12 oktober 2012
Eerste Kamer
11/01153
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Herstelarrest
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. M.M. van Asperen,
t e g e n
[De moeder], voor zich en in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarigen [kind 1], [kind 2] en [kind 3],
ten tijde van het uitbrengen van de cassatiedagvaarding verblijvende te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G.R. den Dekker.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en de moeder.
1. Het arrest in dit geding
1.1 De Hoge Raad heeft in deze zaak op 21 september 2012 uitspraak gedaan. In rov. 3.8 van dat arrest is bij de verwerping van de aldaar vermelde klachten van de onderdelen 2.1-2.5, wat betreft de onderdelen 2.3-2.5 abusievelijk verwezen naar de gronden, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.27-3.31.
1.2 De Hoge Raad zal deze misslag aldus verbeteren dat rov. 3.8 van het arrest als volgt dient te worden gelezen:
"De tegen rov. 3.6 en 3.8 van het tussenarrest en rov. 6 van het eindarrest gerichte klachten van de onderdelen 2.1 en 2.2 falen op de gronden, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.27-3.28."
1.3 De afdoening van de onderdelen 2.3-2.5 is aldus begrepen onder het overwogene in rov. 3.11.
2. Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert rov. 3.8 van het op 21 september 2012 in deze zaak uitgesproken arrest op de wijze als hierboven vermeld;
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 oktober 2012.