30 januari 1996
Strafkamer
nr. 3413 Besch.
JM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 1 september 1995 op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
1.1. De Rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en aan de bewaarder last gegeven tot teruggave aan [klager] van de onder hem inbeslaggenomen personenauto zoals in bovenvermelde beschikking omschreven.
1.2. De Rechtbank heeft deze beslissing als volgt gemotiveerd:
De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard dat de personenauto onlangs aan de belanghebbende, [betrokkene], is teruggegeven zonder dat hieraan voorafgaand een mededeling van het voornemen tot zodanige teruggave is betekend aan klager/beslagene.
De rechtbank overweegt dat, nu het openbaar ministerie aan hat bepaalde in artikel 118 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering geen toepassing heeft gegeven, het inbeslaggenomen voorwerp dient te worden teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen zodat het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie bij de Rechtbank. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie.
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing .
4. Beoordeling van het middel
4.1. Te dezen doet zich het geval voor:
- dat de beslagene zich op de voet van art. 552a Sv heeft beklaagd over inbeslagneming van een auto, merk Opel Calibra, en over het uitblijven van een last tot teruggave daarvan,
- dat het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave van de auto verzette, en
- dat de Officier van Justitie, zonder het bepaalde in het derde lid van art. 118 Sv te hebben toegepast, de inbeslaggenomen auto heeft doen teruggeven aan een derde, die - (evenals de raadsman van de klager) door de Rechtbank in openbare raadkamer gehoord - heeft verklaard dat de auto inderdaad aan hem is teruggegeven.
4.2. Onder deze omstandigheden stond het de Officier van Justitie niet vrij de auto aan de derde te doen teruggeven en moet het ervoor worden gehouden dat het onderhavige beklag het rechtskarakter heeft van een beklag omtrent het voornemen van de Officier van Justitie om in afwijking van de hoofdregel van art. 118 Sv het inbeslaggenomen voorwerp aan een ander dan de beslagene (de klager) te doen teruggeven, alsof deze teruggave nog niet had plaatsgevonden.
4.3. Ook in zodanig geval zal de rechter in overeenstemming met bedoelde hoofdregel teruggave van dat voorwerp aan de beslagene gelasten, tenzij hij onder de gegeven omstandigheden de overtuiging heeft gekregen dat teruggave van het voorwerp aan de derde op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is.
4.4. Aangezien de Rechtbank blijkens het onder 1 weergegevene niet volgens deze maatstaf heeft overwogen en beslist kan de bestreden beschikking niet in stand blijven en is het middel gegrond.
5. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en verwijzing moet volgen.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam ten einde opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice- president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Beekhuis, Davids, Keijzer en Corstens in bijzijn van de griffier Bogaert, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 1996.