek uit te laten en, zo nodig, hun stellingen daarop aan te passen (zie HR 29 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:769, r.o. 5.1.8). Echter, voor zover de rechtbank in eerste aanleg partijen hiertoe niet in de gelegenheid heeft gesteld, is dit in hoger beroep in ieder geval hersteld. Het debat in hoger beroep ziet immers ook op de vraag of de hier aan de orde zijnde bedingen oneerlijk zijn en partijen hebben zich hierover over en weer kunnen uitlaten.
6.6.1.
RD Systems stelt dat de vorderingsrechten van [geïntimeerden] zijn vervallen, omdat zij niet binnen de overeengekomen termijn hebben geklaagd over de door hen gestelde gebreken aan de geleverde woning. In dat verband beroept zij zich op de artikelen 9.1 en 10.9 Algemene Voorwaarden II. Uit deze bedingen (hiervoor geciteerd onder respectievelijk r.o. 4.6) volgt dat vorderingen van [geïntimeerden] in verband met gebreken aan de woning vervallen, indien zij deze gebreken niet binnen acht dagen na levering van de woning (artikel 9.1) of veertien dagen na constatering van de gebreken (artikel 10.9) (schriftelijk en beargumenteerd) hebben gemeld bij RD Systems.
6.6.2.
Zonder deze bedingen zou de wettelijke regeling van de klachtplicht gelden. Op grond van artikel 6:89 BW kan de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken bij de schuldenaar hierover heeft geklaagd.
Deze algemene regel is voor aanneming van werk nader geconcretiseerd in artikel 7:758 lid 3 BW dat bepaalt dat de aannemer ontslagen is van aansprakelijkheid voor de gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (oplevergebreken). Met andere woorden: oplevergebreken moeten bij oplevering worden gemeld op straffe van verval van recht.
6.6.3.
Voor gebreken die niet redelijkerwijs bij de oplevering ontdekt hadden kunnen worden (verborgen gebreken) geldt de hiervoor genoemde algemene regel van artikel 6:89 BW. Daarbij geldt dat enkel (lang) tijdsverloop tussen de ontdekking van het gebrek en de klacht onvoldoende is om schending van de klachtplicht aan te nemen. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten die een beroep op de art. 6:89 BW kunnen dragen, rusten in beginsel op de schuldenaar (in dit geval RD Systems), omdat het door haar gevoerde verweer dat niet tijdig is geklaagd, een bevrijdend verweer is. Het ligt dan ook op haar weg voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit kan volgen op welk moment de schuldeiser ( [geïntimeerden] ) heeft ontdekt of bij een redelijkerwijs van hem te vergen onderzoek had behoren te ontdekken dat de verrichte prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt, alsmede dat het tijdsverloop vanaf dat moment tot aan het moment waarop de schuldeiser geklaagd heeft, zo lang is geweest dat niet kan worden gesproken van een tijdige klacht als bedoeld in de art. 6:89 BW (vgl. HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593).
6.6.4.
Hiertegenover staan de in de bedingen genoemde zeer korte termijnen waarbinnen [geïntimeerden] gebreken in de woning op het spoor moeten komen en vervolgens moeten melden aan RD Systems. Weliswaar staat in artikel 9.1 Algemene Voorwaarden II dat geklaagd moet worden binnen acht dagen na levering van de woning, maar hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen oplevergebreken en verborgen gebreken. Dit betekent dat ook in geval van verborgen gebreken op het niet binnen deze korte termijnen klagen bij RD Systems de vergaande sanctie van verval van recht staat. Volgens RD Systems zijn de bedingen bedoeld als een effectief en doelmatig middel om geschillen te beslechten, maar het hof is met de rechtbank van oordeel dat bij een uitgebreid bouwproject als de woning niet van [geïntimeerden] als consumenten kan worden verwacht dat zij binnen dergelijke korte termijnen (onderbouwd) kunnen klagen over mogelijke (verborgen) gebreken.
6.6.5.
Gelet op het voorgaande worden [geïntimeerden] door de bedingen in een ongunstigere positie gebracht dan wanneer deze bedingen geen onderdeel hadden uitgemaakt van de aannemingsovereenkomst tussen partijen. Hiermee wordt het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten ten nadele van [geïntimeerden] als consumenten ernstig verstoord. RD Systems diende er redelijkerwijs van uit te gaan dat als zij voorafgaand aan het sluiten van de aannemingsovereenkomst afzonderlijk over deze bedingen hadden onderhandeld, [geïntimeerden] deze bedingen niet zouden hebben aanvaard.
6.6.6.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de bedingen oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn en dat deze bedingen buiten beschouwing moeten worden gelaten.
6.7.1.
RD Systems stelt vervolgens dat de vorderingen van [geïntimeerden] moeten worden afgewezen, omdat [geïntimeerden] de woning op 16 juli 2019 in gebruik hebben genomen door vloerverwarming en een cementdekvloer aan te (laten) leggen waardoor de woning op die datum is opgeleverd als bedoeld in artikel 7:758 BW, met als gevolg dat [geïntimeerden] de woning hebben geaccepteerd. Aan deze stelling legt zij artikel 5.4.8 van de Algemene Voorwaarden I ten grondslag (hiervoor geciteerd onder 4.5).
6.7.2.
Zonder voornoemd beding geldt artikel 7:758 lid 1 BW. Op grond van dit artikel wordt het werk als opgeleverd beschouwd na de aanvaarding daarvan door de opdrachtgever. Deze aanvaarding wordt geacht stilzwijgend te hebben plaatsgevonden, indien de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd en de opdrachtgever het werk niet binnen een redelijke termijn keurt en al dan niet onder voorbehoud aanvaardt of onder aanwijzing van de gebreken weigert.
6.7.3.
Uit artikel 5.4.8 van de Algemene Voorwaarden I volgt dat [geïntimeerden] de woning ook worden geacht stilzwijgend te hebben aanvaard, indien zij derden de woning laten betreden om werk uit te voeren aan of in de woning, zonder dat hierbij enig voorbehoud wordt gemaakt. In dit geval staat als niet of onvoldoende onweersproken vast dat (i) RD Systems op enig moment vóór 16 juli 2019 de bouw van de woning heeft stopgezet, omdat zij volgens haar eigen planning op een ander project moest starten, dat (ii) zij daarna nog maar weinig werkzaamheden aan de woning heeft verricht, dat (iii) [geïntimeerden] van de heer Hermans, uitvoerder en contactpersoon in dienst van RD Systems, toestemming hebben gekregen om een vloerverwarming en een cementdekvloer (aan) te laten leggen en dat (iv) deze werkzaamheden niet tot het werk van RD Systems behoorden. Niet blijkt dat de aanleg van de vloerverwarming en de cementdekvloer op enige wijze van invloed is geweest op het werk van RD Systems.
Ook hier geldt dus dat [geïntimeerden] door het beding in een ongunstigere positie worden gebracht dan wanneer het beding geen onderdeel had uitgemaakt van de aannemingsovereenkomst tussen partijen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het beding oneerlijk is in de zin van de Richtlijn en daarmee onredelijk bezwarend voor [geïntimeerden] in de zin dat zij onder de hiervoor vermelde omstandigheden op grond van artikel 5.4.8 van de Algemene Voorwaarden I worden geacht de woning stilzwijgend hebben aanvaard. Dit betekent dat ook dit artikel buiten toepassing moet worden gelaten.
6.7.4.
Het voorgaande betekent dat de woning in ieder geval niet op 16 juli 2019 is opgeleverd. Ook in hoger beroep stelt RD Systems niet dat zij aan [geïntimeerden] op enig moment te kennen hebben gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. RD Systems betwist daarnaast niet dat zij op 22 oktober 2019 aan [geïntimeerden] heeft medegedeeld dat zij geen werkzaamheden meer zou verrichten aan de woning en dat [geïntimeerden] hieruit hebben mogen afleiden dat de woning naar de mening van RD Systems op 22 oktober 2019 klaar was. Evenmin wordt door RD Systems (gemotiveerd) betwist dat, als 16 juli 2019 niet als opleveringsdatum kan worden aangemerkt, daarmee de woning op 22 oktober 2019 is opgeleverd. Voor zover al kan worden gesproken van oplevering in de zin van artikel 7:758 BW, gaat het hof dan ook uit van 22 oktober 2019 als opleveringsdatum.
Beroep op klachttermijn van artikel 6:89 BW
6.11.
Het hof stelt voorop dat de Casco leveringsomvang en de CascoPlus leveringsomvang met name betrekking hebben op de mate waarin de te bouwen en te leveren woning door RD Systems wordt afgewerkt. Hierbij geldt dat de CascoPlus leveringsomvang een hoger afwerkingsniveau kent dan de Casco leveringsomvang.
6.12.1.
De vraag wat partijen over de leveringsomvang zijn overeengekomen, moet worden beantwoord aan de hand van uitleg van de overeenkomst. Hiervoor is niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar ook wat partijen over en weer hebben verklaard, welke betekenis zij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zgn. Haviltex-criterium).
6.12.2.
Op [geïntimeerden] rusten de stelplicht en bij voldoende betwisting de bewijslast van de door hen gestelde uitleg van de overeenkomst. Zij beroepen zich immers op het rechtsgevolg daarvan, te weten dat RD Systems tekort is geschoten uit de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst, omdat zij een aantal posten niet heeft afgewerkt volgens de CasoPlus leveringsomvang.
6.13.1.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de tekst van de aannemingsovereenkomst in ieder geval niet (voldoende) dat partijen (ook) de CascoPlus leveringsomvang zijn overeengekomen. Weliswaar maakt op grond van artikel 5.1 van de bouwovereenkomst ook de CascoPlus leveringsomvang als bijlage 8 integraal deel uit van de bouwovereenkomst (en daarmee van de aannemingsovereenkomst tussen partijen), maar daar staat tegenover dat de tekst van zowel de bouwovereenkomst als de aanvullende overeenkomst voornamelijk verwijst naar de Casco leveringsomvang.
6.13.2.
Zo noemt artikel 2.1 van de bouwovereenkomst uitdrukkelijk ‘Basisprijs van het huis CASCO’, gevolgd door het bedrag € 168.251,00 (exclusief btw). Volgens het specificatieblad (bijlage 5 bouwovereenkomst), dat een overzicht geeft van de totaalprijzen van de verschillende afwerkingsniveaus (Casco, CascoPlus en Sleutel-Op-de-Deur), correspondeert deze prijs met de totaalprijs voor een Casco woning. De totaalprijs voor een Casco Plus woning bedraagt volgens datzelfde specificatieblad € 203.648,00 exclusief btw. Uit het voorgaande maakt het hof op dat partijen in ieder geval de prijs behorend bij de Casco leveringsomvang zijn overeengekomen. De omstandigheid dat [geïntimeerden] bij RD Systems geen standaard woning hebben besteld, maar een woning op basis van een individueel ontwerp, maakt dit niet anders. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, ziet de leveringsomvang niet zozeer op het ontwerp van de woning maar op de mate waarin de woning wordt afgewerkt. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat het individueel ontwerp enige invloed heeft gehad op de door [geïntimeerden] te betalen aanneemsom. [geïntimeerden] voeren op dit punt ook niets concreets aan. Dit had zeker op hun weg gelegen, aangezien de overeengekomen aanneemsom, zoals overwogen, gelijk is aan de prijs die hoort bij een woning die geleverd wordt volgens de Casco leveringsomvang.
6.13.3.
Daarnaast vermeldt artikel 2 van de aanvullende overeenkomst dat op de bouw van de woning de technologie volgens de standaard beschrijving Casco wordt toegepast. Artikel 7 van die overeenkomst vermeldt dat de opdrachtgever ( [geïntimeerden] ) heeft gekozen voor de uitvoering Casco. Ook uit artikel 10 van de aanvullende overeenkomst volgt dat het gaat om een uitvoering Casco. Ten slotte bepaalt ook artikel 11 van de aanvullende overeenkomst (nogmaals) dat de totaalprijs van de bouwovereenkomst en de aanvullende overeenkomst € 168.751,00 exclusief btw bedraagt, de prijs behorend bij de Casco leveringsomvang. Hierbij wordt (opnieuw) uitdrukkelijk ‘CASCO excl. fundering’ genoemd.
6.13.4.
[geïntimeerden] stellen niets over wat partijen voorafgaande en tijdens het sluiten van de aannemingsovereenkomst op dit punt over en weer hebben verklaard. Wel heeft [geïntimeerde 1] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bevestigd dat bij de offerte die RD Systems voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst heeft uitgebracht, beschrijvingen waren gevoegd van alle drie de mogelijkheden in leveringsomvang (Casco, CascoPlus en Sleutel-Op-de-Deur) en dat hij deze allemaal heeft doorgelezen. Hieruit maakt het hof op dat [geïntimeerden] ten tijde van het sluiten van de aannemingsovereenkomst op de hoogte waren van de verschillen in Casco leveringsomvang en CascoPlus leveringsomvang. [geïntimeerde 1] heeft verder verklaard dat hij heeft begrepen dat bij onduidelijkheid in de Casco leveringsomvang teruggegrepen zou worden op de CascoPlus leveringsomvang. Dit impliceert dat [geïntimeerden] in principe een woning met Casco leveringsomvang bij RD Systems hebben besteld. Dat en zo ja in hoeverre, er voor onderdelen zou mogen worden teruggegrepen op de CascoPlus leveringsomvang blijkt echter niet uit de aannemingsovereenkomst en lichten [geïntimeerden] tegenover de betwisting daarvan door RD Systems ook niet nader toe. Daarbij is van belang dat [geïntimeerden] gelet op de verschillende prijzen die voor de verschillende varianten (Casco, CascoPlus en SOD) golden en waarvan [geïntimeerden] op de hoogte waren, onvoldoende hebben uitgelegd dat en waarom [geïntimeerden] , waar zij een prijs hebben betaald passend bij de Casco leveringsomvang, desondanks konden rekenen op (deels) CascoPlus leveringsomvang.
6.18.
Het hof zal hierna de posten, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, afzonderlijk bespreken. Het hof stelt vast dat ook in hoger beroep tussen partijen niet ter discussie staat dat als RD Systems bij één of meer posten is tekortgeschoten, zij hiervan vanaf 26 maart 2021 in verzuim is.
Gipsvezelplaten wanden en gipsplaten plafonds
6.19.1.
[geïntimeerden] stellen dat RD Systems op grond van de artikelen 3.3.4 Casco leveringsomvang en 3.3.4 CascoPlus leveringsomvang verplicht was om op alle plafonds en wanden gips(vezel)platen aan te brengen, maar dat zij dat slechts voor een deel heeft gedaan. De herstelkosten zijn door [X] becijferd op € 550,00 exclusief btw ofwel € 665,50 inclusief btw.
Daarnaast verwijten zij RD Systems dat de wel aangebrachte gipsvezelwanden op een hoogte van 2.300 mm ruim 6 mm uit het lood staan, terwijl een afwijkingsmarge van maximaal 4,6 mm is toegestaan. De kosten voor het te lood stellen van de geplaatste wanden zijn door [X] becijferd op € 1.880,00 exclusief btw ofwel € 2.274,80 inclusief btw.
6.19.2.
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat partijen (alleen) de Casco leveringsomvang en niet (ook) de CascoPlus leveringsomvang zijn overeengekomen. Anders dan RD Systems meent, maakt het aanbrengen van gipsplaten op de plafonds en gipsvezelplaten op de wanden ook onderdeel uit van de Casco leveringsomvang. Artikel 3.3.4 van de Casco leveringsomvang (‘afwerking met gips- en gipsvezelplaten’) bepaalt dat (op enkele uitzonderingen na) in de gehele woning gipsplaten worden gebruikt voor de afwerking van plafonds en dat wanden in de fabriek worden voorzien van gipsvezelplaten.
6.19.3.
Weliswaar bepaalt artikel 3.3.4 Casco leveringsomvang dat de wanden in badkamers met badkuip of douche op sommige plaatsen moeten worden bekleed met geïmpregneerde gipsplaat en dat dit geen onderdeel uitmaakt van de Casco leveringsomvang, maar het door [geïntimeerden] gevorderde bedrag van € 665,50 inclusief btw ziet volgens het rapport van [X] op de ‘plafonds in natte ruimten’. Voor plafonds in de badkamer wordt in de Casco leveringsomvang geen uitzondering gemaakt. RD Systems was op grond van de Casco leveringsomvang dus ook verplicht om op de plafonds van de badkamer gipsplaten aan te brengen. Nu als onweersproken vaststaat dat zij daar geen gipsplaten heeft aangebracht, staat daarmee ook vast dat zij op dit punt is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Het door [X] begrote bedrag van € 665,50 inclusief btw aan kosten voor het alsnog aanbrengen van de plafonds wordt door RD Systems niet betwist, zodat het hof ook hiervan uitgaat.
6.19.4.
Over het verwijt van [geïntimeerden] ten aanzien van de wel aangebrachte gipsvezelwanden, overweegt het hof het volgende. Als onweersproken staat vast dat deze wanden op een hoogte van 2.300 mm ruim 6 mm uit het lood stonden. Volgens RD Systems levert dit echter geen tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst op, omdat uit het rapport van [deskundige] zou blijken dat een wand op een dergelijke hoogte volgens de DIN-norm tussen 7 mm en 16 mm uit het lood mag staan.
Dit verweer passeert het hof. Indien de afwijking van de wanden binnen de Duitse DIN-normen valt, neemt dat niet weg dat de woning in Nederland is gebouwd en daarom (ook) moet voldoen aan de daarvoor in Nederland geldende normen en regelgeving. RD System betwist niet, althans onvoldoende gemotiveerd dat, zoals [X] aangeeft in zijn rapport, volgens de in Nederland geldende normen een maximale afwijking van 4,6 mm is toegestaan. Nu de wanden verder uit het lood stonden, is sprake van een tekortkoming van RD Systems en moet zij de als gevolg hiervan ontstane schade vergoeden. Het hof gaat hierbij uit van het door [geïntimeerden] in dit verband gevorderde bedrag aan herstelkosten van € 2.274,80 inclusief btw, omdat RD Systems dit bedrag evenmin inhoudelijk betwist.
Waterslagen, raam- en deurdorpels buitenzijde
6.20.1.
[geïntimeerden] stellen dat RD Systems verplicht is om in de gehele woning waterslagen, raam- en deurdorpels aan te brengen, maar dat zij dit slechts voor de helft heeft gedaan. [geïntimeerden] vorderen voor het alsnog aanbrengen van de overige waterslagen, raam- en deurdorpels een bedrag van € 1.750,00 exclusief btw ofwel
€ 2.117,50 inclusief btw, zoals begroot door [X] .
6.20.2.
Het hof stelt vast dat RD Systems ook in hoger beroep erkent dat zij de waterslagen, raam- en deurdorpels in de gehele woning moest aanbrengen en dat zij niet volledig aan deze verplichting heeft voldaan. Hiermee staat vast dat RD Systems op dat punt is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
RD Systems betwist echter het door [geïntimeerden] in dat verband gevorderde bedrag aan herstelkosten. Zij voert daartoe aan dat [X] bij de begroting van de herstelkosten is uitgegaan van aluminium dorpels, terwijl zij op grond van de overeenkomst niet verplicht was om aluminium dorpels te leveren. Dit verweer slaagt. Op grond van artikel 3.18.1 van de CascoPlus leveringsomvang kunnen de waterslagen/dorpels (onder meer) worden uitgevoerd in aluminimum. Zoals eerder is overwogen, zijn partijen de CascoPlus leveringsomvang niet overeengekomen. In de Casco leveringsomvang is hierover niets opgenomen. RD Systems is dus niet verplicht de waterslagen/dorpels in aluminimum uit te voeren. [geïntimeerden] weerspreken niet dat RD Systems in dat geval kon volstaan met kunststof dorpels, zodat het hof hiervan uitgaat.
Volgens RD System kost het aanbrengen van de ontbrekende (kunststof) waterslagen/dorpels hooguit € 900,00. [geïntimeerden] brengen hiertegen weliswaar in dat RD Systems dit bedrag niet nader onderbouwt, maar het is juist aan hen om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de schade als gevolg van het niet overal aanbrengen van de waterslagen/dorpels het door hen gevorderde bedrag van € 2.117,50 inclusief btw bedraagt. Nu [geïntimeerden] niet nader onderbouwen dat ook in geval van kunststof waterslagen/dorpels de herstelkosten het door haar gevorderde bedrag zijn, zal het hof deze kosten vaststellen op € 900,00.
6.21.1.
[geïntimeerden] verwijten RD Systems dat zij de houten balken van de pergola’s niet heeft geschilderd, terwijl zij daartoe op grond van de aannemingsovereenkomst wel verplicht was.
6.21.2.
Het hof overweegt dat, anders dan RD Systems meent, wel degelijk in de aannemingsovereenkomst is bepaald op welke wijze de houten balken zouden worden afgewerkt. Artikel 3.4 van de Casco leveringsomvang bepaalt onder meer dat zichtbare houten bouwdelen zoals balken, ramen (indien hout), stutten, balkons en de onderzijde van dak-oversteken standaard worden bedekt met de lazuurkleur palissander. Daarnaast volgt ook uit de tekening nr. 0144BV13 van de te bouwen en leveren woning (bijlage 11 bij de bouwovereenkomst) dat voor de balken van de pergola’s de kleur donkergrijs RAL 7016 ofwel lazuurkleur palissander zou worden gebruikt.
Voor zover RD Systems aanvoert dat partijen in afwijking daarvan hebben afgesproken dat de balken zouden worden gestuukt, laat zij na dit toe te lichten of te onderbouwen. Het hof gaat hier dan ook aan voorbij en gaat ervan uit dat RD Systems op grond van de aannemingsovereenkomst de houten balken had moeten schilderen. Nu zij dat niet heeft gedaan, is zij op dit punt eveneens tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. RD Systems dient dan ook de als gevolg hiervan ontstane schade voor [geïntimeerden] te vergoeden. Tussen partijen is in hoger beroep niet in geschil dat, zoals de rechtbank heeft vastgesteld, de schade is beperkt tot de hoogte van de in de aannemingsovereenkomst hiervoor opgenomen stelpost van € 500,00 exclusief btw ofwel
€ 605,00 inclusief btw.
Uitvoering kolommen pergola’s
6.22.1.
[geïntimeerden] verwijten RD Systems verder dat de kolommen van de pergola’s in hout zijn uitgevoerd en niet, zoals volgens hen overeengekomen, in staal. Ook hier verwijzen zij naar tekening 0144BV13 (die als bijlage 11 onderdeel uitmaakt van de bouwovereenkomst). De door [X] begrote meerkosten voor de uitvoering in staal afgezet tegen de uitvoering in hout bedragen € 1.599,03 exclusief btw ofwel € 1.977,08 inclusief btw.
6.22.2.
Het hof stelt vast dat op voornoemde tekening staat vermeld dat de kolommen in staal worden uitgevoerd. RD Systems betwist ook niet (gemotiveerd) dat partijen de stalen uitvoering van de kolommen zijn overeengekomen. Zij voert echter aan dat zij een houtenskeletbouwer is en [geïntimeerden] op grond daarvan hadden moeten en kunnen weten dat de kolommen van de pergola uiteindelijk in hout zouden worden uitgevoerd. Ook daarin kan het hof RD Systems niet volgen. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de enkele omstandigheid dat RD Systems een houtskeletbouwer is, meebrengt dat de kolommen niet van staal hadden kunnen worden gemaakt.
De mededeling van RD Systems in haar e-mail van 6 juni 2019 dat de kolommen voor de overkapping van hout zijn en dat RD Systems een houtskeletbouwer is en geen staalconstructiebedrijf, maakt dat niet anders. Uit het enkele uitblijven van een reactie van [geïntimeerden] hierop had RD Systems niet mogen afleiden dat [geïntimeerden] instemden met een andere uitvoering van de kolommen dan overeengekomen en op de tekening staat vermeld. Andere feiten en omstandigheden waaruit dit zou blijken, voert RD Systems niet aan. Het hof gaat er dan ook van uit dat RD Systems op grond van de aannemingsovereenkomst gehouden was de kolommen in staal uit te voeren.
6.22.3.
Het verweer van RD Systems dat [geïntimeerden] niet hebben betaald voor een stalen uitvoering maar voor een houten uitvoering leidt evenmin tot een ander oordeel. RD Systems voert in dit verband slechts aan dat de geoffreerde aanneemsom de prijs met houten kolommen betrof, omdat bij de berekening van de aanneemsom wordt uitgegaan van een standaardformule op basis van de door RD System gehanteerde technieken. Nu partijen zijn overeengekomen dat RD Systems een woning volgens individueel ontwerp voor [geïntimeerden] zou bouwen, waarbij de tekening met stalen kolommen integraal onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, mochten [geïntimeerden] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de stalen kolommen verwerkt waren in de prijs. [geïntimeerden] hoefden er niet op bedacht te zijn dat RD Systems gelet op de door haar gehanteerde prijs volgens Casco leveringsomvang daarbij geen stalen, maar houten kolommen zou plaatsen.
6.22.4.
RD Systems voert daarnaast onder verwijzing naar artikel 2 van de aanvullende overeenkomst (geciteerd onder 4.7) aan dat [geïntimeerden] wisten dat het soms nodig was om aanpassingen door te voeren op grond van de door RD Systems gehanteerde technieken en systemen. Voor zover dit artikel al op deze situatie van toepassing is, laat RD Systems ook hier na om toe te lichten waarom op grond van de door haar gehanteerde systemen en technieken een stalen uitvoering niet mogelijk was en/of een houten uitvoering in plaats van een stalen uitvoering noodzakelijk was.
6.22.5.
Verder beroept RD Systems zich op artikel 5.6.8 Algemene Voorwaarden I (geciteerd onder 4.5). Deze bepaling komt erop neer dat indien er vanwege de samenstelling van een RD-woning uit geprefabriceerde standaard delen minder, meer of anders wordt geleverd dan verwacht of gebruikelijk is, de opdrachtgever geen recht heeft op schadevergoeding (compensatie) of op de overeengekomen uitvoering.
Het hof overweegt hierover het volgende. Ook artikel 5.6.8 Algemene Voorwaarden I is een beding in de zin van de Richtlijn. Dit betekent dat hier eveneens (ambtshalve) moet worden onderzocht of deze bepaling oneerlijk is in de zin van de Richtlijn (zie hiervoor onder 6.5.1-6.5.3). Het hof is van oordeel dat dat hier het geval is, omdat het betreffende artikel bij voorbaat het wettelijk recht op schadevergoeding van [geïntimeerden] uitsluit als RD Systems vanwege de samenstelling van de woning (op basis van een kennelijk uitsluitend door haarzelf te maken inschatting) besluit iets anders te leveren dan zij met [geïntimeerden] is overeengekomen. De bepaling wordt daarom op grond van artikel 6:237 aanhef en onder f BW vermoed onredelijk bewarend - en daarmee vernietigbaar - te zijn. RD Systems kan dat vermoeden ontzenuwen, maar dat doet zij niet. Zij voert slechts aan dat de unieke eigenschappen van de houten skeletbouw een stalen uitvoering van de kolommen verhinderen, maar zij laat na dat verder te onderbouwen of toe te lichten. Het hof laat het beding dan ook buiten toepassing.
6.22.6.
Uit het voorgaande volgt dat RD Systems ook door de kolommen van de pergola’s in hout uit te voeren in plaats van in staal tekortgeschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en de hierdoor ontstane schade moet vergoeden. In hoger beroep betwist RD Systems niet dat het door [geïntimeerden] gevorderde bedrag van € 1.977,08 overeenkomt met het verschil in kosten tussen een houten uitvoering en een stalen uitvoering. Het hof zal dan ook van dit bedrag uitgaan.
6.23.1.
[geïntimeerden] stellen dat RD Systems de door haar geplaatste ramen en deuren in de woning niet (voldoende) heeft afgehangen en dat de herstelkosten € 180,00 exclusief btw ofwel € 217,80 inclusief btw bedragen. Volgens hen behoort het (zo nodig meermaals) afhangen van ramen en deuren tot de eisen van goed en deugdelijk werk en valt dit onder de CascoPlus leveringsomvang, wat door RD Systems wordt betwist.
6.23.2.
Deze post komt niet voor toewijzing in aanmerking. Ook hier geldt dat partijen de Casco leveringsomvang zijn overeengekomen en niet (ook) de CascoPlus leveringsomvang. Tussen partijen is niet in geschil dat het afhangen van ramen en deuren geen onderdeel uitmaakt van de Casco leveringsomvang. Dit betekent dat RD Systems op grond van de aannemingsovereenkomst niet verplicht was om de door haar geplaatste ramen en deuren (meerdere malen) af te hangen. Er is dus geen sprake van een tekortkoming.
Afwerking gevel op funderingsplaat
6.24.1.
[geïntimeerden] verwijten RD Systems dat RD Systems de aansluiting van de door haar geplaatste gevel van de woning en de funderingsplaat niet heeft afgedicht, zodat de woning niet wind- en waterdicht was. [X] heeft de herstelkosten begroot op € 743,80 exclusief btw ofwel € 900,00 inclusief btw.
6.24.2.
Het hof overweegt hierover het volgende. Vast staat dat de aanleg van de funderingsplaat geen onderdeel uitmaakte van de aannemingsovereenkomst (zie ook artikel 1.1 van de bouwovereenkomst, geciteerd onder 4.3) en dat [geïntimeerden] in eigen beheer de funderingsplaat hebben laten aanleggen. Dit laat naar het oordeel van het hof echter onverlet dat, anders dan RD Systems meent, de plaatsing van de woning op de funderingsplaat de verantwoordelijkheid van RD Systems is. Zij moest immers de woning op de funderingsplaat bouwen. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen, mochten [geïntimeerden] gelet daarop van RD Systems verwachten dat zij de woning op een zodanige manier realiseerde dat de woning correct aansloot op de ondergrond, zijnde de funderingsplaat. Uit artikel 1.1. van de bouwovereenkomst volgt evenmin dat [geïntimeerden] de aansluiting zelf zouden moeten verzorgen.
6.24.3.
RD Systems voert nog aan dat de fundering en de wanden niet vast met elkaar mogen worden verbonden, omdat de gevelplaten moeten kunnen verluchten. Dit licht zij echter in het geheel niet toe. Bovendien betwist zij niet dat op grond van het Bouwbesluit het opgeleverde werk wind- en waterdicht moest zijn.
6.24.4.
De conclusie is dus dat RD Systems ook op dit punt tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Het bedrag aan herstelkosten van
€ 900,00 inclusief btw aan herstelkosten wordt in hoger beroep evenmin betwist, zodat het hof van dit bedrag zal uitgaan.
6.25.1.
[geïntimeerden] stellen dat RD Systems op grond van de aannemingsovereenkomst vier hemelwaterafvoeren had moeten plaatsen, maar er slechts drie heeft geplaatst. Zij verwijzen ook hier naar de eerder genoemde tekening met nummer 0144BV13. Het ontbreken van één hemelwaterafvoer levert volgens hen een schadepost op van € 80,00 exclusief btw ofwel
€ 96,80 inclusief btw.
6.25.2.
Het hof stelt vast dat RD Systems ook in hoger beroep niet (gemotiveerd) betwist dat partijen de levering en plaatsing van vier hemelwaterafvoeren zijn overeengekomen en evenmin dat er slechts drie zijn geleverd en geplaatst. Volgens RD Systems hebben [geïntimeerden] echter om esthetische redenen afgezien van de plaatsing van de vierde hemelwaterafvoer. Het hof gaat hieraan echter voorbij. Tegenover de betwisting hiervan door [geïntimeerden] laat zij na dit nader te onderbouwen, terwijl dit wel op haar weg gelegen had.
6.25.3.
RD Systems voert daarnaast nog aan dat met drie hemelwaterafvoeren nog steeds ruimschoots wordt voldaan aan de benodigde hemelwaterafvoercapaciteit. Dit kan haar evenmin baten. Ook al zou dat zo zijn, dan neemt dat niet weg dat partijen de levering en plaatsing van vier hemelwaterafvoeren zijn overeengekomen.
6.25.4.
Omdat RD Systems er slechts drie heeft geplaatst, is ook op dit punt sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Het door [X] begrote bedrag van € 96,80 inclusief btw wordt niet door RD Systems betwist, zodat het hof hiervan zal uitgaan.
6.26.1.
[geïntimeerden] stellen een bedrag van € 492,23 exclusief btw ofwel € 519,37 inclusief btw aan kosten te hebben gehad voor de vervanging van de sloten. Zij voeren ter onderbouwing hiervan aan dat RD Systems na de oplevering van de woning heeft geweigerd om de sleutels van de sloten op de deuren en ramen van de woning aan hen te verstrekken. Hierdoor waren zij genoodzaakt de sloten te vervangen, aldus [geïntimeerden]
6.26.2.
Het hof overweegt hierover het volgende. Vast staat dat RD Systems de sloten heeft geleverd en in de ramen en deuren van de woning heeft geplaatst. Daarnaast staat als onweersproken vast dat [geïntimeerden] voor de sloten hebben betaald. Dit wijst erop dat partijen de levering van de sloten zijn overeengekomen. De ongemotiveerde betwisting door RD Systems van haar verplichting tot levering van de sloten is hiertegenover onvoldoende om anders te oordelen. De conclusie is daarom dat [geïntimeerden] recht hadden op afgifte van de sleutels. Dit geldt temeer, omdat de sloten op de ramen en de deuren alleen konden worden bediend met de daarbij behorende sleutels. Door haar weigering om de sleutels af te geven aan [geïntimeerden] is RD Systems tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
6.26.3.
RD Systems dient dus de hierdoor ontstane schade, bestaande uit de kosten voor vervanging van de sloten, te vergoeden. RD Systems betwist echter het door [geïntimeerden] gevorderde bedrag van € 519,37 inclusief btw. Volgens haar is dit bedrag veel te hoog en zouden de kosten voor vervanging van de sloten niet meer bedragen dan € 225,00 inclusief btw. Tegenover deze betwisting onderbouwen [geïntimeerden] het door hen gevorderde bedrag onvoldoende. [X] geeft weliswaar in zijn rapport aan dat de kostenopgave voor de geleverde cilinders ten bedrage van € 181,30 exclusief btw wordt onderbouwd met een factuur en dat op basis van navraag het arbeidsloon voor het uitboren per cilinder € 150,00 inclusief btw bedraagt, maar onderliggende stukken ontbreken. Gelet hierop zal het hof uitgaan van een bedrag van € 225,00 inclusief btw aan kosten voor vervanging van de sloten.
Dakisolatie en dakafschot
6.27.1.
[geïntimeerden] zijn van mening dat RD Systems ook tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ten aanzien van het dak van de woning, omdat het platte dak geen isolatiewaarde of RC-waarde van minimaal 8,3 kan halen en RD Systems geen dakafschot van tenminste 15 mm/m heeft gerealiseerd. Om de minimale isolatiewaarde en het juiste afschot te realiseren, moet het oude dak worden gesloopt en een nieuw dak gebouwd worden, aldus [geïntimeerden] Zij stellen dat hiermee een bedrag van € 24.213,29 exclusief btw ofwel € 29.298,08 inclusief btw is gemoeid, zoals begroot door [X] .
6.27.2.
Het hof stelt vast dat de bijlage bij de aanvullende overeenkomst (productie 2 bij inleidende dagvaarding) specifiek een minimale isolatiewaarde van 8,3 en een afschot van 15mm/m noemt. RD Systems betwist ook niet dat zij op grond van de aannemingsovereenkomst gehouden is om deze isolatiewaarde en deze maatvoering van het afschot te realiseren, zodat het hof van deze verplichting uitgaat. Zij betwist evenmin dat zij deze verplichtingen niet is nagekomen en dat er een geheel nieuw dak moet komen om alsnog de overeengekomen isolatiewaarde en maatvoering te kunnen realiseren.
6.27.3.
Volgens RD Systems komt het niet realiseren van de isolatiewaarde van minimaal 8,3 echter voor rekening van [geïntimeerden] , omdat dit een fout is van de door [geïntimeerden] ingeschakelde architect in de zin van artikel 7:760 BW. Zij licht echter niet (voldoende) toe waarom sprake is van een fout van de architect. Dit had zeker op haar weg gelegen, omdat zij als professionele partij de isolatiewaarde zelf heeft kunnen opmerken in de bijlage die onderdeel uitmaakt van de aanvullende overeenkomst en zij bovendien ook in hoger beroep niet weerspreekt dat zij met de realisatie van dezelfde isolatiewaarde adverteert. Daar komt bij dat zij tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg zelf heeft bevestigd dat het technisch mogelijk is om een dak te ontwerpen en te realiseren met in theorie een isolatiewaarde van 8,3. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat op dit punt sprake is van een fout van de door [geïntimeerden] ingeschakelde architect. Dit betekent dat het niet realiseren van de overeengekomen isolatiewaarde voor rekening van RD Systems komt.
6.27.4.
RD Systems beroept zich daarnaast op artikelen 5.6.7 en 5.6.8 Algemene Voorwaarden I. Hiervoor onder 6.22.5 is al overwogen dat artikel 5.6.8 onredelijk bezwarend is en het daarom buiten toepassing moet worden gelaten. Naar het oordeel van het hof geldt dit ook voor artikel 5.6.7 Algemene Voorwaarden I (geciteerd onder 4.5). Deze bepaling geeft RD Systems de bevoegdheid om in het geval dat een bepaald werk of levering tijdens de uitvoering onmogelijk blijkt of de kosten voor de uitvoering onevenredig hoog zullen zijn, het werk op te schorten of dusdanig te wijzigen dat het werk wel uitvoerbaar is zonder recht voor [geïntimeerden] op compensatie. Ook dit artikel sluit bij voorbaat het wettelijk recht van [geïntimeerden] op schadevergoeding uit als RD Systems op basis van een kennelijk uitsluitend door haarzelf te maken inschatting besluit iets anders te leveren dan is overeengekomen. Het hierdoor op grond van artikel 6:237 aanhef en onder f BW ontstane vermoeden weerlegt RD Systems hier evenmin. Het hof laat artikel 5.6.7 Algemene Voorwaarden I daarom eveneens buiten toepassing.
6.27.5.
RD Systems stelt zich verder met een beroep op artikel 2 van de aanvullende overeenkomst op het standpunt dat het RD-systeem nu eenmaal wijzigingen vereist. Zij laat echter ook hier na om concreet te onderbouwen op welke wijze de overeengekomen isolatiewaarde en maatvoering van het dakafschot de bouw van de woning dan in de weg stonden. Het hof gaat daarom ook daaraan voorbij.
6.27.6.
RD Systems voert ook het verweer dat het niet redelijk zou zijn dat er op haar kosten een nieuw dak zou moeten worden gerealiseerd. Volgens haar voegt een hogere isolatiewaarde van het dak en een dikker dakafschot niets toe, omdat de warmte via ramen weer weglekt. Voor zover RD Systems hiermee stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerden] haar aan de overeengekomen isolatiewaarde en maatvoering houden (artikel 6:248 lid 2 BW), gaat deze stelling evenmin op. RD Systems heeft door zelf met deze waarde te adverteren bij [geïntimeerden] de verwachting gewekt dat deze isolatiewaarde kon worden gerealiseerd. Zoals hiervoor overwogen, betwist RD Systems ook niet dat het technisch mogelijk is om een dak te ontwerpen en te realiseren met in theorie een isolatiewaarde van 8,3. Dat in de praktijk warmte weglekt via de ramen waardoor de overeengekomen isolatiewaarde niet kan worden gehaald, betekent nog niet dat RD Systems ontslagen is van haar verplichting om een dak met een isolatiewaarde van (in theorie) 8,3 te plaatsen. Het beroep van RD Systems op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt dus niet.
6.27.7.
Met betrekking tot het dakafschot voert RD Systems nog aan dat er geen verplichting bestaat om een afschot van tenminste 15 mm per meter te hebben en dat het is toegestaan dat er water op het dak blijft staan, omdat RD Systems gebruik maakt van EPDM dakbedekking. Dit kan haar evenmin baten. Ook al zou dit zo zijn, dan neemt dat niet weg dat partijen een maatvoering van 15 mm/m voor het dakafschot zijn overeengekomen en RD Systems op grond daarvan verplicht was om een dakafschot met die maatvoering te realiseren.
6.27.8.
RD Systems beroept zich ten slotte een rapport van Zinkunie van 16 april 2021, waaruit zou volgen dat het dakafschot goed functioneert en dus geen gebrek oplevert. Dit is echter niet van belang voor de beoordeling of RD Systems ten aanzien van het dakafschot is tekortgeschoten. Zoals de rechtbank al heeft overwogen, verwijten [geïntimeerden] RD Systems niet dat het dakafschot niet goed functioneert, maar dat het niet de overeengekomen maatvoering heeft.
6.27.9.
Het hof komt aldus tot het oordeel dat RD Systems ook ten aanzien van de isolatiewaarde van het dak en de maatvoering van het dakafschot is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en de als gevolg hiervan ontstane schade moet vergoeden. Daarbij kan worden uitgegaan van het door [X] begrote bedrag van
€ 29.298,08 inclusief btw aan kosten voor de realisatie van een nieuw dak, omdat dit bedrag in hoger beroep niet door RD Systems wordt betwist.
6.28.1.
Het voorgaande betekent dat het hof in hoger beroep uitgaat van de volgende tekortkomingen met bijbehorende bedragen inclusief btw (inclusief de door de rechtbank vastgestelde en in hoger beroep niet bestreden tekortkoming ten aanzien van de glaslatten in de voordeur, r.o. 4.30 en 4.31):
ontbrekende gipsplaten plafonds € 665,50
herstel gipsvezelwanden € 2.274,80
waterslagen/dorpels € 900,00
schilderwerk pergola’s € 605,00
uitvoering kolommen pergola’s € 1.977,08
afwerking gevel op funderingsplaat € 900,00
hemelafvoeren € 96,80
vervanging sloten € 225,00
dakisolatie en dakafschot € 29.298,08
glasplatten voor deur pui € 210,66
Totaal € 37.152,92
6.28.2.
Ook het hof is van oordeel dat deze tekortkomingen een gedeeltelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst rechtvaardigt. De aanneemsom zal daarom met € 37.152,92 worden verminderd. Hieruit volgt dat RD Systems aan [geïntimeerden] een bedrag van
€ 37.152,92 (minus het aan [geïntimeerden] vrijgevallen depotbedrag, zie hierna onder r.o. 6.41) zal moeten terugbetalen. Grief IV slaagt dus voor een klein deel.
6.29.
Grief V is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de door RD Systems in reconventie gevorderde bedragen met betrekking tot door haar gestelde meerwerkposten.
Het hof zal deze meerwerkposten hierna afzonderlijk bespreken. Het hof stelt hierbij voorop dat sprake is van meerwerk, als er door RD Systems werkzaamheden zijn verricht die niet deel uitmaken van de aannemingsovereenkomst en waarvoor dus geen bedrag in de overeengekomen aanneemsom is opgenomen, maar wel door [geïntimeerden] gewenst zijn althans die waarvan zij de noodzaak had moeten begrijpen (artikel 7:755 BW en HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:989).
Werkzaamheden ten behoeve van de vergunning
6.30.1.
RD Systems stelt dat zij in opdracht van [geïntimeerden] extra werkzaamheden heeft verricht voor het verkrijgen van de vergunning voor de bouw van de woning. Zij vordert in dit verband een bedrag van € 640,00 voor haar tijdbesteding aan de beantwoording van vragen, beoordeling van stukken en het maken van een inschatting.
6.30.2.
Ook het hof wijst deze vordering af en wel om het volgende. Het is aan RD Systems om tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit de door haar gestelde opdracht van [geïntimeerden] voor de extra werkzaamheden blijkt. RD Systems is hierin echter niet in geslaagd. Volgens haar zou de opdrachtverstrekking blijken uit e-mails van [geïntimeerde 1] van 15, 24 en 27 mei 2019. Het hof kan haar daarin niet volgen. Uit de e-mails is op geen enkele wijze af te leiden dat [geïntimeerden] haar de door haar gestelde opdracht hebben gegeven. Hieruit is evenmin op te maken dat RD Systems extra werkzaamheden ten behoeve van de verkrijging van de vergunning heeft verricht. Ook overigens onderbouwt RD Systems de door haar gestelde opdracht en extra verrichte werkzaamheden niet.
Vertraging wegens ontbreken van bouwaansluiting
6.31.1.
RD Systems vordert een bedrag van € 1.500,00 vanwege vertraging door het ontbreken van een bouwaansluiting. Zij voert daarbij aan dat zij hierdoor de werkzaamheden niet of minder efficiënt heeft kunnen uitvoeren.
6.31.2.
Het hof kan RD Systems ook hierin niet volgen. Vast staat dat de bouw op de geplande datum van 26 juni 2019 is gestart, zodat in dat opzicht geen sprake is van vertraging. Volgens RD Systems zat de vertraging ook niet in de start van de bouw, maar in de uitvoering van de werkzaamheden. RD Systems licht in het geheel niet toe in hoeverre het ontbreken van een bouwaansluiting aan [geïntimeerden] is toe te rekenen, in hoeverre RD Systems door het ontbreken van de bouwaansluiting de werkzaamheden niet of minder efficiënt heeft kunnen uitvoeren en op welke wijze dat vertraging heeft opgeleverd. Bovendien stelt zij niet op welke wijze de door haar gestelde vertraging voor haar heeft geleid tot het verrichten van meerwerk en/of tot schade. Deze meerwerkpost is dus niet toewijsbaar.
Kapotte slagschroefmachine door slechte aggregaat
6.32.1.
RD Systems stelt dat [geïntimeerden] een aggregaat met onvoldoende capaciteit hebben geplaatst waardoor een schroefmachine kapot is gegaan en vordert in dat verband een schadebedrag van € 250,00.
6.32.2.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het de verantwoordelijkheid van [geïntimeerden] was om een aggregaat te verzorgen. [geïntimeerden] betwisten echter dat zij een aggregaat met onvoldoende capaciteit hebben geplaatst en dat als gevolg daarvan een boormachine van RD Systems kapot is gegaan. Tegenover deze betwisting onderbouwt RD Systems haar vordering onvoldoende. Zo voert zij slechts aan dat uit de vele problemen die door het aggregaat werden veroorzaakt al bleek dat het aggregaat niet voldeed zonder concreet aan te duiden welke problemen dat dan waren. Evenmin voert zij feiten en omstandigheden aan waaruit het causaal verband tussen het volgens haar ondeugdelijke aggregaat en het kapot gaan van de boormachine blijkt.
Het door RD Systems gevorderde bedrag moet hierom worden afgewezen.
Minimaal 2x wijzigen van de planning
6.33.1.
RD Systems vordert een bedrag van € 1.700,00 voor het minimaal twee keer wijzigen van de planning. Volgens haar hebben de door haar verrichte extra werkzaamheden in verband met de vergunning, het ontbreken van de bouwaansluiting en het ondeugdelijke aggregaat gevolgen gehad voor de planning.
6.33.2.
Deze vordering kan naar het oordeel van het hof evenmin worden toegewezen. In de eerste plaats is niet komen vast te staan dat RD Systems extra werkzaamheden in verband met de vergunning heeft verricht en dat er problemen zijn geweest met de bouwaansluiting en het aggregaat die hebben gezorgd voor enige vertraging. RD Systems onderbouwt ook niet (voldoende) waarom [geïntimeerden] aansprakelijk zouden zijn voor wijzigingen in de planning en in hoeverre, en waardoor, zij haar planning heeft moeten aanpassen. In de overgelegde e-mail van 24 mei 2019 heeft [geïntimeerde 1] weliswaar bericht dat hij denkt dat de planning moet worden aangepast, maar of dit ook daadwerkelijk is gebeurd, laat staan waardoor blijkt nergens uit.
Meer dan 10 m3 afval afgevoerd
6.34.1.
RD Systems stelt dat zij meer dan 10 m3 afval zou hebben afgevoerd, namelijk totaal 24 m3, en dat op grond van artikel 5.4.7 Algemene Voorwaarden I de kosten voor het meerdere dat is afgevoerd voor rekening van [geïntimeerden] komt. Zij vordert in dat verband een bedrag van € 900,00.
6.34.2.
Ter onderbouwing van haar stelling dat meer dan 10 m3 is afgevoerd, legt RD System facturen van Kicken Transport van 15 juli 2019, 29 juli 2019 en 12 augustus 2019 over. Uit deze facturen kan echter hooguit worden afgeleid dat er tweemaal een container van 9 m3 en eenmaal een container van 6 m3 op het adres van de woning is geplaatst. Hoeveel afval in die containers uiteindelijk is afgevoerd, blijkt nergens uit. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat RD Systems meer dan 10 m3 van de bouwplaats heeft afgevoerd. Hierom moet de vordering al worden afgewezen.
Leveren van materiaal voor en aanbrengen van plafonds en koven
6.35.1.
RD Systems vordert verder een bedrag van € 1.660,03 voor het leveren van materiaal en het aanbrengen van plafonds en koven. Volgens haar is hier sprake van meerwerk, omdat deze werkzaamheden geen onderdeel uitmaakten van het oorspronkelijk overeengekomen werk.
6.35.2.
Het hof gaat net als de rechtbank ervan uit dat RD Systems hierbij doelt op een vergoeding voor het deels aanbrengen van gipsplaten tegen de plafonds in de woning. Het hof heeft hiervoor echter al vastgesteld dat partijen de Casco leveringsomvang zijn overeengekomen en dat het aanbrengen van gipsplaten op de plafonds ook daaronder valt. Dit berekent dat het leveren en het aanbrengen van de gipsplaten deel uitmaken van het overeengekomen werk en dat er dus geen sprake is van meerwerk. Daarom al is het daarvoor gevorderde bedrag van € 1.660,03 niet toewijsbaar.
Extra balken in pergola’s
6.36.1.
RD Systems stelt dat zij extra balken heeft aangebracht in de pergola’s van de woning en dat [geïntimeerden] daarom een bedrag van € 238,00 voor meerwerk aan haar zijn verschuldigd.
6.36.2.
Het hof stelt voorop dat het realiseren van de pergola’s en daarmee het aanbrengen van balken in de pergola’s onderdeel uitmaakt van het overeengekomen werk. Dat er meer balken zijn aangebracht dan overeengekomen, onderbouwt RD Systems tegenover de betwisting daarvan door [geïntimeerden] ook in hoger beroep onvoldoende. Dit kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de foto op pagina 26 van haar memorie van grieven. De foto laat slechts een deel van een pergola zien. Daarnaast maakt RD Systems niet duidelijk hoeveel balken er oorspronkelijk in de pergola’s zouden worden aangebracht en hoeveel balken er extra zijn aangebracht. Nog afgezien daarvan voert zij geen feiten en omstandigheden aan waaruit blijkt dat [geïntimeerden] opdracht hebben gegeven voor het aanbrengen van extra balken en/of waaruit de noodzaak voor het aanbrengen van extra balken blijkt. Gelet hierop kan niet worden gesproken van meerwerk waarvoor [geïntimeerden] een vergoeding zijn verschuldigd. De in verband met extra balken gevorderde meerkosten zijn daarom evenmin toewijsbaar.
WDVS rondom balken pergola’s
6.37.1.
RD Systems stelt dat het aanbrengen van WDVS afwerking rondom de balken van de pergola’s meerwerk is en [geïntimeerden] daarvoor nog een bedrag van € 3.103,00 aan haar moeten betalen.
6.37.2.
Het hof overweegt hierover het volgende. Tussen partijen is ook in hoger beroep niet in geschil dat met WDVS sierstucwerk wordt bedoeld. Op de al eerder genoemde tekening met nummer 0144BV13 staat in detail 8 aangegeven dat rondom de balken van de pergola’s een laag van 2-3 mm aan sierstucwerk wordt geplaatst. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat hiermee specifiek tussen partijen is overeengekomen dat en hoeveel sierstucwerk rondom de balken van de pergola’s zou worden aangebracht en dit dus onderdeel uitmaakt van het overeengekomen werk. Dit betekent dat deze werkzaamheden niet kunnen worden aangemerkt als meerwerk waarvoor [geïntimeerden] nog een afzonderlijke vergoeding zijn verschuldigd. RD System voert in hoger beroep evenmin feiten en omstandigheden aan op grond waarvan hierover anders moet worden geoordeeld.
6.37.3.
Voor zover RD Systems stelt dat zij in opdracht van [geïntimeerden] meer sierstucwerk heeft aangebracht, namelijk ook op de balken zelf, en dat dit nog moet worden vergoed als meerwerk, gaat deze stelling evenmin op. Hiervoor is immers geoordeeld dat partijen voor dat deel in de aannemingsovereenkomst schilderwerk zijn overeengekomen en dat RD Systems onvoldoende heeft onderbouwd dat zij in opdracht van [geïntimeerden] in afwijking daarvan op dat deel sierstucwerk heeft aangebracht. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat RD Systems op eigen initiatief op de balken sierstucwerk heeft aangebracht wat voor haar rekening moet blijven.