Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHSHE:2024:2581

Gerechtshof 's-Hertogenbosch
14-08-2024
24-10-2024
: 22/1783
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2022:4188, Bekrachtiging/bevestiging
Belastingrecht
Hoger beroep

Bij een onjuiste objectafbakening moet bezwaar gemaakt worden tegen de WOZ-aanslag. In een procedure over de watersysteemheffing gebouwd kan de objectafbakening niet ter discussie gesteld worden. Daarnaast is het belastingobject voldoende duidelijk omschreven. Belanghebbende wist om welke woning het ging, ondanks dat het Romeinse cijfer “III” in de objectaanduiding was aangegeven als “iii”. Beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2024/2156
V-N 2024/50.17.18

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/1783

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 27 september 2022, nummer SHE 21/2350 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Waterschap de Dommel te Boxtel,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag watersysteemheffing gebouwd opgelegd van € 19,51 (verder: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof en aanvullende stukken ingediend. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een ‘conclusie van repliek’ en diverse nadere stukken ingediend. De heffingsambtenaar heeft een ‘conclusie van dupliek’ ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De WOZ-waarde is naar de waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op € 99.000.

2.2.

Aan belanghebbende is de aanslag opgelegd. Het aanslagbiljet is gericht aan belanghebbende en vermeldt als adres [adres] . Belanghebbendes woning - het belastingobject - wordt vervolgens op het aanslagbiljet omschreven als [adres] .

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil zijn de volgende vragen:

I. is de objectafbakening voor de berekening van de WOZ-waarde juist?

II. is de aanslag terecht opgelegd ter zake van het op het aanslagbiljet onder de ‘Omschrijving’ genoemde adres?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrond verklaring van het hoger beroep en vermindering van de aanslag met € 1,04. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

Ten aanzien van het geschil

Vraag I

4.1.

Uit het hoger beroepschrift maakt het hof op dat belanghebbende het niet eens is met de objectafbakening voor de Wet waardering onroerende zaken en de daarop gebaseerde WOZ-waarde. Doordat de gemeente bij het vaststellen van de WOZ-aanslag ook een stuk gemeentegrond met perceelnummer [nummer] en een gemeente-bouwwerk (klampmuur) bij het woonhuis van belanghebbende heeft gerekend, is de aanslag volgens hem € 1,04 te hoog opgelegd.

4.2.

De rechtbank heeft met betrekking hiertoe het volgende overwogen:

3.1.

Het punt is echter dat de klachten van eiser over de door hem gestelde onjuiste objectafbakening in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. De heffingsambtenaar heeft er al in de uitspraak op bezwaar – en nogmaals in het verweerschrift – terecht op gewezen dat de objectafbakening en het toekennen van een waarde aan het afgebakende object door de heffingsambtenaar van de gemeente wordt gedaan. In het geval van eiser is dat dus de gemeente Tilburg. Dat volgt uit de relevante bepalingen van de Waterschapswet en de Verordening watersysteemheffing Waterschap De Dommel 2021 (Verordening). Dit is een bewuste keuze van de wetgever geweest, onder andere om te voorkomen dat diverse overheden een object verschillend zouden afbakenen. De heffingsambtenaar moet die afbakening en de daaraan toegekende waarde dan ook volgen. Voor zover eiser meent dat de heffingsambtenaar in afwijking van de toepasselijke wettelijke regels zelf zijn woning als object had moeten afbakenen, kan hij daarin niet worden gevolgd. De heffingsambtenaar moet zich aan de wet houden en kan die niet opzij zetten op basis van het argument dat eiser het met die wet niet eens is of niet kan leven met de uitkomst van de toepassing daarvan.

3.2.

Dit alles betekent dat als eiser het oneens blijft met de wijze waarop zijn woning en het bijbehorende perceel als object is afgebakend, hij hiervoor bij de heffingsambtenaar van zijn gemeente moet zijn. Hij kan dat aan de orde stellen door bezwaar te maken tegen de aanslag onroerend zaakbelasting (OZB)/WOZ-beschikking waarbij aan zijn woning de WOZ-waarde is toegekend.

4.3.

Het hof acht deze overwegingen juist en op goede gronden gegeven en maakt deze tot de zijne. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep inbrengt maakt dat niet anders. De aanslag wordt opgelegd aan de eigenaar van een onroerende zaak, in dit geval aan belanghebbende als eigenaar van zijn woning. De hoogte van de aanslag wordt voor gebouwde objecten bepaald aan de hand van de WOZ-waarde. Over (de juistheid van) de WOZ-waarde in het aanslagbiljet watersysteemheffing 2021 kan het hof in deze procedure geen oordeel geven.

Vraag II

4.4.

De rechtbank heeft met betrekking tot de adressering het volgende overwogen:

4. Eiser stelt tot slot nog dat in de aanslag als omschrijving van het belastingobject staat “ [adres] ” (met kleine in plaats van hoofdletters i), dat dit object niet bestaat en dat daarom – zo begrijpt de rechtbank – aan hem ten onrechte de aanslag is opgelegd. Eiser kan hierin niet worden gevolgd. Met de bedoelde omschrijving wordt een bestaand object aangeduid, te weten eisers woning. Ook kan er geen enkele twijfel bestaan over de vraag ten aanzien van welk object eiser is aangeslagen voor de watersysteemheffing gebouwd. Dat blijkt ook uit de door eiser ingediende (aanvullende) bezwaar- en beroepschriften waarin hij uitvoerig ingaat op de in zijn ogen onjuiste objectafbakening. Daaruit spreekt dat het ook hem zonneklaar was en is dat de aanslag betrekking heeft op zijn perceel (en woning).

5. De heffingsambtenaar is er bij het opleggen van de aanslag van uitgegaan dat eiser volgens het Kadaster per 1 januari 2021 rechthebbende is van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De heffingsambtenaar heeft vervolgens als tarief gehanteerd de in de Verordening voorgeschreven 0,01971% van de heffingsmaatstaf – zijnde de WOZ-waarde van € 99.000 – wat een bedrag van € 19,51 tot gevolg heeft. Uit niets is gebleken dat dit onjuist is. Het gevolg hiervan is dat aan eiser terecht de aanslag watersysteemheffing gebouwd is opgelegd waarbij het juiste tarief is gehanteerd.

4.5.

Ook deze overweging acht het hof juist en op goede gronden gegeven en maakt deze eveneens tot de zijne. De op het aanslagbiljet vermelde omschrijving duidt het belastingobject aan, te weten de woning van belanghebbende.

4.6.

Al hetgeen belanghebbende verder heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof heeft hierbij de door belanghebbende beschreven voorgeschiedenis betrokken die volgens hem heeft geleid tot de onjuiste objectafbakening en adressering van de woning.

Tussenconclusie

4.7.

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

Ten aanzien van het griffierecht

4.8.

Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.

5 Beslissing

Het hof:

  • -

    verklaart het hoger beroep ongegrond;

  • -

    bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door M.E. Smorenburg, voorzitter, A.J. Kromhout en J.K. Lanser, in tegenwoordigheid van F. Marcolina, als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

De griffier, De voorzitter,

F. Marcolina M.E. Smorenburg

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. (Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

  3. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

  4. e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.