27 maart 1987
Eerste Kamer
Rek.nr. 7054
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking in de zaak van:
STICHTING DE SAMENWERKING PENSIOENFONDS voor het Slagersbedrijf,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: Mr. J.G. de Vries Robbe,
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 20 september 1982 ter griffie ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen de Samenwerking - zich gewend tot de Kantonrechter te Amsterdam met het verzoek dat de Kantonrechter de huurprijs zal vaststellen van de bedrijfsruimte, welke door de verweerder in cassatie - verder te noemen de huurder -, wordt gehuurd van de Samenwerking.
Nadat de huurder verweer had gevoerd tegen dat verzoek heeft de Kantonrechter bij tussenbeschikking van 14 februari 1983 gelast dat de stukken van het geding in handen gesteld zouden worden van de in de beschikking genoemde bedrijfshuuradviescommissie, met verzoek schriftelijk rapport en advies te willen uitbrengen met betrekking tot de huurprijs per 1 april 1983 van de in de beschikking genoemde bedrijfsruimte, en verder iedere beslissing aangehouden.
Bij beschikking van 10 september 1984 heeft de Kantonrechter de huurprijs van de bedrijfsruimte vastgesteld zoals in die beschikking is omschreven. Tegen deze beschikking heeft de Samenwerking hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam. Bij beschikking van 29 januari 1986 heeft de Rechtbank bepaald dat de Bedrijfshuuradviescommissie zich zal uitlaten over een in die beschikking omschreven punt, en verder iedere beslissing aangehouden.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft de Samenwerking beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zaak is voor de Samenwerking toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Van Soest strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
De Rechtbank heeft vastgesteld: dat de Kantonrechter zijn beslissing, waarbij hij de huurprijs van de ten processe bedoelde bedrijfsruimte nader heeft bepaald, heeft gebaseerd op het rapport van de Bedrijfshuuradviescommissie van 30 december 1983; dat die commissie in haar advies heeft betrokken een viertal volgens haar vergelijkbare panden, die zij wegens het vertrouwelijk karakter van de ingewonnen gegevens heeft vermeld op een afzonderlijke, aan de Kantonrechter gezonden maar niet aan partijen bekend gemaakte bijlage; dat in soortgelijke, eveneens alleen aan de Kantonrechter gezonden bijlagen door de commissie berekeningen zijn gegeven van de gemiddelde geïndexeerde jaarhuren van de door haar gehanteerde vergelijkingspanden; dat de commissie in haar rapport het gewogen gemiddelde per vierkante meter voor de verschillende ruimten van de onderhavige panden heeft berekend en op die berekening de door haar geadviseerde maandhuur heeft gebaseerd; dat de Kantonrechter die berekening heeft overgenomen.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat bepaalde vertrouwelijke stukken alleen aan de Kantonrechter en niet aan partijen werden bekend gemaakt er niet aan afdoet dat de Kantonrechter niet in strijd is gekomen met voor beslissingen als de onderhavige geldende motiveringseisen door het rapport van voormelde commissie en haar advies alsmede de gronden waarop dit steunde over te nemen en tot de zijne te maken.
Tegen dit oordeel komt het middel terecht op. Het oordeel van de Rechtbank verdraagt zich niet met het beginsel dat de rechter slechts beslist aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven. Dit beginsel ligt ten grondslag aan het op de onderhavige procedure van toepassing zijnde art. 429 1 Rv. en komt ook tot uitdrukking in de Memorie van Toelichting op die bepaling, geciteerd in de conclusie van het Openbaar Ministerie onder 4.3.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 29 januari 1986;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice- president Ras als voorzitter en de raadsheren De Groot, Hermans, Bloembergen en Roelvink, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op 27 maart 1987.